ECLI:NL:RBAMS:2017:6702

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
14 september 2017
Publicatiedatum
18 september 2017
Zaaknummer
13/751528-16
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraken in de rekestprocedure over de overlevering van een persoon aan Portugal in het kader van een Europees Aanhoudingsbevel

Op 14 september 2017 heeft de Rechtbank Amsterdam een tussenuitspraken gedaan in een rekestprocedure met betrekking tot de overlevering van een opgeëiste persoon aan Portugal op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB). De zaak betreft een vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet, ingediend door de officier van justitie. De rechtbank heeft in eerdere zittingen vragen gesteld aan de Portugese autoriteiten over de detentieomstandigheden in de Penitentiaire inrichting Lissabon, waar de opgeëiste persoon mogelijk zal worden gedetineerd. De rechtbank heeft op 1 november 2016 en 6 december 2016 zittingen gehouden, waarbij de identiteit van de opgeëiste persoon is vastgesteld en de detentieomstandigheden zijn besproken. De rechtbank heeft ook de termijn voor uitspraak verlengd, omdat zij niet binnen de wettelijke termijn kon oordelen. Tijdens de zitting van 25 april 2017 is het onderzoek heropend, maar opnieuw geschorst vanwege de detentieomstandigheden. De rechtbank heeft op 7 september 2017 de identiteit van de opgeëiste persoon bevestigd en de detentieomstandigheden opnieuw besproken. De rechtbank heeft de beslissing over de tenuitvoerlegging van het EAB uitgesteld en het onderzoek voor onbepaalde tijd geschorst, terwijl zij verdere vragen aan de Portugese autoriteiten heeft gesteld over de garanties met betrekking tot de detentieomstandigheden. De rechtbank heeft geoordeeld dat de weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW niet aan de orde is, omdat de opgeëiste persoon in hoger beroep vertegenwoordigd was door een advocaat. De rechtbank heeft de zaak heropend en de officier van justitie verzocht om nadere informatie van de Portugese autoriteiten.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751528-16
RK nummer: 16/6341
Datum uitspraak: 14 september 2017
TUSSENUITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 15 september 2016 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 2 mei 2016 door de
Comarca de Aveiro - 1a Seccao Central Criminal, Juiz 5(Portugal) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[naam OP]
geboren te [geboorteplaats] (Portugal) op [geboortedatum] 1975,
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres [adres] ,
gedetineerd in het Huis van Bewaring [naam en locatie HvB] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

Zitting 1 november 2016
De vordering is behandeld op de openbare zitting van 1 november 2016. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. J.J.M. Asbroek.
De opgeëiste persoon heeft zich doen bijstaan door zijn raadsman, mr. H.G. Koopman, advocaat te Amsterdam, en door een tolk in de Portugese taal. De rechtbank heeft het onderzoek geschorst tot de zitting van 6 december 2016 om 09:00 uur, teneinde de officier van justitie in de gelegenheid te stellen de Portugese autoriteit te vragen of de opgeëiste persoon na feitelijke overlevering zal worden gedetineerd in de penitentiaire inrichting in Lissabon en zo ja, om meer informatie te vragen over de materiële invulling van de detentieomstandigheden aldaar.
De rechtbank heeft ter zitting de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak zou moeten doen met dertig dagen verlengd. De reden hiervan is gelegen in het feit dat de rechtbank er niet in slaagt binnen de in de wet bepaalde termijn uitspraak te doen.
Zitting 6 december 2016
Met toestemming van de officier van justitie, mr. K. van der Schaft, de opgeëiste persoon en zijn raadsman is op de openbare zitting van 6 december 2016 het onderzoek hervat in de stand waarin het zich bevond ten tijde van de schorsing. De opgeëiste persoon heeft zich doen bijstaan door een tolk in de Portugese taal.
De rechtbank heeft op 6 december 2016 het onderzoek gesloten en de gevangenhouding van de opgeëiste persoon bevolen. Vervolgens is bij tussenuitspraak van dezelfde datum het onderzoek ter zitting heropend en geschorst voor onbepaalde tijd in verband met de detentieomstandigheden in de Penitentiare inrichting Lissabon. Bij deze tussenuitspraak heeft de rechtbank de beslissing over de tenuitvoerlegging van het EAB uitgesteldDe Penitentiaire inrichting Lissabonrechtbank heeft verstaan dat de beslistermijnen met ingang van 6 december 2016 zijn opgeschort.
Zitting 25 april 2017
Met toestemming van de officier van justitie, mr. K. van der Schaft, de opgeëiste persoon en zijn raadsman is op de openbare zitting van 25 april 2017 het onderzoek hervat in de stand waarin het zich bevond op 6 december 2016. De opgeëiste persoon heeft zich doen bijstaan door een tolk in de Portugese taal. Het onderzoek ter zitting is gesloten, maar bij tussenuitspraak van 9 mei 2017 heropend en wederom geschorst voor onbepaalde tijd in verband met de detentieomstandigheden in de Penitentiaire inrichting Lissabon. De uitstelbeslissing van 6 december 2016 is gehandhaafd.
Zitting 7 september 2017
Met toestemming van de officier van justitie, mr. U.E.A. Weitzel, en de raadsman van de opgeëiste persoon is op de openbare zitting van 7 september 2017 het onderzoek hervat in de stand waarin het zich bevond op 9 mei 2017.
De opgeëiste persoon heeft op 26 augustus 2017 afstand gedaan van zijn recht om ter zitting aanwezig te zijn en heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn raadsman, die daartoe gemachtigd was.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht en vastgesteld dat de bovenvermelde personalia kloppen en dat de opgeëiste persoon de Portugese nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een voor tenuitvoerlegging vatbaar vonnis, definitief geworden op 17 december 2012.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van 5 jaar, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. Van deze straf resteert volgens het EAB nog 5 jaar. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij voornoemd vonnis.
3.1
Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
Door de raadsman is aangevoerd, zakelijk weergegeven, dat de overlevering op grond van artikel 12 OLW moet worden geweigerd. De Portugese justitiële autoriteiten verstrekken wisselende informatie over de vraag of de opgeëiste persoon een gekozen of een toegevoegde advocaat had, waardoor er niet kan worden vertrouwd op de verstrekte informatie. Daarnaast is de opgeëiste persoon in beide hoger beroepsinstanties niet ter zitting aanwezig geweest en had derhalve een verzetgarantie moeten worden verstrekt, wat echter niet is gebeurd.
De officier van justitie heeft gemotiveerd betoogd dat de weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW niet aan de orde is.
De rechtbank overweegt als volgt.
Ingevolge artikel 12, aanhef en onder b OLW wordt overlevering niet toegestaan indien het EAB strekt tot tenuitvoerlegging van een vonnis terwijl de verdachte niet in persoon is verschenen bij de behandeling ter terechtzitting die tot het vonnis heeft geleid, tenzij in het Europees aanhoudingsbevel is vermeld dat, overeenkomstig de procedurevoorschriften van uitvaardigende lidstaat de verdachte op de hoogte was van de behandeling ter terechtzitting en een door hem gekozen of een hem van overheidswege toegewezen advocaat heeft gemachtigd zijn verdediging te voeren en dat die advocaat ter terechtzitting zijn verdediging heeft gevoerd
Bij arresten van 10 augustus 2017 heeft het Hof van Justitie van de Europese Unie in de zaken Tupikas en Zdziaszek (C-271/17 PPU, ECLI:EU:C:2017:628 en C-271/17 PPU, ECLI:EU:C:2017:629) geoordeeld dat het bij de toetsing van artikel 4 bis Kaderbesluit 2002/584/JBZ - aan welke bepaling artikel 12 OLW uitvoering beoogt te geven - gaat om de onherroepelijke laatste beslissing over de schuldigverklaring en/of de uiteindelijke vaststelling van de straf.
Gelet hierop heeft het Openbaar Ministerie op 11 augustus 2017 nadere informatie over de verdediging van de opgeëiste persoon in hoger beroep gevraagd.
Op 31 augustus 2017 hebben de Portugese justitiële autoriteiten hieromtrent nadere informatie verstrekt. Deze informatie houdt het volgende in:
  • de advocaat was in aanwezigheid van de opgeëiste persoon aan hem toegevoegd (in eerste aanleg) en de opgeëiste persoon heeft dat geaccepteerd;
  • de advocaat “
In het bijgevoegde ‘kruisjesformulier’ is weergegeven dat de opgeëiste persoon bij beide beroepsinstanties niet in persoon is verschenen, maar hij zowel “
at the Court of Appeal (second instance)” als “
the Supreme Court of Justice” door zijn advocaat is vertegenwoordigd.
Ter zitting van deze rechtbank van 1 november 2016 heeft de opgeëiste persoon het navolgende verklaard:

De hoger beroepen liepen via mijn advocaat. Hij heeft ook namens mij opgetreden in hoger beroep.
De rechtbank concludeert dat de opgeëiste persoon in het proces in hoger beroep en cassatie is vertegenwoordigd door een door hem gemachtigd advocaat.
Anders dan de raadsman heeft betoogd maakt het hierbij geen verschil dat de gemachtigd advocaat een “public defender” was, die door de rechtbank is benoemd.
Gelet op hetgeen in het EAB en in de aanvullende informatie van de Portugese justitiële autoriteiten is vermeld, in samenhang bezien met de verklaring van de opgeëiste persoon ter zitting van 1 november 2016, is de rechtbank derhalve van oordeel dat de weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW niet aan de orde is. De rechtbank ziet geen aanleiding om de zaak aan te houden om op dit punt wederom vragen te stellen, zoals subsidiair verzocht door de raadsman.

4.Strafbaarheid

Feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW
Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht moet achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit de strafbare feiten heeft aangeduid als feiten vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. De feiten vallen op deze lijst onder nummer 4, te weten:
Seksuele uitbuiting van kinderen en kinderpornografie
Het is in beginsel aan de uitvaardigende justitiële autoriteit om te beoordelen of een feit waarvoor overlevering wordt verzocht al dan niet onder voornoemde lijst valt en welk feit dient te worden aangekruist. Enkel in gevallen waarin sprake is van een evidente tegenstrijdigheid tussen de feitsomschrijving en de aangekruiste categorie zou dit tot de conclusie moeten leiden dat de uitvaardigende justitiële autoriteit het feit niet in redelijkheid heeft aangeduid als feit waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. De rechtbank is van oordeel dat van zo een evidente tegenstrijdigheid geen sprake is.
Volgens de in rubriek c) van het EAB vermelde gegevens is naar het recht van Portugal een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren gesteld.

5.Gelijkstelling met een Nederlander

De opgeëiste persoon heeft zich ter zitting van 1 november 2016 op het standpunt gesteld dat hij ingevolge artikel 6, vijfde lid, OLW met een Nederlander moet worden gelijkgesteld omdat hij gedurende vijf jaar ononderbroken rechtmatig in Nederland heeft verbleven.
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat dit verweer niet slaagt, nu niet is gebleken dat de opgeëiste persoon gedurende vijf jaar ononderbroken in Nederland heeft verbleven.
De opgeëiste persoon heeft zich op 21 augustus 2014 op een adres in [woonplaats] in de Basisregistratie personen geregistreerd. Aangevoerd is dat de opgeëiste persoon toen al gedurende enige jaren regelmatig in Nederland werkte en verbleef. Dit is echter door de opgeëiste persoon niet met documenten onderbouwd.

6.De detentieomstandigheden in de Penitentiaire inrichting Lissabon

In haar (in een andere zaak gedane) uitspraak van 6 oktober 2016
(ECLI:NL:RBAMS:2016:6316) heeft de rechtbank geoordeeld dat er een algemeen en reëel
gevaar bestaat dat personen die in de Penitentiaire inrichting Lissabon zijn gedetineerd, onmenselijk of vernederend worden behandeld. Dit oordeel is gebaseerd op het rapport van het CPT van 26 november 2013 voorzover dit betrekking heeft op de Penitentiaire inrichting Lissabon en een verslag dat de Portugese Ombudsman op 19 januari 2016 heeft opgesteld na een bezoek aan de Penitentiaire inrichting Lissabon.
Bij tussenuitspraak van 6 december 2016 heeft de rechtbank verwezen naar haar uitspraak van 6 oktober 2016 en in de onderhavige zaak geoordeeld dat bovengenoemd risico ook voor de opgeëiste persoon bestaat, kort gezegd omdat hij volgens de verkregen informatie in de Penitentiaire inrichting Lissabon zal worden geplaatst. De rechtbank heeft daarbij verwezen naar het arrest van het Europese Hof van Justitie van 5 april 2016 inzake Aranyosi en Calderaru (C-404/15 en C-659/15 PPU) en het daarin gegeven beoordelingskader.
De directeur-generaal van het Portugese gevangeniswezen heeft op 27 januari 2017 de garantie gegeven dat de opgeëiste persoon maximaal 21 dagen in de Penitentiaire inrichting in Lissabon zal verblijven.
Bij tussenuitspraak van 9 mei 2017 heeft de rechtbank kort weergegeven geoordeeld dat zij vanwege het ontbreken van verdere gegevens over de detentieomstandigheden niet kon beoordelen of het reële gevaar dat aanwezig is door het verblijf van de opgeëiste persoon in de Penitentiaire inrichting in Lissabon door het beperken van de maximale duur van dat verblijf wordt uitgesloten. De rechtbank heeft in dit verband verwezen naar het arrest van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens van 20 oktober 2016, met kenmerk 7334/13 (Mursic/Kroatie).
Thans heeft de Directeur generaal van het Portugese gevangeniswezen bij brief van 31 juli 2017 de volgende garantie gegeven:
“As Director General of the Directorate General for Reinsertion and Prison Services of the Portuguese Ministry of Justice and within the case ID 34563 MDE, with reference to the European Arrest Warrants, and following the additional request by the Amsterdam Court transmitted to this Directorate General after the Declaration of Commitment dated 27th January, 2017, I hereby guarantee that the following individuals:
(…)
iv. [naam OP] , (…);
if surrendered from the Netherlands pursuant to the respective European arrest warrants, in no case will be detained in any of the wards of the Prison Establishment of Lisbon that have been considered inadequate by the European Committee for the Prevention of Torture and inhuman or Degrading Treatment or Punishment, or by the Ombudsman.
Furthermore, I guarantee that the assurance herein shall be recorded in the inmates’ personal penitentiary files.”
De rechtbank overweegt het volgende. Blijkens het verslag van de Ombudsman zijn een aantal van de door het CPT in 2013 geconstateerde ernstige tekortkomingen ten tijde van zijn bezoek in 2016 nog altijd actueel. Met name betreft dit de algemene staat van de “
basement areas” van de B, C, D en E vleugel, maar ook tekortkomingen die niet beperkt zijn tot een concreet omschreven afdeling, te weten: het ontbreken van kunstlicht in cellen, en het ontbreken van een afscheiding van het toilet in meerpersoonscellen. Omdat laatstgenoemde tekortkomingen niet tot een bepaalde afdeling zijn beperkt, is de betekenis van de thans gegeven garantie onvoldoende duidelijk.
De rechtbank ziet daarom aanleiding het onderzoek te heropenen met het oog op de volgende aan de Directeur generaal te stellen vragen:
1. Kunt u bevestigen dat de in uw verklaring van 31 juli 2017 gegeven garantie voorzover deze betrekking heeft op de bevindingen van het CPT en de Ombudsman, inhoudt dat de opgeëiste persoonnietgedetineerd zal worden:
- in de “basement areas” van de B, C, D en E vleugel;
- in cellen waarin het ontbreekt aan kunstlicht;
- in meerpersoonscellen waarin een afscheiding van het toilet ontbreekt?

2. Kunt u bevestigen dat de op 27 januari 2017 gegeven garantie dat de opgeëiste persoon niet langer dan 21 dagen in de Penitentiaire inrichting Lissabon zal verblijven, nog steeds geldig is ?

7.Beslissing

HEROPENTen
SCHORSThet onderzoek ter zitting voor onbepaalde tijd;
VERZOEKTde officier van justitie voornoemde vragen aan de Portugese justitiële autoriteiten te stellen;
HANDHAAFT HET UITSTELvan de beslissing over de tenuitvoerlegging van het EAB;
VERSTAATdat de beslistermijnen opgeschort blijven;
BEVEELTde oproeping van de opgeëiste persoon tegen een nog vast te stellen datum en tijdstip, met tijdige kennisgeving daarvan aan zijn raadsman;
BEVEELTde oproeping van een tolk voor de Portugese taal tegen de nog vast te stellen datum en het nog vast te stellen tijdstip.
Aldus gedaan door
mr. A.J. Dondorp, voorzitter,
mrs. R.A.J. Hübel en A.K. Glerum, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. Y.M.E. Jurgens, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 14 september 2017.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.