ECLI:NL:RBAMS:2017:7303

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
5 oktober 2017
Publicatiedatum
6 oktober 2017
Zaaknummer
13/751054-16
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering van een Portugese opgeëiste persoon in verband met detentieomstandigheden

Op 5 oktober 2017 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een Portugese opgeëiste persoon. De vordering tot overlevering was ingediend door de officier van justitie op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat op 20 november 2015 door de Portugese autoriteiten was uitgevaardigd. De rechtbank heeft de zaak behandeld in het kader van de Overleveringswet (OLW) en heeft zich in het bijzonder gericht op de detentieomstandigheden in Portugal. Tijdens de zittingen op 24 november 2016 en 25 april 2017 is de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en zijn er vragen gesteld aan de Portugese justitiële autoriteiten over de detentieomstandigheden. De rechtbank heeft op 9 mei 2017 de beslissing over de overlevering uitgesteld, omdat er een reëel gevaar bestond voor onmenselijke of vernederende behandeling in de Penitentiaire Inrichting in Lissabon, zoals bedoeld in artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.

De rechtbank heeft op 21 september 2017 opnieuw de zaak behandeld, maar de Portugese autoriteiten hadden nog steeds niet de noodzakelijke aanvullende gegevens verstrekt over de detentieomstandigheden. De officier van justitie heeft verzocht om de beslissing opnieuw uit te stellen, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat de redelijke termijn was overschreden. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de officier van justitie niet-ontvankelijk moest worden verklaard in haar vordering tot het in behandeling nemen van het EAB, en heeft het geschorste bevel tot overleveringsdetentie opgeheven. Deze uitspraak benadrukt de noodzaak van adequate informatie over detentieomstandigheden in het kader van internationale rechtshulp.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM,

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751054-16
RK-nummer: 16/6578
Datum uitspraak: 5 oktober 2017
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 27 september 2016 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 20 november 2015 door de
Comarca de Lisboa – Inst. Central – 1a Secção Criminal(Portugal) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren te [geboorteplaats] (Portugal) op [geboortedag] 1961,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres] ,
hierna te noemen “de opgeëiste persoon”.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 24 november 2016. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. J.J.M. Asbroek.
De opgeëiste persoon heeft zich doen bijstaan door zijn raadsman, mr. S.Ph.Chr. Wester, advocaat te Amsterdam, en door een tolk in de Portugese taal.
De rechtbank heeft het onderzoek op 24 november 2016 geschorst voor onbepaalde tijd om de officier van justitie in de gelegenheid te stellen de Portugese justitiële autoriteit
vragen te stellen over, kort samengevat, de detentieomstandigheden voor de opgeëiste persoon in Portugal.
De behandeling van de vordering is op de openbare zitting van 25 april 2017 – met instemming van de officier van justitie en de opgeëiste persoon – hervat in de stand waarin het zich bevond ten tijde van de schorsing op 24 november 2016. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie, mr. U.E.A. Weitzel.
De opgeëiste persoon heeft zich doen bijstaan door zijn raadsman, mr. S.Ph.Chr. Wester, advocaat te Amsterdam, en door een tolk in de Portugese taal.
De rechtbank heeft ter zitting van 25 april 2017 de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, van de OLW uitspraak zou moeten doen – met terugwerkende kracht – eerst met dertig dagen verlengd en vervolgens de verlengde termijn voor onbepaalde tijd verlengd op grond van respectievelijk het derde en vierde lid van voormeld artikel van de OLW. De reden hiervan is gelegen in het feit dat de rechtbank er niet in was geslaagd binnen de in de wet bepaalde (verlengde) termijn uitspraak te doen.
Op de zitting van 25 april 2017 heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en meegedeeld dat uitspraak zal worden gedaan op 9 mei 2017.
Bij uitspraak van 9 mei 2017 heeft de rechtbank het onderzoek heropend en de beslissing over de overlevering uitgesteld in verband met het oordeel dat vanwege de algemene detentieomstandigheden in de Penitentiaire Inrichting in Lissabon sprake is van een reëel gevaar van onmenselijke of vernederende behandeling, zoals bedoeld in artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (Hierna: Handvest).
De rechtbank heeft het onderzoek opnieuw hervat op de zitting van 21 september 2017 in aanwezigheid van de officier van justitie mr. J.J.M. Asbroek. De opgeëiste persoon heeft zich doen bijstaan door zijn raadsman, mr. S.Ph.Chr. Wester, advocaat te Amsterdam, en door een tolk in de Portugese taal.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Portugese nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een arrestatiebevel van 12 september 2005, uitgevaardigd door – zo begrijpt de rechtbank uit ‘Form A – Supplementary information relating to an extradition’, onder 35 en 240. – ‘Comarca de Lisboa, Processo Comum Colectivo’ (referentienummer: 75/05.6ADLSB). In het EAB in de Portugese taal, is in onderdeel i) achter ‘Processo Comum’ tussen haakjes vermeld: Tribunal Coletivo. Uit een en ander maakt de rechtbank op dat het aanhoudingsbevel is uitgevaardigd door een rechterlijke instantie.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek ter zake van het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan een naar het recht van Portugal strafbaar feit.
Dit feit is omschreven in onderdeel e) van het EAB.

4.Detentieomstandigheden in de uitvaardigende lidstaat

4.1.
Beslissing van de rechtbank ter zitting van 24 november 2016
De rechtbank heeft ter zitting van 24 november 2016 overwogen dat zij bij vonnis van
6 oktober 2016 (ECLI:NL:RBAMS:2016:6316) op grond van informatie van het Europees Comité voor de Preventie van Foltering en Onmenselijke of Vernederende Behandeling of Bestraffing (CPT) uit 2013 en een verslag van de Portugese Ombudsman dat ziet op een bezoek aan de Penitentiaire Inrichting in Lissabon van 19 januari 2016 heeft geconcludeerd dat er in het algemeen een reëel gevaar bestaat dat personen die in de uitvaardigende lidstaat
in de penitentiaire inrichting in Lissabonzijn gedetineerd, onmenselijk of vernederend worden behandeld.
Verder heeft de rechtbank overwogen dat er geen bewijzen zijn dat een dergelijk reëel gevaar – in het algemeen – bestaat voor personen die
in andere penitentiaire inrichtingen dan die in Lissabonzijn gedetineerd.
4.2.
Het oordeel van de rechtbank in haar uitspraak van 9 mei 2017, voor zover hier van belang.
De rechtbank heeft uit de door de Portugese justitiële autoriteiten verstrekte informatie afgeleid dat de opgeëiste persoon na zijn feitelijke overlevering in de penitentiaire inrichting in Lissabon gedetineerd zal worden.
Verder heeft de rechtbank vastgesteld dat de Portugese justitiële autoriteiten geen noodzakelijke aanvullende gegevens hebben verstrekt met betrekking tot de omstandigheden waaronder de opgeëiste persoon naar verwachting in de penitentiaire inrichting in Lissabon zal worden gedetineerd, teneinde te kunnen beoordelen of er voor de opgeëiste persoon een reëel gevaar bestaat van een onmenselijke of vernederende behandeling. De verklaring bij het e-mail bericht van 5 december 2016/25 november 2016 van [persoon] (Eurojust) dat
“procedures are already underway to improve the accomodation conditions, which have support in the budget approved fort his DGRSP”,
levert in dit verband onvoldoende concrete informatie op.
De rechtbank heeft voorts overwogen dat zij wel aanvullende gegevens heeft ontvangen waaruit blijkt dat de opgeëiste persoon na overlevering minimaal 8 tot 15 dagen en maximaal 21 dagen in de penitentiaire inrichting in Lissabon zal verblijven, maar dat zij met het ontbreken van de noodzakelijke aanvullende gegeven niet slechts op basis van de door de Portugese justitiële autoriteiten gegeven garantie over de maximale duur van het verblijf in de penitentiaire inrichting in Lissabon kan concluderen dat voor de opgeëiste persoon na overlevering geen reëel gevaar bestaat van een onmenselijke en vernederende behandeling. De rechtbank heeft voorts overwogen dat zij, als de Portugese justitiële autoriteiten vorenbedoelde noodzakelijke aanvullende gegevens alsnog verstrekken, de duur van het verblijf opnieuw in samenhang met die gegevens kan bezien.
4.3.
Huidige stand van zaken
De rechtbank heeft een “Declaration of Commitment” van 31 juli 2017 ontvangen van de Director General van het
Directorate General for Reinsertion and Prison Servicevan het Portugese Ministerie van Justitie, waarin het volgende is vermeld:
“As Director General of the Directorate General for Reinsertion and Prison Services of the Portuguese Ministry of Justice and within the case ID 34563 MDE, with reference to the European Arrest Warrants, and following the additional request by the Amsterdam Court transmitted to this Directorate General after the Declaration of Commitment dated 27th January, 2017, I hereby guarantee that the following individuals:
(…)
iii. [opgeëiste persoon] , (…)
(...)
if surrendered from the Netherlands pursuant to the respective European arrest warrants, in no case will be detained in any of the wards of the Prison Establishment of Lisbon that have been considered inadequate by the European Committee for the Prevention of Torture and inhuman or Degrading Treatment or Punishment, or by the Ombudsman.
Furthermore, I guarantee that the assurance herein shall be recorded in the inmates’ personal penitentiary files.”
4.4.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft de rechtbank verzocht de beslissing over de overlevering opnieuw uit te stellen. Naar aanleiding van de uitspraak van 14 september 2017 (ECLI:NL:RBAMS:2017:6702) van de rechtbank in de zaak van een andere Portugese opgeëiste persoon is door de officier van justitie op 18 september 2017 aan de Portugese autoriteiten gevraagd om de in die zaak gestelde aanvullende vragen van de rechtbank te beantwoorden. Het is voor de Portugese autoriteiten niet mogelijk om voor deze zitting op 21 september 2017 reeds de antwoorden te verstrekken.
4.5.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat de officier van justitie niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar vordering. De procedure loopt al lang en de Portugese autoriteiten hebben reeds twee kansen gehad, aldus de raadsman. Portugal heeft niet de noodzakelijke aanvullende gegevens verstrekt.
4.6.
Oordeel van de rechtbank: redelijke termijn verstreken
Zoals de rechtbank in haar uitspraak van 14 september 2017 (ECLI:NL:RBAMS:2017:6702) heeft overwogen, is de betekenis van de Declaration of Commitment van 31 juli 2017 haar niet voldoende duidelijk om de
strong presumptionvan schending van artikel 4 Handvest in de Penitentiaire Inrichting in Lissabon te kunnen weerleggen.
Blijkens het verslag van de Ombudsman zijn een aantal van de door het CPT in 2013 geconstateerde ernstige tekortkomingen ten tijde van zijn bezoek in 2016 nog altijd actueel. Met name betreft dit de algemene staat van de “
basement areas” van de B, C, D en E vleugel, maar ook tekortkomingen die niet beperkt zijn tot een concreet omschreven afdeling, te weten: het ontbreken van kunstlicht in cellen, en het ontbreken van een afscheiding van het toilet in meerpersoonscellen. Het is de rechtbank niet duidelijk of de voormelde
declarationook op deze tekortkomingen ziet, of dat deze enkel betrekking heeft op de concreet omschreven afdelingen.
In de genoemde uitspraak van 14 september 2017 heeft de rechtbank aanleiding gezien het onderzoek in de betreffende zaak te heropenen met het oog op – ter verduidelijking van de voormelde garantie – aan de Directeur generaal te stellen vragen.
In het onderhavige geval zal de rechtbank hiertoe niet overgaan. In het onderhavige geval verzoeken de Portugese autoriteiten voor de derde maal de overlevering van de opgeëiste persoon voor feiten gepleegd in 2005. Het betreft een vervolgingsoverlevering, die kort gezegd betrekking heeft op de verdenking van drugshandel. De zaak is op de zitting van 24 november 2016 aangehouden voor het verkrijgen van nadere inlichtingen over de Penitentiaire Inrichting in Lissabon en bij uitspraak van 9 mei 2017 heeft de rechtbank de beslissing op het overleveringsverzoek uitgesteld. De opgeëiste persoon verkeert momenteel 11 maanden in onzekerheid over de uitkomst van het overleveringsverzoek, terwijl de
strong presumptionvan onmenselijke of vernederende detentieomstandigheden in de Penitentiaire Inrichting in Lissabon voor de opgeëiste persoon nog niet is weerlegd.
Onder verwijzing naar de uitgangspunten dienaangaande van de rechtbank, zoals uiteengezet in haar uitspraak van 26 januari 2017 (ECLI:NL:RBAMS:2017:414) onder 5.3.3 en 5.4.3, is de rechtbank van oordeel dat dit betekent dat de redelijke termijn in het onderhavige geval is overschreden en dat de officier van justitie daarom niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar vordering tot het in behandeling nemen van het EAB.

6.Beslissing

VERKLAARTde officier van justitie niet-ontvankelijk in haar vordering tot het in behandeling nemen van het EAB.
HEFT OPhet – geschorste – bevel tot overleveringsdetentie.
Aldus gedaan door
mr. A.J. Dondorp, voorzitter,
mrs. A.K. Glerum en B. Poelert, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D. Smeets, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 5 oktober 2017.
De jongste rechter is buiten staat deze uitspraak mede te ondertekenen
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze tussenuitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.