Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
uitspraak van de meervoudige kamer van 17 augustus 2017 in de zaak tussen
[eiser] , te [woonplaats 1] , eiser,
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam,
Procesverloop
Overwegingen
“Het wetsvoorstel geeft gemeenten de mogelijkheid tot het sturen op de woonruimteverdeling en de woonruimtevoorraad. Sturen op de woonruimtevoorraad kan door het instellen van een splitsings-, onttrekkings-, samenvoegings- en omzettingsvergunning. Het instellen van deze vergunning dient in de huisvestingsverordening te zijn benoemd. Ook de sturing op de woonruimtevoorraad dient afgebakend te zijn naar prijsgrens, woningtype en gebied. Hierbij kan het net als bij de sturing op de woonruimteverdeling gaan om huurwoningen en koopwoningen. In het wetsvoorstel is ook voor de sturing op de woonruimtevoorraad geen prijsgrens opgenomen. Ook hierbij geldt dat regio’s in Nederland verschillen en dat lokaal daar gestuurd moet worden waar nodig. Net als in de vigerende Huisvestingswet hoeft de prijsgrens niet dezelfde te zijn als bij woonruimteverdeling. Het gaat om een ander doel en daarbij kan wat betreft de prijsgrens een andere afweging gemaakt worden. Voor elke sturing geldt dat gemeenten deze dienen te onderbouwen en democratisch dienen te laten vaststellen door de gemeenteraad”. [1]
dat sturing via de huisvestingsverordening zich moet beperken tot die gebieden, woningtypen en prijsklassen waar de schaarste betrekking op heeft. Dit kan een buurt, wijk, stadsdeel of gemeente zijn”. [3] Sturing kan dus ook betrekking hebben op de hele gemeente, zoals in Amsterdam het geval is.
Tweede woning
Een tweede woning mag daarnaast uitsluitend in gebruik zijn als een tweede verblijf en ook uitsluitend gedurende die periode zonder vergunning aan de woningvoorraad worden onttrokken. Wordt niet meer aan de voorwaarden voldaan, bijvoorbeeld door de woning voor korte of langere perioden te verhuren aan derden, dan vervalt de vrijstelling en is sprake van ander gebruik dan bewoning, waarvoor een vergunning is vereist. Een voorbeeld hiervan is het al dan niet incidenteel verhuren van een tweede woning aan toeristen”. In het bestreden besluit heeft verweerder getoetst of het geval van eiser onder deze uitzondering valt. De rechtbank acht dat niet onbegrijpelijk omdat, blijkens de zich in het dossier bevindende notitie van het telefoongesprek tussen [naam 1] van de gemeente en eiser op 20 april 2016, eiser heeft aangegeven dat de woning als ‘tweede woning’ werd gebruikt. De notitie vermeldt dat eiser heeft aangegeven dat hij in [woonplaats 2] woont en zijn woning in Amsterdam heeft aangehouden. Zijn vrouw werkt in Amsterdam en verblijft af en toe in de woning en af toe wordt de woning aan toeristen verhuurd. De notitie vermeldt verder dat eiser heeft aangegeven dat het klopt dat er niemand op het adres staat ingeschreven, omdat er niemand woont. In zijn bezwaarschrift heeft eiser aangegeven dat hij en zijn partner de woning als tweede woning gebruiken en dat hun hoofdverblijf in [woonplaats 2] is. Eiser en zijn partner verblijven gemiddeld drie dagen per week in Amsterdam, zo staat in het bezwaarschrift.
Beslissing
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 17 augustus 2017.
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
wettelijk kader
Reikwijdte vergunningplicht
bestuurlijke boete