4.3.3.In het onderhavig geval is sprake van tegoeden op bankrekeningen die volgens het Openbaar Ministerie vatbaar zijn voor verbeurdverklaring. De rechtbank dient in dit geval dus te beoordelen of het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring van deze bedragen zal uitspreken.
4.3.4.1. [vader klager 2 en 3] heeft naar aanleiding van vragen van de FIOD in zijn achtste verhoor onder meer het volgende verklaard:
V: Wanneer is er onroerend goed op naam gezet van [klaagster 1 ] BV?
A: Op 26 augustus 2016. Tenminste het onroerend goed in Utrecht. Steenderen en Hengelo op 1 april en 8 april 2016.
V: Wat was de waarde van het onroerend goed dat in [klaagster 1 ] BV zat ongeveer toen uw kinderen [klaagster 1 ] overnamen.
A: Het pand in Utrecht is gekocht voor 1,7 miljoen euro. Het pand in Steenderen voor 150.000 euro en Hengelo 125.000 euro. Dus er is voor een kleine 2 miljoen euro onroerend goed aangekocht.
V: Hoeveel hypotheek zat er op deze panden toen de kinderen de aandelen verkregen?
A: Ik geloof in totaliteit 1,3 miljoen euro. Dit geld was afkomstig van obligatiehouders in [stichting] en [stichting nr 2] . U vraagt mij waar de andere 7 ton vandaan is gekomen. Dat moet u aan [persoon 4] vragen. Dat is mijn afdeling niet geweest. [persoon 4] heeft de hele begeleiding gedaan en klaar. [persoon 4] ging over de koop- en verkoop van panden en wat het waard was en waar het voor verkocht kon worden.
V: Dat was dan een koopje voor de kinderen, vindt u ook niet. Een bv met 2 miljoen euro aan onroerend goed en een hypotheek van 1,3 miljoen kunnen kopen voor € 15.000?
A: Ja dat klopt. Wat moet ik hier anders voor antwoord op geven.
4.3.4.2. In zijn negende verhoor heeft [vader klager 2 en 3] het volgende verklaard:
V: Kent u [persoon 5] uit [plaats] ?
A: Ja.
V: Wanneer bent u voor de eerste maal in contact gekomen met [persoon 5] ?
A: In december 2016 bij de notaris in [plaats] . lk had een hypothecaire lening gesloten met [getuige] van € 500.000. De lening was voor [klaagster 1 ] BV. We waren bezig om alle panden te verkopen maar we wisten dat dit nog wel even ging duren. We wilden de beleggers de rentes betalen en twee beleggers wilden hun inleg terug. We wilden financieel wat ruimer in ons jasje komen te zitten. Hiervoor wilden we extern geld aantrekken. We hadden wel geld genoeg om de rentes uit te betalen en de twee beleggers hun inleg terug te betalen maar dan zou al het geld op zijn. De twee beleggers zijn [persoon 2] die € 25.000 had ingelegd en de heer [persoon 6] die € 5.000 had ingelegd. We hadden verder nog wat disputen en hadden dus nog wel wat geld tegoed maar om iets ruimer in ons jasje te zitten hebben we de lening afgesloten. U vraagt mij of [persoon 2] en [persoon 6] ook daadwerkelijk zijn terugbetaald toen het geld binnenkwam. Het antwoord is neen. De rentes zijn wel betaald.
V: Waarom niet?
A: Dat was niet nodig.
V: Op 4 april 2017 heeft getuige [getuige] een verklaring afgelegd. Hij verklaarde onder meer dat [klager 2] bij de notaris de hypothecaire akte heeft ondertekend als rechtsgeldig vertegenwoordiger van [klaagster 1 ] BV, zijn vader er bij zat, zijn vader zei dat dit zijn zoon was en hij een hand kreeg en dat dat het was, zijn vader het woord deed en dat de zoon weinig heeft gezegd. Wat was uw betrokkenheid bij [klaagster 1 ] BV waardoor u aanwezig was bij de ondertekening van de hypothecaire akte bij de notaris?
A: Gewoon ik ging met mijn zoon mee. Mijn zoon had nog nooit zoiets gedaan. Dat ik het woord heb gedaan klopt wel maar er werd niet zoveel gezegd.
V: Uw zoon is van [geboortedatum klager 2] -1991 dus 25 jaar op het moment van ondertekenen van de akte. Waarom was u daarbij en deed u het woord, kan hij zijn eigen boontjes niet doppen?
A: Ik ging gewoon mee als zijn vader en zijn adviseur, niet meer en niet minder.
V: Wij hielden u vanmorgen voor dat wij vermoeden dat u de feitelijke leiding had binnen [klaagster 1 ] BV en niet uw zoon. Dat komt hierin toch tot uitdrukking?
A: Ik heb ook nooit gezegd dat mijn zoon dit heeft. U vraagt mij wie dan. In deze zaak had ik de feitelijke leiding ja dat klopt.
V: Samengevat zien we op de bovengenoemde prints van de bankrekeningen van uw zoon dus het volgende. Er wordt € 200.000,00 overgeboekt van [klaagster 1 ] BV naar de bankrekening [rek.nr. 2 klager 2] ten name van uw zoon. Vervolgens wordt € 195.000 vanaf deze bankrekening overgeboekt naar bankrekening [bankrek.nr. 1] eveneens ten name van uw zoon vanaf deze rekening gaat € 150.000,00 weer terug naar [rek.nr. 2 klager 2] ten name van uw zoon. Daarna wordt € 150.000,00 vanaf deze bankrekening [rek.nr. 2 klager 2] ten name van uw zoon overgeboekt naar [rek.nr. klager 2] ten name van uw zoon. Al de boekingen hebben plaats binnen het tijdsbestek van 8 december 2016 tot en met 24 januari 2017. Waarom vinden deze overboekingen plaats?
A: Omdat wij een beslaglegging hadden bij de SNS bank en we bang waren dat ze dat ook gingen doen bij andere banken. Mijn idee is het toen geweest om het geld even op andere bankrekeningen te parkeren. De SNS bankrekening waarop beslag werd gelegd, was van [stichting] dat staat voor [stichting] . Dat is [stichting] zoals u het noemt. Dit beslag was op deze bankrekening gelegd door de familie [persoon 1] . Omdat de kinderen van de heer [persoon 1] vinden dat [persoon 1] het niet helemaal goed had gedaan. De kinderen vonden hun vader namelijk niet toerekeningsvatbaar om deze transacties te doen. En daarmee bedoel ik de belegging in [stichting] . Ik denk dat het € 100.000 was wat hij heeft ingelegd.
V: Maar waarom bent u dan bang dat anderen ook beslag zouden leggen. Het zijn immers toch solide beleggingen?
A: Ja het zijn solide beleggingen maar ik vertrouw niemand meer en daarom heb ik de gelden overgeboekt naar de bankrekeningen van mijn kinderen.
V: Wie heeft deze overboekingen vanaf de bankrekening van [klaagster 1 ] BV naar de bankrekeningen van uw zoon gedaan?
A: Ik.
V: Wat vond uw zoon hiervan, zomaar een schip met geld op zijn rekening?
A: Helemaal niets, hij wist waar het voor was. Hij wist dat het gewoon geparkeerd werd voor [klaagster 1 ] BV. Mijn dochter wist dit ook. Dat is ook de reden dat er een rekening is geopend bij KNAB. lk heb tegen mij zoon gezegd dat hij een aparte rekening moest openen op zijn naam bij de KNAB bank. Dan was het allemaal transparant. lk heb hem ook gezegd dat hij een rekening moest openen bij de KNAB op naam van [klaagster 1 ] BV. Dan kon dit geld weer daarnaar overgeboekt worden. Dan was het allemaal overzichtelijk voor ons.
V: Heeft u met uw zoon besproken dat het geld van [klaagster 1 ] BV op zijn bankrekening geparkeerd zoals u dat noemt zou worden en heeft hij hiervoor toestemming verleend?
A: Ik heb hem medegedeeld dat het zou gaan gebeuren. lk kan me niet herinneren dat hij daar toestemming voor heeft verleend. lk heb het hem ook niet gevraagd. lk heb hem gewoon medegedeeld dat ik het daar zou gaan parkeren. Dit geldt ook voor mijn dochter.
DOC-174 (Getoond wordt vervolgens aan de verdachte een print van mutaties op de bankrekening met nummer [bankrek.nr. 2] op naam van [klager 3] .)
V: We zien op de print dat op de bankrekening van uw dochter op 9 december 2016 € 100.000 wordt bijgeschreven en op 12 december 2016 € 50.000. De overboekingen zijn afkomstig van bankrekening [bankrek.nr. 3] ten name van [klaagster 1 ] BV. Wat kunt u hierover verklaren?
A: Hiervoor geldt hetzelfde als voor wat ik net verklaarde bij mijn zoon hierover. Het is geld van [getuige] en ik wilde voorkomen dat er beslag op gelegd zou worden.
V: Wie heeft deze overboekingen vanaf de bankrekening van [klaagster 1 ] BV naar de bankrekeningen van uw dochter gedaan?
A: Ik.
V: Wij weten dat er voor veel minder beslag is gelegd dan de € 350.000 die is overgeboekt naar de bankrekeningen van uw zoon en dochter. Wat is er dan met de rest gebeurd van de
€ 350.000 die geparkeerd stond op de bankrekeningen van uw kinderen?
A: Er is helemaal geen geld van de bank gehaald door ons. Er zijn rekeningen betaald en er is geld overgemaakt naar obligatiehouders omdat de rentes betaald moesten worden. Er is een keer € 35.000 contant opgenomen in verband met de bedreiging. Die zaak loopt bij de recherche. De daders zijn opgepakt.
DOC-139 (Getoond wordt vervolgens aan de verdachte een print van mutaties op de bankrekening met nummer [rek.nr. klager 2] op naam van [klager 2] .)
V: We zien op 08-02-2017 een overboeking van € 7.000 naar [persoon 7] . Dit is geld van [klaagster 1 ] BV wat volgens u geparkeerd is op deze bankrekening van uw zoon om beslag te voorkomen. U verklaarde eerder dat [persoon 7] een vriendin van u is op de Filipijnen. Waartoe dient deze overboeking?
A: Dat is een overboeking in verband met een verbouwing. Dit is voor een nieuwe badkamer in het appartement wat wij daar destijds hebben gekocht.