ECLI:NL:RBAMS:2017:4443

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
8 juni 2017
Publicatiedatum
23 juni 2017
Zaaknummer
13/751371-17
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak over de vordering tot overlevering op basis van een Europees Aanhoudingsbevel met betrekking tot detentieomstandigheden in Bulgarije

Op 8 juni 2017 heeft de Rechtbank Amsterdam een tussenuitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de autoriteiten in Bulgarije. De zaak betreft de opgeëiste persoon, geboren in 1990 in Bulgarije, die wordt verdacht van diefstal en opzetheling. De rechtbank heeft de vordering tot overlevering behandeld in aanwezigheid van de officier van justitie, mr. J.J.M. Asbroek, en de raadsman van de opgeëiste persoon, mr. P. van Kerkhof. Tijdens de zitting is vastgesteld dat de rechtbank meer tijd nodig heeft om een uitspraak te doen, omdat zij niet binnen de wettelijke termijn kan beslissen. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak met 30 dagen verlengd.

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon bevestigd en onderzocht of de feiten waarvoor overlevering wordt verzocht, voldoen aan de eisen van dubbele strafbaarheid. De rechtbank concludeert dat de feiten, zoals die zijn omschreven in het EAB, ook naar Nederlands recht strafbaar zijn. Daarnaast heeft de rechtbank aandacht besteed aan de detentieomstandigheden in Bulgarije, waarbij zij verwijst naar eerdere uitspraken en rapporten van het Europees Comité voor de Preventie van Foltering. De rechtbank is van mening dat de informatie die door de Bulgaarse autoriteiten is verstrekt, onvoldoende is om te garanderen dat de opgeëiste persoon niet het risico loopt op onmenselijke of vernederende behandeling in de gevangenis in Lovech.

De rechtbank heeft daarom besloten de beslissing over de overlevering uit te stellen totdat er aanvullende informatie is ontvangen van de uitvaardigende autoriteit. Dit betekent dat het onderzoek ter zitting voor onbepaalde tijd wordt geschorst en dat de oproeping van de opgeëiste persoon en de tolk voor een toekomstige zitting zal worden geregeld. De rechtbank benadrukt dat er geen gewoon rechtsmiddel openstaat tegen deze uitspraak, zoals bepaald in de Overleveringswet.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM,

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751371-17
RK-nummer: 17/2841
Datum uitspraak: 8 juni 2017
TUSSEN-UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 19 april 2017 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 10 januari 2017 (ontvangen op 28 maart 2017) door de
District Prosecutor’s Officete Ruse (Bulgarije) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren te [geboorteplaats] (Bulgarije) op [geboortedatum]1990 ,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [GBA-adres]
,
hierna te noemen “de opgeëiste persoon”.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 8 juni 2017. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. J.J.M. Asbroek.
De opgeëiste persoon heeft zich doen bijstaan door zijn raadsman, mr. P. van Kerkhof, advocaat te Tilburg en door een tolk in de Bulgaarse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, van de OLW uitspraak zou moeten doen voor 30 dagen verlengd. De reden hiervan is gelegen in het feit dat de rechtbank er niet in slaagt binnen de in de wet bepaalde termijn uitspraak te doen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Bulgaarse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een aanhoudingsbevel voor voorlopige hechtenis, uitgevaardigd op 21 december 2016 door de Regional Prosecutor’s Office te Ruse (
referentie 1423/2014).
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek ter zake van het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan een naar het recht van Bulgarije strafbare feiten.
Deze feiten zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.

4.Strafbaarheid, feiten waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist

De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft de feiten niet aangeduid als feiten waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval alleen worden toegestaan indien voldaan wordt aan de in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder a, 2e OLW gestelde eisen.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
De feiten leveren naar Nederlands recht op:
Diefstal terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels.
Opzetheling
5. Detentieomstandigheden, artikel 4 Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (Handvest)
5.1.
Inleiding
In de zaak Vitanov (uitspraak 28 februari 2017, ECLI:NL:RBAMS:2017:1269) heeft de rechtbank op grond van het public statement van het CPT (Europees Comité voor de Preventie van Foltering en Onmenselijke of Vernederende Behandeling of Bestraffing) van 26 maart 2015 geconcludeerd dat in Bulgarije in het algemeen een reëel gevaar bestaat dat personen die in Bulgarije zijn gedetineerd onmenselijk of vernederend worden behandeld, zoals bedoeld in artikel 4 Handvest (Aranyosi en Căldăraru, HvJ EU 5 april 2016, C-404/15 en C-659/15 PPU, ECLI:EU:C:2016:198, punten 88-90).
De officier van justitie heeft bij brief van 15 mei 2017 vragen gesteld aan de uitvaardigende justitiële autoriteit met betrekking tot het concrete gevaar voor de opgeëiste persoon voor een onmenselijke of vernederende behandeling in Bulgarije in detentie.
Bij brief van 2 juni 2017 heeft de uitvaardigende justitiële autoriteit – kort samengevat – verklaard dat de opgeëiste persoon zal worden geplaatst in de gevangenis in Lovech. Verder is vermeld dat personen die op grond van een EAB aan Bulgarije worden overgeleverd worden geplaatst op een plek die voldoet aan de eisen van artikel 3 EVRM en aan de minimale Europese standaarden. Daarbij is verwezen naar een order van het Bulgaarse Ministerie van Justitie van 13 augustus 2015. Tevens is vermeld dat als de minimumstandaarden niet worden gehaald, de opgeëiste persoon naar een andere gevangenis overgeplaatst kan worden en dat hij ook een klacht bij de Nationale Ombudsman kan indienen.
5.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verwezen naar voornoemde uitspraak van 28 februari 2017 en stelt zich op het standpunt dat de door de Bulgaarse autoriteiten verstrekte informatie onvoldoende is om de vereiste concrete en nauwkeurige beoordeling te kunnen maken of sprake is van een reëel gevaar op een onmenselijke of vernederende behandeling. De raadsman verzoekt daarom om de overlevering aan te houden om nadere informatie op te vragen over de detentieomstandigheden.
5.3.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich eveneens onder verwijzing naar de uitspraak van 28 februari 2017 in de zaak Vitanov en de in deze zaak overgelegde algemene informatie met betrekking tot de gevangenis Lovech op het standpunt gesteld dat de door de Bulgaarse autoriteiten verstrekte informatie onvoldoende is om in het geval van de opgeëiste persoon het vermoeden van onmenselijke of vernederende behandeling te weerleggen. Zij heeft om uitstel van de behandeling verzocht.
5.4.
Oordeel van de rechtbank
Onder verwijzing naar haar uitspraak en de overwegingen daarin van 28 februari 2017 in de zaak Vitanov (ECLI:NL:RBAMS:2017:1269) kan de rechtbank niet afgaan op algemene informatie dan wel garanties dat de detentieomstandigheden in overeenstemming met artikel 3 van het EVRM dan wel artikel 4 van het Handvest zullen zijn.
Om de rechtbank in staat te stellen een concrete en nauwkeurige beoordeling van de detentieomstandigheden te maken acht de rechtbank tenminste op de door het CPT in het statement van 26 maart 2015 genoemde punten concrete informatie noodzakelijk omtrent de omstandigheden waarin de opgeëiste persoon in de gevangenis in Lovech zal verkeren.
De beslissing over de overlevering moet worden uitgesteld in afwachting van aanvullende informatie van de uitvaardigende autoriteit op grond waarvan het bestaan van een reëel gevaar op een behandeling in strijd met artikel 4 van het Handvest kan worden uitgesloten.
Dit heeft tot gevolg dat de beslistermijn wordt opgeschort.

6.Beslissingen

HEROPENTen
SCHORSThet onderzoek ter zitting voor onbepaalde tijd
STELT UITde beslissing over de tenuitvoerlegging van het EAB.
BEVEELTde oproeping van de opgeëiste persoon tegen een nog vast te stellen datum en tijdstip, met tijdige kennisgeving daarvan aan zijn raadsman.
BEVEELTde oproeping van een tolk voor de Bulgaarse taal tegen de nog vast te stellen datum en het nog vast te stellen tijdstip.
Aldus gedaan door
mr. W.A.J.P. van den Reek, voorzitter,
mrs. J.A.A.G. de Vries en I.V. Ottens, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D. Smeets, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 8 juni 2017.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.
[A/B/C]