Op 8 juni 2017 heeft de Rechtbank Amsterdam een tussenuitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de autoriteiten in Bulgarije. De zaak betreft de opgeëiste persoon, geboren in 1990 in Bulgarije, die wordt verdacht van diefstal en opzetheling. De rechtbank heeft de vordering tot overlevering behandeld in aanwezigheid van de officier van justitie, mr. J.J.M. Asbroek, en de raadsman van de opgeëiste persoon, mr. P. van Kerkhof. Tijdens de zitting is vastgesteld dat de rechtbank meer tijd nodig heeft om een uitspraak te doen, omdat zij niet binnen de wettelijke termijn kan beslissen. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak met 30 dagen verlengd.
De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon bevestigd en onderzocht of de feiten waarvoor overlevering wordt verzocht, voldoen aan de eisen van dubbele strafbaarheid. De rechtbank concludeert dat de feiten, zoals die zijn omschreven in het EAB, ook naar Nederlands recht strafbaar zijn. Daarnaast heeft de rechtbank aandacht besteed aan de detentieomstandigheden in Bulgarije, waarbij zij verwijst naar eerdere uitspraken en rapporten van het Europees Comité voor de Preventie van Foltering. De rechtbank is van mening dat de informatie die door de Bulgaarse autoriteiten is verstrekt, onvoldoende is om te garanderen dat de opgeëiste persoon niet het risico loopt op onmenselijke of vernederende behandeling in de gevangenis in Lovech.
De rechtbank heeft daarom besloten de beslissing over de overlevering uit te stellen totdat er aanvullende informatie is ontvangen van de uitvaardigende autoriteit. Dit betekent dat het onderzoek ter zitting voor onbepaalde tijd wordt geschorst en dat de oproeping van de opgeëiste persoon en de tolk voor een toekomstige zitting zal worden geregeld. De rechtbank benadrukt dat er geen gewoon rechtsmiddel openstaat tegen deze uitspraak, zoals bepaald in de Overleveringswet.