6.3.1.Bestaat [persoon 1] ?
De persoon van [persoon 1] is niet geïdentificeerd en dat roept de vraag op wie [persoon 1] is en of er inderdaad iemand anders is die in plaats van verdachte de ten laste gelegde strafbare feiten pleegde.
De rol die verdachte aan [persoon 1] geeft, kan gezien worden als een alternatief scenario. Bij het beoordelen van een alternatief scenario is het uitgangspunt dat de rechter die aangedragen gang van zaken moet weerleggen als hij een feit toch bewezen acht. Die weerlegging is niet nodig als de alternatieve lezing niet aannemelijk is geworden of ongeloofwaardig is.
Voor de vraag of de alternatieve lezing van verdachte aannemelijk is geworden, is het volgende van belang. Verdachte verklaarde in zijn verhoor van 23 december 2013 (in het onderzoek Sleutel) over [persoon 1] . Daarna heeft hij slechts weinig over [persoon 1] willen zeggen. Tijdens een verhoor bij de rechter-commissaris in april 2015, dat op verzoek van verdachte plaatsvond, koos verdachte er voor om aanvullende vragen niet te beantwoorden. Ook op de zitting beantwoordde hij geen enkele vraag over de identiteit van [persoon 1] .
Voor zover verdachte (zelf of via zijn raadslieden) wel over [persoon 1] verklaarde, is de informatie op onderdelen tegenstrijdig. Bij pleidooi verklaarde verdachte via zijn advocaat dat [persoon 1] vaak bij hem langs kwam en de woning van verdachte geregeld gebruikte als tussenstop. In 2012 waren er zelfs periodes van weken en soms zelfs maanden dat [persoon 1] in de woning van verdachte verbleef, terwijl verdachte niet aanwezig was. Bij de rechter-commissaris verklaarde verdachte in april 2015 echter dat hij [persoon 1] tussen 2011 en zijn aanhouding in januari 2014 af en toe zag en dat [persoon 1] één week in zijn bungalow heeft verbleven, terwijl verdachte er niet was.
Verdachte was wel concreet over contactmogelijkheden met [persoon 1] toen hij bij de rechter‑commissaris verklaarde dat hij voor zichzelf gebruik maakte van een Samsung-telefoon en dat hij daarnaast van [persoon 1] een Motorola-telefoon kreeg voor één-op-één-contact. De politie nam in de woning van verdachte drie telefoons in beslag, twee van het merk Samsung en één van Motorola. Het uitlezen van de telefoons gaf geen aanwijzingen dat verdachte contact had met een [persoon 1] . De aanwezigheid van 18 contactpersonen in het geheugen van de Motorola‑telefoon, waaronder het nummer van een vriend van verdachte ( [persoon 2] , [telefoonnummer] ), spreekt de stelling van verdachte tegen dat die telefoon voor één-op-één-contact met [persoon 1] wordt gebruikt. Bovendien biedt ook dit spoor geen aanknopingspunten om de identiteit van [persoon 1] vast te kunnen stellen.
De verdediging wijst bij pleidooi op tapgesprekken en opgenomen vertrouwelijke communicatie om het bestaan en de betrokkenheid van [persoon 1] te staven. Het gaat om opgenomen communicatie die niet door de politie was uitgewerkt, maar die wel aan verdachte ter beschikking was gesteld. De (waarschijnlijk) meestal in de Turkse taal gevoerde gesprekken werden door verdachte zelf uitgeluisterd en vertaald en ze worden beschreven in de pleitnota.
Nog afgezien van de vraag of verdachte deze opgenomen gesprekken naar waarheid heeft uitgewerkt (en vertaald), bevatten deze uitwerkingen van verdachte geen enkele aanwijzing voor het bestaan van [persoon 1] . Evenmin blijkt uit deze uitwerkingen dat verdachte contact heeft gehad met [persoon 1] . Bovendien is het nog maar de vraag of verdachte in de opgenomen gesprekken überhaupt de waarheid spreekt. Hij lijkt in elk geval in strijd met de waarheid te verklaren, wanneer hij zegt dat hij absoluut niet wist van meerdere woningen waarmee zou zijn opgelicht. Verderop in dit vonnis wordt namelijk ook de betrokkenheid van verdachte bij de oplichtingen ten aanzien van de [adres 2] vastgesteld.
De verdediging stelt ook dat de microfoonopnamen niet compleet waren en dat een deel niet beluisterd kon worden omdat sprake was van ruis. Dat maakt naar het oordeel van de rechtbank echter niet dat de opnamen die
welbeschikbaar zijn, onbruikbaar zijn voor het bewijs. Niet is gebleken dat bewust opgenomen gedeelten zijn achtergehouden. Dat een deel niet beschikbaar is, maakt op zichzelf ook niet dat de inhoud van de wel beschikbare opnamen onbetrouwbaar zou zijn. Aanvullende omstandigheden waaruit zou blijken dat die opnamen niet betrouwbaar zijn, zijn niet aangevoerd.
Tussenconclusie:
Het bestaan van [persoon 1] (als persoon die een rol speelt bij de tenlastegelegde feiten) is niet aannemelijk geworden. Ook heeft verdachte geen handvatten gegeven die verder onderzoek naar de identiteit van [persoon 1] mogelijk maken.
Bij de verdere beoordeling van de feiten wordt er dan ook van uitgegaan dat de door verdachte opgevoerde [persoon 1] niet bestaat.
6.3.2.Heeft verdachte de accounts gebruikt?
Inleiding
De zedenfeiten werden via internet gepleegd. De vraag die moet worden beantwoord, is of verdachte de persoon is achter de accounts die daarvoor werden gebruikt. De verschillende accounts die gebruikt zijn, lijken door één persoon te zijn gebruikt. De accounts lijken bij elkaar te horen, wanneer het ene account verwijst naar het andere account. Daarmee lijken die accounts een netwerk te vormen. Op verschillende plaatsen kan een verband gelegd worden tussen de online accounts en de fysieke, echte wereld. Dat zijn ook de plaatsen waar gekeken kan worden welke persoon achter die accounts zit.
Skrill-account ‘ [account 1] ’
Een van de plaatsen waar een verband bestaat tussen de echte wereld en het netwerk van accounts is de oplichting van huurders van de woning in de [adres 1] in Rotterdam. Verdachte heeft bij de politie erkend dat hij daar mensen heeft opgelicht. Eén van de slachtoffers was [slachtoffer 1] . Zij had (een kopie van) haar paspoort verstrekt aan [alias 1] , een alias van verdachte. Op haar naam werd zonder dat zij daarvan wist eind januari 2011 een internetbankaccount bij Skrill aangemaakt. Daarvoor werd gebruik gemaakt van het e‑mailadres [account 1] . Het account werd geregistreerd op het adres [adres 3] (bungalowpark [bungalowpark 3] ). Verdachte verklaarde in april 2015 bij de rechter-commissaris dat hij daar tot maart 2011 verbleef. Op 21 december 2013 trof de politie in de woning van verdachte documenten van Skrill aan. Eén van die documenten betrof de pincodebrief die hoorde bij het account van [slachtoffer 1] . De Mastercard die daarbij hoorde, lag ook in de woning. De gebruiker van het Skrill-account [account 1] identificeerde zich bij de aanvraag onder andere met een kopie van een bankafschrift van ING. Dit bankafschrift lijkt sterk op een Photoshop-bestand dat werd aangetroffen op een harde schijf uit de woning van verdachte. Het Photoshop-bestand betrof een bankafschrift op naam van verdachte. Het rekeningnummer op beide afschriften was gelijk. Ook bevatten beide afschriften een bijschrijving van 150,- euro, waarbij de afzender ( [slachtoffer 2] ) en de omschrijving (betaling herstellen computer) identiek was.
Tussenconclusie:
Verdachte was de gebruiker van het Skrill-account [account 1] .
Andere Skrill-accounts
Het Skrill-account [account 1] staat niet op zichzelf. In het najaar van 2011 maakte het account [account 1] , net als de Skrill-accounts [account 2] (dat op naam van verdachte stond), [account 3] en [account 4] , gebruik van het IP-adres [IP-adres] . Dit IP-adres hoorde bij het adres [adres 4] . Verdachte woonde in het najaar van 2011 ook op dat park, op nummer [huisnummer] . Op dit woonadres van verdachte staan de Skrill-accounts [account 4] en [account 5] geregistreerd. [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] verstrekten beiden een kopie van hun paspoort omdat zij de woning in de [adres 2] in Rotterdam wilde huren. Zij verklaarden ook dat zij geen Skrill-account hadden of dat zij niet wisten dat er een account op hun naam was aangemaakt. Een groot deel van de geldbedragen die werden ontvangen op het account [account 5] , werd contant opgenomen met behulp van een Mastercard uit de woning van verdachte. De Skrill-accounts [account 1] , [account 2] , [account 4] , [account 5] en [account 6] zijn ook met elkaar verbonden doordat onderling geld werd overgeboekt.
Tussenconclusie:
Deze Skrill-accounts waren in gebruik bij één en dezelfde persoon en dat was verdachte.
Betalingen van D39 via Skrill en Western Union
De mannen die naar aanleiding van de chantage geld hebben betaald, deden dit onder andere via Skrill. Zo maakte D39 geldbedragen over naar de Skrill-accounts [account 3] en [account 7] . [account 7] maakte net als [account 6] geld over naar [account 1] . D39 ontving van ‘ [alias 2] ’ de opdracht om contact op te nemen met ‘ [alias 3] ’ via het e‑mailadres [account 7] . Deze berichten van ‘ [alias 2] ’ werden aangetroffen op de Western Digital harde schijf die in de woning van verdachte in beslag werd genomen. Bij latere betalingen moest D39 het geld overmaken via Western Union. De naam van de ontvanger die D39 moest opgeven was die van verdachte. Het geld werd opgehaald door iemand die zich legitimeerde met het paspoort van verdachte. Dat paspoort trof de politie na de aanhouding van verdachte in zijn woning aan. Een extra aanwijzing dat verdachte degene is die de Western Union-betalingen in ontvangst nam, volgt uit een betaling van D35. Ook hij moest via Western Union geld betalen op naam van verdachte en bij die transactie werd voor de legitimatie gebruik gemaakt van het paspoort van verdachte. Daarnaast herkenden medewerkers van de politie verdachte op de camerabeelden van die transactie.
Tussenconclusie:
Verdachte ontving de geldbedragen die D39 in het kader van de chantage via Skrill en Western Union betaalde. Deze betalingen staan in nauw verband met de geldbedragen die D35 en D37 via Western Union betaalden. De geldbedragen die D37 en D38 via Skrill overmaakten, kwamen steeds terecht bij Skrill-accounts van verdachte. Dat betekent dat verdachte ook de geldbedragen van D35, D37 en D38 ontving. Verdachte is ook de persoon achter de overige accounts die met die chantage zijn verbonden, te weten [account 7] en ‘ [alias 2] ’.
Technisch hulpmiddel
De politie installeerde op de desktopcomputer in de woning van verdachte een technisch hulpmiddel. Verdachte verklaarde in april 2015 bij de rechter-commissaris dat hij in principe de enige gebruiker was van de desktop. Het technisch hulpmiddel registreerde dat de gebruiker van die computer was ingelogd op het Yahoo-account [account 8] . ‘ [alias 4] ’ gaf op een eerder moment via dit e-mailadres aan D35 de opdracht om via Western Union geld aan verdachte over te maken.
Het technisch hulpmiddel registreerde ook het gebruik van het e-mailadres [account 9] . [alias 5] is de naam die verdachte gebruikte om zijn woning op het park [bungalowpark 2] te huren.
Tussenconclusie:
Verdachte was de gebruiker van de desktopcomputer en hij verrichtte de handelingen die door het technisch hulpmiddel zijn vastgelegd. Verdachte is de persoon achter ‘ [account 8] ’ en ‘ [alias 4] ’.
[account 10]
Het technisch hulpmiddel registreerde ook het gebruik van het Skype-account ‘ [account 10] ’. Geregistreerd werd dat [account 10] een seksueel getinte chat voerde met een jong meisje. Ook had [account 10] contact met een Skype-account van D15 op momenten dat een Britse undercoveragent daarvan gebruik maakte. Dat contact vond plaats op 10 januari 2014, tussen 16.09 en 16.25 uur (Engelse tijd), en 13 januari 2014, tussen 20.48 en 20.58 uur (Engelse tijd).
Op beide tijdstippen was verdachte in zijn woning aanwezig.
Op 10 januari 2014 is de communicatie in de woning gedurende bijna drie uur opgenomen. In de periode waarin de chat tussen de undercoveragent en [account 10] plaatsvond, zijn er toetsaanslagen te horen. Ook is er af en toe gemompel en gevloek van verdachte te horen. Uit het proces-verbaal van de opname kan op geen enkele manier worden afgeleid dat behalve verdachte nog een andere persoon in de woning aanwezig was en verdachte heeft daarover ook niet verklaard. Daarom neemt de rechtbank aan dat verdachte toen alleen in de woning was.
Op 13 januari 2014 stond de woning van verdachte vanaf 18.00 uur (Nederlandse tijd) onder observatie. Die observatie duurde tot aan het moment dat de politie de woning van verdachte binnenviel en verdachte om 22.00 uur (Nederlandse tijd) werd aangehouden. Tussen 18.00 uur en 22.00 uur zag het observatieteam geen personen aankomen of weggaan bij de woning van verdachte. Verdachte was de enige persoon in de woning ten tijde van de aanhouding en hij was dus ook tijdens de chat op 13 januari 2014 (die tot twee minuten voor zijn aanhouding voortduurde) alleen in de woning.
Het Skype-account [account 10] staat ook in verband met andere onderzoeksgegevens. Zo werd op de laptop uit de woning van verdachte een verwijzing naar het account aangetroffen. Ook gaven de Hotmailaccounts [account 11] en [account 12] aan dat andere gebruikers hen op Skype konden toevoegen via het account [account 10] . De contactenlijsten van deze Hotmailaccounts zijn weer aangetroffen op de Western Digital harde schijf. Het Facebookaccount ‘ [alias 6] ’ zond in mei 2013 als statusbericht dat zij een nieuw Skype‑account heeft: [account 10] . Eerder noemde [alias 6] [account 12] als haar (zijn) MSN-account. [alias 6] gaf ook door dat contact opgenomen moest worden met [alias 3] via het e-mailadres [account 3] . Dat was het e-mailadres dat hoorde bij het Skrill-account waarna D38 en D39 geld moesten overmaken.
Tussenconclusie:
Verdachte was de gebruiker van het Skype-account [account 10] . De verankering op verschillende gegevensdragers laat zien dat die bij elkaar horen en één gebruiker hebben: verdachte. De koppeling met [account 3] laat ook zien dat de [account 10 t/m 12] -aliassen (typerend voor het chanteren van jonge meisjes) en de [alias 3] -aliassen (typerend voor het chanteren van mannen) bij elkaar horen en door verdachte gebruikt worden.
Virtuele webcams
Uit de registraties van het technisch hulpmiddel blijkt dat de dader gebruik maakte van een virtuele webcam. Op verschillende gegevensdragers die in de woning van verdachte zijn aangetroffen, vond de politie programma’s voor een virtuele webcam. Zo werd het programma ‘Manycam’ aangetroffen op de laptop, de desktop en de Hitachi harde schijf. Daarnaast werd op de Hitachi harde schijf, de Western Digital harde schijf en de laptop het programma ‘WebcamMax’ aangetroffen. Daarnaast werden op weer een andere harde schijfinstallatieprogramma’s aangetroffen van zowel Manycam als Webcammax. Het gebruik van een virtuele webcam door de dader bleek uit de registraties van het technisch hulpmiddel. Ook bleek dit uit een opname die werd aangetroffen op de Western Digital harde schijf.
Tussenconclusie:
Het op verschillende gegevensdragers aantreffen van dezelfde virtuele webcams ondersteunt de conclusie dat die gegevensdragers één gebruiker hebben en dat die gegevensdragers onder meer werden gebruikt voor het chanteren van jonge meisjes en mannen.
Conclusie: verdachte is de gebruiker van de accounts en de gegevensdragers
Het voorgaande laat zien dat verschillende belastende gedragingen en verschillende gegevensdragers met belastende informatie met elkaar verbonden zijn. Steeds als er een
echtpersoon in beeld komt, is dat verdachte. Verdachte stond op camerabeelden bij een Western Union-transactie, verdachte lichtte huurders van de [adres 1] op, de harde schijven en de documenten van Skrill lagen in de woning van verdachte, en het technisch hulpmiddel op de desktopcomputer van verdachte registreerde een seksueel getinte chat met een jonge vrouw.
Voor zover verdachte over deze omstandigheden verklaarde, verklaarde hij dat niet hij, maar [persoon 1] de dader was. Maar de rechtbank gaat ervan uit dat [persoon 1] niet bestaat. Ook verder zijn er geen omstandigheden die erop wijzen dat verdachte niet degene was die achter het netwerk van accounts zit. Bij de verdere beoordeling van de feiten wordt er dan ook vanuit gegaan dat verdachte de persoon achter het netwerk van accounts is. Dat geldt temeer omdat bij chats van 10 en 13 januari 2014 met het account van één van de minderjarige slachtoffers, verdachte degene moet zijn geweest die chatte.
6.3.3.Handvatten om de omvang van het netwerk van accounts vast te stellen
Inleiding
De volgende vraag die beantwoord moet worden is welke accounts onderdeel uitmaken van het netwerk van verdachte. Daarbij wordt ervan uitgegaan dat verdachte de enige gebruiker is geweest van de harde schijven in zijn woning en de in deze zaak relevante accounts. Op zichzelf hoeft het niet zo te zijn dat de harde schijf of een account slechts door één persoon wordt gebruikt, maar het dossier bevat geen aanwijzingen dat naast verdachte ook anderen hiervan gebruik hebben gemaakt. In het bijzonder bevat het dossier geen aanwijzingen dat een ander (een deel van) de belastende berichten verstuurde of de belastende berichten op de harde schijven zette. Van een verdachte mag in zo’n situatie worden verwacht dat hij een concrete inhoudelijke verklaring geeft als hij slechts een deel van de berichten zou hebben verstuurd. Verdachte heeft zo’n verklaring niet gegeven. Zijn verklaring over [persoon 1] is dat in elk geval niet.
Voor het beantwoorden van de vraag welke accounts onderdeel uitmaken van het netwerk van verdachte, maakt het ook niet uit
waarde informatie die verdachte aan een account koppelt op een harde schijf is aangetroffen. De omstandigheid dat een verwijzing in bijvoorbeeld de
unallocated clustersof een
pagefile.sys-bestand is aangetroffen, laat zien dat die verwijzing op enig moment op die harde schijf aanwezig is geweest. Op dat moment is er dan ook een verband aanwezig tussen verdachte en dat account. Het verwijderen van die verwijzing maakt niet dat het verband daarna niet meer aanwezig is.
Datzelfde geldt wanneer een harde schijf in januari 2014 kapot was. Verbanden met accounts die daarop zijn aangetroffen zijn op enig moment voor de gebruiker van de harde schijf, verdachte dus, beschikbaar geweest. Het kapot gaan van de harde schijf maakt niet dat het verband daarmee is verdwenen.
Algemene opmerkingen over de manieren waarop de rechtbank verbanden tussen accounts en verdachte legt
Als een account werd aangetroffen op één van de gegevensdragers uit de woning van verdachte, dan wordt daaruit afgeleid dat verdachte de gebruiker is van dat account. Als voorbeeld wordt gewezen op een Skypeberichtdat is aangetroffen op de Western Digital harde schijf. Dit bericht verstuurde het Skype-account ‘ [account 13] ’ aan een Skype-account van D09. Hieruit wordt dan afgeleid dat verdachte de gebruiker was van het Skype-account ‘ [account 13] ’.
De rechtbank legt ook verbanden op een andere manier. Wanneer bijvoorbeeld vanaf een Facebookaccount in een bericht werd geschreven dat de ontvanger een Skype- of MSN-account moest toevoegen, wordt daaruit afgeleid dat die accounts bij elkaar horen. Als voorbeeld wordt gewezen op een Facebookberichtdat ‘ [alias 7] ’ verstuurde. In dit bericht werd onder meer gezegd ‘
add skype [account 13] or msn [account 14] ’. Omdat hiervoor al is vastgesteld dat verdachte de gebruiker is van het Skype-account ‘ [account 13] ’, kan door dit bericht worden vastgesteld dat verdachte ook de gebruiker is van het Facebookaccount ‘ [alias 7] ’ en van het e-mailadres [account 14] .
Als bijvoorbeeld een Facebook- of Skype-account een e-mailadres registreerde, neemt de rechtbank aan dat het e-mailadres en het account door dezelfde persoon werden gebruikt. Als voorbeeld wordt gewezen op het Facebookaccount ‘ [facebookaccount 1] ’.Bij dit Facebookaccount is als e-mailadres geregistreerd ‘ [account 11] ’. Omdat de contactenlijst van [account 11] aanwezig was op de Western Digital harde schijf van verdachte, wordt vastgesteld dat verdachte niet alleen de gebruiker was van [account 11] , maar ook van het Facebookaccount ‘ [facebookaccount 1] ’.
Met betrekking tot het alias ‘ [alias 3] ’ en varianten daarop is het volgende nog van belang. Het dossier bevat een groot aantal accounts met een variant van de naam ‘ [alias 3] ’. Bijvoorbeeld het hiervoor al genoemde e-mailadres [account 7] , maar met name varianten waarbij gevarieerd wordt met het aantal ‘s’-en op het eind.
De rechtbank gaat ervan uit dat verdachte de gebruiker is van al die aliassen, ook als dat op basis van de hiervoor beschreven methoden nog niet was vastgesteld. Daarvoor is van belang dat vastgesteld is dat verdachte de gebruiker is van verschillende accounts waarvan de naam een variant is op de naam ‘ [alias 3] ’. De ‘ [alias 3] ’-accounts maken gebruik van dezelfde werkwijze als verdachte. Ook blijkt uit het dossier dat de gebruiker van ‘ [alias 3] ’-aliassen zelf varieert met varianten op deze naam.Tot slot staat vast dat verdachte ook met andere accounts contact heeft met dezelfde slachtoffers.
Te weinig voor een koppeling
Via de hiervoor beschreven methoden wordt een groot deel van de in dit dossier relevante accounts met elkaar verbonden, maar dat geldt niet voor alle relevante accounts. De vraag is dan of andere omstandigheden die uit het dossier blijken, voldoende zijn om te bewijzen dat verdachte de gebruiker is van die accounts.
Eén van die omstandigheden is het rapport van Facebook. Facebook beschreef daarin dat een groot aantal accounts onderling met elkaar verbonden zijn. Van een aantal van die accounts kan aan de hand van de hiervoor uiteengezette methoden worden vastgesteld dat verdachte de gebruiker ervan was. Om de conclusie te kunnen trekken dat verdachte dan ook de gebruiker was van de andere accounts, is onvoldoende informatie beschikbaar. De rechtbank heeft via een rechtshulpverzoek vragen aan Facebook gesteld over de verbanden die volgens Facebook tot de conclusie leiden dat de accounts onderling aan elkaar verbonden waren. Die vragen werden niet beantwoord. De rechtbank is daarom van oordeel dat niet op grond van het Facebookrapport kan worden vastgesteld dat verdachte de gebruiker was van alle daarin genoemde accounts.
Een andere omstandigheid is dat vastgesteld kan worden dat een specifiek slachtoffer met meerdere accounts contact had. Als vastgesteld werd dat één of meer van die accounts van verdachte waren, wil dat nog niet zeggen dat om die reden de andere accounts waarmee het slachtoffer contact had, ook van verdachte waren.
Hierbij is ook van belang dat aannemelijk is dat verdachte niet de enige was die zich met dergelijke feiten bezig hield. Het via internet chanteren van jonge meisjes of mannen is op zichzelf onvoldoende specifiek om uit die gedragingen met schakelbewijs het gebruik van die accounts door verdachte vast te stellen. Als het dossier nog meer, aanvullende, omstandigheden bevat die in de richting van verdachte wijzen, kan wel worden vastgesteld dat verdachte de gebruiker was van die accounts. In die gevallen zal een aanvullende motivering hierna op deeldossierniveau worden gegeven.
Ontkoppelingsmethoden van de verdediging
Op basis van de hiervoor beschreven methode wordt een netwerk van accounts met elkaar verbonden. Ook is vastgesteld dat verdachte de gebruiker is geweest van dit netwerk van accounts. Dat roept de vraag op in hoeverre deze accounts door de ontkoppelingsmethoden van de verdediging van het netwerk worden ontkoppeld, met andere woorden: of de redeneringen van de verdediging maken dat toch geen verband aanwezig is tussen verschillende accounts of tussen accounts en verdachte.
Ontkoppeling 1: IP-adressen
Voor de eerste ontkoppeling bekeek de verdediging IP-adressen die in het Facebookrapport werden genoemd. Die IP-adressen zouden afkomstig zijn uit Tilburg. Omdat verdachte in de gebruikte periode niet in Tilburg woonde, kan verdachte in die periode niet de gebruiker zijn geweest van deze IP-adressen. De accounts die vanaf die IP-adressen werden benaderd, kunnen dan ook niet van verdachte zijn geweest.
Uit het dossier blijkt niet dat verdachte de gebruiker is geweest van die IP-adressen. Maar dat betekent niet dat verdachte die IP-adressen dus niet gebruikt heeft. Op basis van het dossier is bepaald niet uitgesloten dat verdachte van die IP-adressen gebruik gemaakt heeft. Verdachte verbleef in die periode in de omgeving van Tilburg, op [bungalowpark 3] in Oirschot. Ook De [bungalowpark 2] , waar verdachte tussendoor verbleef, ligt redelijk dicht bij Tilburg.
Bovendien is voor de vraag of verdachte van een IP-adres gebruik gemaakt kan hebben niet doorslaggevend of verdachte in Tilburg woonde. Uit het dossier blijkt dat verdachte in die periode in Tilburg kwam, bijvoorbeeld toen hij in januari 2013 geld kwam ophalen dat D37 via Western Union naar hem overmaakte. Ook blijkt uit het dossier dat verdachte gebruikt maakte van IP-adressen van anderen. Daarnaast zijn er sterke aanwijzingen dat verdachte gebruik maakt van methoden om zijn IP-adres af te schermen.
Eén van de Facebookaccounts die de verdediging met deze ontkoppelingsmethode wilde ontkoppelen is ‘ [alias 6] ’. Eerder is al aan de orde geweest dat dit account op verschillende manieren is verankerd in het netwerk aan accounts. Tegen die achtergrond en gelet op dat wat hiervoor is overwogen, is de enkele constatering dat niet daadwerkelijk is vastgesteld dat verdachte ook van de andere in het Facebookrapport genoemde IP-adressen gebruik maakte onvoldoende om [alias 6] te ontkoppelen.
Ontkoppeling 2: Telefoonnummer Facebookrapport ( [telefoonnummer] )
Het telefoonnummer dat in het Facebookrapport wordt genoemd, komt ook voor in het kader van de oplichting van de woning in de [adres 2] . Dit telefoonnummer kan volgens de verdediging niet aan verdachte gekoppeld worden. Daarbij lijkt van belang dat de verdediging ook betoogde dat verdachte deze oplichting niet heeft gepleegd. Die zou [persoon 1] helemaal alleen hebben gedaan.
Dat [persoon 1] bestaat is, zoals al uiteengezet, niet aannemelijk geworden. Er is dus ook geen bewijs dat [persoon 1] deze oplichting heeft gepleegd. Daarnaast blijkt uit de inhoud van de bewijsmiddelen, ook los van het genoemde telefoonnummer, duidelijk dat verdachte de oplichting van de woning in de [adres 2] wel heeft gepleegd. Omdat het telefoonnummer [telefoonnummer] door de dader van die oplichting is gebruikt, is verdachte wel aan dat telefoonnummer te koppelen.
Ontkoppeling 3: Laatste contact tussen dader en slachtoffer
Voor deze ontkoppelingsmethode keek de verdediging naar de datum waarop de slachtoffers voor het laatst contact hadden met de dader. Wanneer over die periode geen gegevens beschikbaar zijn op een harde schijf van verdachte, bijvoorbeeld omdat die informatie al was verwijderd, is dat een reden om het account van de dader te ontkoppelen.
Voor een bewezenverklaring is echter niet nodig dat al het bewijs specifiek is aangetroffen op de bij verdachte gevonden gegevensdragers. Het bewijs kan ook van de gegevensdrager verwijderd zijn. Als verdachte op basis van eerdere contacten van een bepaald account aan dat account gekoppeld kan worden, mag van verdachte een verklaring worden verwacht waarom de latere berichten van dat contact niet op zijn conto kunnen worden geschreven. Hiervoor werd al vastgesteld dat verdachte dergelijke verklaringen niet heeft gegeven.
Ontkoppeling 4: Veranderingen in gebruik van de gegevensdragers
Deze ontkoppelingsmethode gaat ervan uit dat verdachte niet de belastende data op de Western Digital harde schijf en de Hitachi harde schijf zette. De harde schijven zouden eerder door [persoon 1] zijn gebruikt en hij zou verantwoordelijk zijn voor de belastende inhoud op de harde schijven. Sinds verdachte over de harde schijven zou beschikken, zou er geen nieuwe belastende informatie op de harde schijven terecht zijn gekomen.
Voor deze ontkoppelingsmethode is het cruciaal dat vastgesteld kan worden dat de harde schijven eerder door een ander dan verdachte (namelijk [persoon 1] ) zijn gebruikt. Hiervoor is echter al uitgelegd dat de rechtbank ervan uitgaat dat [persoon 1] niet bestaat.
Ontkoppeling 5: De versleutelde gegevensdrager
Ook deze ontkoppelmethode gaat ervan uit dat een harde schijf, in dit geval de versleutelde harde schijf, niet van verdachte, maar van [persoon 1] was. Dat kan niet worden vastgesteld en daarmee biedt deze ontkoppelingsmethode ook geen handvatten om accounts te ontkoppelen.
Eindconclusie
Op basis van het dossier moet worden vastgesteld dat verdachte de gebruiker is van de in zijn woning aangetroffen gegevensdragers en dat hij de gebruiker is van een groot netwerk van accounts. De ontkoppelingsmethoden van de verdediging kunnen de accounts niet van het netwerk losmaken. Het door de rechtbank vastgestelde netwerk van accounts die steeds naar verdachte zijn te herleiden blijft dan ook in stand.