4.3.1.Feiten en omstandigheden
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit.
De NVU heeft op 12 maart 2016 met een uitzonderlijke toestemming van de Burgemeester Amsterdam te Amsterdam tegen links geweld en links-fascisme een demonstratie gehouden. Verdachte was bij deze demonstratie aanwezig.
Aan de overzijde van de Amstel stond een groep van een paar honderd mensen waaronder
veel tegendemonstranten, te schreeuwen tegen de aankomst van de leden van de NVU.
Verdachte stond midden in de demonstratie met in zijn hand een vlag, zwart van kleur met een witte en rode band in het midden. Op de vlag stond “Whatever it takes” “Combat 18”. Hij hield deze vlag vast met de eveneens aangehouden verdachte [medeverdachte] .
De tekst op de vlag was gedrukt in Gotische letters
Verdachte heeft verklaard dat de kleuren rood, zwart en wit op de vlag, traditioneel rechtse kleuren zijn en dat deze vlaggen in Duitsland en Spanje niet welkom zijn.
4.3.2.Overwegingen van de rechtbank
De rechtbank dient te beoordelen of het hier uitlatingen betreffen waarvan de inhoud beledigend is voor Joden en of de uitlatingen aanzetten tot discriminatie van Joden dan wel aanzetten tot haat en/of geweld tegen Joden. Daarnaast dient de rechtbank te beoordelen of verdachte wist, dan wel redelijkerwijs moest vermoeden dat deze uitlatingen beledigend waren voor Joden of aanzetten tot discriminatie van Joden dan wel aanzetten tot haat en/of geweld tegen Joden.
In de jurisprudentie van de Hoge Raadzijn toetsingscriteria ontwikkeld met betrekking tot de vraag of sprake is van belediging van een groep mensen. Of sprake is van belediging dient te worden beantwoord aan de hand van drie toetsingscriteria:
1) is de inhoud van de uitlating beledigend, en zo ja;
2) neemt de context het beledigende karakter weg, en zo ja;
3) is de uitlating onnodig grievend?
Voor de beoordeling van de vraag of uitlatingen aanzetten tot haat tegen of discriminatie van mensen wegens hun ras, in de zin van artikel 137e van het Wetboek van Strafrecht, dienen die uitlatingen niet uitsluitend op zichzelf te worden bezien, doch tevens in de gegeven omstandigheden van het geval en in het licht van mogelijke associaties die deze wekken.
Groepsbelediging
Voor de beoordeling of sprake is van groepsbelediging wordt gekeken naar de feitelijke uitlating, als ook naar de samenhang met de rest van de omstandigheden. Om te beoordelen of een uitlating woordelijk beledigend is, dient een objectieve toets plaats te vinden waarbij van belang is of een uitlating naar algemeen spraakgebruik beledigend is. De Hoge Raad heeft overwogen dat een uitlating beledigend is wanneer zij de strekking heeft een ander bij het publiek in een kwaad daglicht te stellen.De uitlating moet daarnaast over een groep mensen of haar kenmerk gaan.
Het beledigen van een groep mensen wegens hun godsdienst valt alleen onder artikel 137e Sr als men de mensen behorend tot die groep collectief treft in hetgeen voor die groep kenmerkend is, namelijk in hun ras/uiterlijk.
Vlag met ‘Combat 18”en “Whatever it takes”
De rechtbank is van oordeel dat in de gegeven context, te weten de demonstratie van de NVU, de uitlatingen beledigend zijn voor en aanzetten tot discriminatie van Joden. De Gotische letters en de kleuren rood, zwart, wit op de vlag verwijzen naar de kenmerkende kleuren van de nationaalsocialisten in Nazi-Duitsland. In de kringen waarin deze verdachte verkeerde is tevens bekend dat sommige getallen, al dan niet in combinatie met een afbeelding, symbool of woord, een bijzondere lading hebben. In die kringen staat in het getal 18 de 1 voor de eerste en het getal 8 voor de achtste letter van het alfabet. De zo verkregen letters AH zijn een afkorting voor Adolf Hitler. Het getal 18 draagt zo bij aan de strafbaarheid, ook nu deze in combinatie wordt gebruikt met het woord ‘Combat’, hetgeen strijd betekent, en de tekst ‘Whatever it takes’. De term ‘Whatever it takes’ draagt uit dat ieder middel geoorloofd is in deze strijd. Uit de combinatie van de gebruikte termen, kleuren en het lettertype kan het beledigend karakter voor Joden als groep. Die indirecte vorm van aanzetten tot discriminatie — die immers via associatie tot stand komt — is door de Hoge Raad aanvaard in het arrest van 21 februari 1995, NJ 1995/452.
Door deze samenhang wordt de associatie met de Tweede Wereldoorlog, Hitler en het nazisme opgeroepen, waaruit kan worden afgeleid dat deze uitlatingen op zijn minst genomen beledigend zijn en aanzetten tot discriminatie van Joden als groep.
Aanzetten tot haat en/of geweld
De rechtbank acht, anders dan de officier van justitie, aanzetten tot haat en/of geweld niet bewezen, nu niet is gebleken van een krachtversterkend element, waarbij anderen worden opgehitst of opgeroepen om iets te doen.
De context van de uitlatingen
De tweede toets betreft de vraag of een uitlating in een bepaalde context is gedaan en zo ja, in welke. Uit de jurisprudentie van de Hoge Raad blijkt dat de context waarin een uitlating is gedaan het beledigend of discriminerend karakter van de uitlating weg kan nemen, indien de uitlating een bijdrage levert aan of dienstig is aan een publiek maatschappelijk debat, een geloofsopvatting of als de uitlating onder de bescherming van artistieke expressie valt.
De reikwijdte van die context wordt gevormd door het recht van verdachte op vrijheid van meningsuiting als bedoeld in artikel 10 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM), waaronder ook een uitlating valt als de onderhavige.
Naar het oordeel van de rechtbank zijn de uitlatingen zoals door de verdachte gedaan niet dienstig aan enig publiek maatschappelijk debat, een geloofsopvatting of aan een artistieke expressie.
Als bepaalde uitlatingen in hun context moeten worden beschouwd, dan moet die context voor derden kenbaar zijn en moet naar objectieve maatstaven de context zodanig zijn, dat het beledigende karakter van de betreffende uitlating wegvalt..
Naar het oordeel van de rechtbank is daarvan in de zaak van de verdachte geen sprake.
De verdachte nam deel aan een demonstratie die gericht was tegen het links fascisme. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat de demonstratie volgens hem ook gericht was tegen de Islamisering van Nederland. De uitlatingen die refereren aan het nationaalsocialisme van Hitler zijn zonder aanleiding gedaan en niet is gebleken dat de uitlatingen op de vlag zijn gedaan binnen een voor de toeschouwer als niet beledigend of discriminerend kenbare context.
Onnodig grievend
Nu de rechtbank van oordeel is dat de aan verdachte tenlastegelegde uitlatingen niet in de context van een maatschappelijk debat zijn gedaan, of als een geloofsopvatting of een artistieke uiting hoeft de rechtbank niet meer te beoordelen of de functionaliteit van de uitlating wordt aangetast door het feit dat de uitlating onnodig grievend is.
Ten aanzien van de wetenschap van verdachte overweegt de rechtbank het volgende:
Gebleken is dat verdachte meer dan gemiddeld geïnteresseerd is in het nationalistische ideeëngoed. Hij was enige tijd lid van de NVU en werd om die reden op de hoogte gesteld van demonstraties van de NVU. Hij heeft naar eigen zeggen al eerder meegedaan aan demonstraties van de NVU. Verdachte kan geacht worden op de hoogte te zijn van de strafwaardigheid van het tenlastegelegde nu hij twee keer eerder is veroordeeld wegens groepsbelediging en aanzetten tot discriminatie in vereniging. Verdachte heeft ter zitting beaamd dat deze vlag zijn gedachtegoed uitdroeg en was ervan op de hoogte dat deze vlag in andere landen in Europa verboden is.
Het voorgaande maakt dat de rechtbank de wetenschap van de beledigende en discriminerende strekking bij verdachte bewezen acht. De rechtbank acht de verklaring van verdachte ter zitting dat hij er nooit over had nagedacht wat de woorden op de vlag betekenden dan ook niet geloofwaardig.