ECLI:NL:RBAMS:2016:9522

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
30 december 2016
Publicatiedatum
24 februari 2017
Zaaknummer
13/730056-16 (Promis)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van witwassen met een geldbedrag van ruim 2,1 miljoen euro, vrijspraak voor het in vereniging aanwezig hebben van cocaïne, hasjiesj, vuurwapens en munitie

Op 30 december 2016 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van witwassen van een geldbedrag van in totaal EUR 2.136.030,-. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met een medeverdachte op 12 september 2016 een grote hoeveelheid contant geld in een verborgen ruimte van een auto heeft geplaatst, terwijl zij wisten dat dit geld afkomstig was uit een misdrijf. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de overige ten laste gelegde feiten, waaronder het in vereniging aanwezig hebben van cocaïne, hasjiesj, vuurwapens en munitie, omdat het bewijs hiervoor niet wettig en overtuigend was. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie gevolgd en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 32 maanden. De rechtbank overwoog dat het bewezen verklaarde feit plaatsvond binnen een overduidelijke criminele context van georganiseerde drugshandel, wat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigde. De rechtbank heeft ook de verbeurdverklaring van verschillende in beslag genomen voorwerpen bevolen, die met behulp van het bewezen geachte feit zijn begaan of voorbereid.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/730056-16 (Promis)
Datum uitspraak: 30 december 2016
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Turkije) op [geboortedatum] 1972,
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres [adres 1] , [plaats 1] , gedetineerd in de [detentie adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 16 december 2016.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. C.J. Cnossen en van wat verdachte en zijn raadsvrouw mr. J.H.W. van der Lee naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij in of omstreeks de periode vanaf 01 mei 2016 tot en met 12 september 2016 te [plaats 2] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, althans zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen, immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) (van) een of meerdere voorwerp(en)/geldbedrag(en), te weten (onder meer):
- een geldbedrag van in totaal (ongeveer) EUR 2.136.070,-, in elk geval enig geldbedrag
de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of heeft verhuld, althans verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op voornoemd(e) geldbedrag(en) was en/of voornoemd(e) geldbedrag(en) voorhanden had
en/of
voornoemd(e) geldbedrag(en) heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet en/of van voornoemd(e) geldbedrag(en) gebruik heeft gemaakt,
terwijl hij en/of zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat bovenomschreven geldbedrag(en) - onmiddellijk of middellijk - (geheel of gedeeltelijk) afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
2.
hij op of omstreeks 12 september 2016 te [plaats 2] , in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd en/of opzettelijk aanwezig heeft gehad (onder meer):
uit de woning [adres 2] te [plaats 2] :
- een hoeveelheid van 6 blokken bevattende ongeveer 6 kilogram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne,
zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3.
hij op of omstreeks 12 september 2016 te [plaats 2] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander en/of anderen, althans alleen, een of meerdere wapen(s) van categorie II en/of III, te weten:
- een pistoolmitrailleur, model R9-ARMS, kaliber 9mm x 19, met geluiddemper
en/of
- een revolver van het merk Zoraki, model Streamer R1, kaliber 6mm knal,
serienummer [nummer 2] en/of
munitie in de zin van artikel 1 onder 4 van die wet van categorie II en/of III, te weten:
- 20, althans een of meerdere patronen, kaliber 9mm Luger (synoniem voor 9mm x 19), model volmantel rondneus, merk PMC Ammunition (USA) en/of
- 100, althans een of meerdere patronen, kaliber 6 mm knal, merk Sellier & Bellot, voorzien van vouwkapje
voorhanden heeft/hebben gehad;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voor zover
daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
4.
hij op of omstreeks 01 mei 2016 tot en met 12 september 2016 te [plaats 2] tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft verkocht, afgeleverd, verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [adres 2] te [plaats 2] ), een hoeveelheid van (ongeveer) 1071,1 gram hasjiesj, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd (hasjiesj), in elk geval een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van het onder 2, 3 en 4 ten laste gelegde voorhanden hebben van wapens, munitie en verdovende middelen, en tot een bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegde gewoontewitwassen, en heeft hiertoe – kort samengevat – het volgende aangevoerd.
De verdachte beschikt over een personenauto (Peugeot met kenteken [kenteken 1] ) met daarin een ingebouwde verborgen ruimte. Het inbouwen van een dergelijk ruimte vereist een flinke investering en vormt een stevige aanwijzing voor betrokkenheid bij gewoontewitwassen en/of drugshandel. Ten aanzien van verdachte zijn daarnaast de volgende handelingen waargenomen. Verdachte is op 16 juni 2016 met de medeverdachte [medeverdachte 1] in een Volkswagen Jetta met kenteken [kenteken 2] naar de A2 gereden en heeft daar een vermoedelijk criminele ontmoeting gehad. Na afloop rijden zij naar een parkeergarage aan de [straat] te [plaats 2] en parkeren zij in vak [nummer 1] . Deze parkeerplaats wordt gehuurd door éne [persoon] die woont op de [adres 3] te [plaats 2] . Op 12 september 2016 staat de Volkswagen Jetta weer op plek [nummer 1] in dezelfde parkeergarage, waarbij gezien wordt dat verdachte samen met de medeverdachte [medeverdachte 1] tassen (waar later diezelfde dag ruim 2,1 miljoen euro in wordt aangetroffen) in de verborgen ruimte in de Volkswagen Jetta stopt. Verdachte rijdt later die dag in het bijzijn van medeverdachte [medeverdachte 2] in een Volvo met daarin een verborgen ruimte gevuld met geld en een vuurwapen naar de [adres 2] te [plaats 2] . In zijn fouillering is een sleutel aangetroffen van het adres [adres 3] , het adres waar onder andere geldtelmachines, administratie en verpakkingsmateriaal is aangetroffen. In de Peugeot met kenteken [kenteken 1] is een telefoon aangetroffen waarmee op 12 september 2016 contact is gezocht met medeverdachte [medeverdachte 1] . De verdachte heeft geen verklaring willen afgeven.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde en heeft hiertoe – kort samengevat – het volgende aangevoerd.
Met betrekking tot het onder feit 1 ten laste gelegde stelt de raadsvrouw dat op basis van de beschikbare beelden en foto’s geen herkenning van de verdachte kan plaatsvinden. Niet valt vast te stellen dat de persoon die op 12 september 2016 in de parkeergarage Scheepvaartkwartier (nabij [adres 3] ) vergezeld van medeverdachte [medeverdachte 1] tassen in een Volkswagen Jetta plaatst, verdachte is. De stills op pagina 139 e.v. en 295 e.v. van het dossier tonen geen gezichtskenmerken op basis waarvan herkenning kan plaatsvinden. Ten aanzien van de in de Volkswagen Jetta aangetroffen tassen stelt de verdediging dat de daarin aangetroffen geldbundels niet zichtbaar zijn geweest op het moment dat de tassen in voornoemd voertuig werden gezet. Het zat immers in een tas verpakt waar nog een andere tas overheen is getrokken, zodat alleen de bodem van de andere tas van bovenaf zichtbaar was. De verdediging verwijst hiervoor naar foto 6 en 7, weergegeven op pagina’s 238 en 239 (de rechtbank begrijpt pagina’s 237 en 238) van het dossier. Voorts stelt de verdediging dat de politie ten onrechte concludeert dat de op de twee tassen aangetroffen bundels geld, alsmede een wit plastic tasje met daarin bundels geld, uit de door de verdachte gedragen half gevulde tas afkomstig zijn. De verdediging stelt dat de politie ook ten onrechte concludeert dat er geen lege AH-tas in de Volkswagen Jetta is aangetroffen. Er wordt uitgegaan van scenario’s, aannames en vermoedens, hetgeen niet als bewijs kan dienen. Met betrekking tot de bij de verdachte aangetroffen sleutelbos van de [adres 3] stelt de verdediging dat uit het fouilleringsformulier niet volgt dat deze daadwerkelijk bij verdachte zijn aangetroffen en hiermee niet buiten elke twijfel vaststaat dat de sleutels in het bezit van verdachte zijn geweest. Derhalve is hij op geen enkele wijze te koppelen aan het voornoemde adres. Voorts stelt de verdediging dat – indien de rechtbank ervan uitgaat dat de tweede persoon die op 12 september 2016 tassen naar de Volkswagen Jetta brengt verdachte is – er onvoldoende bewijs is om aan te nemen dat er sprake is van medeplegen. Verwezen wordt naar het overzichtsarrest van de Hoge Raad van 2 december 2015 en vier arresten van de Hoge Raad die ingaan op casuïstiek omtrent het medeplegen (HR 13 oktober 2015 ECLI:NL:HR:2015:3029, HR 27 oktober 2015 ECLI:NL:HR:2015:3165, HR 15 december 2015 ECLI:NL:HR:2015:3571 en HR 30 augustus 2016 ECLI:NL:HR:2016:2008).
Met betrekking tot onder 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten acht de verdediging onvoldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig zodat verdachte hiervan dient te worden vrijgesproken. Verdachte is voor de deur van de woning aan de [adres 2] aangehouden, maar kan op geen enkele wijze worden gekoppeld aan de aldaar aangetroffen wapens, munitie en verdovende middelen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1.
Vrijspraak van het onder 2, 3 en 4 ten laste gelegde
De rechtbank acht – met de officier van justitie en de raadsvrouw van verdachte – het onder 2, 3 en 4 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen. Verdachte dient daarvan te worden vrijgesproken.
4.3.2
Partiële vrijspraak van het onder 1 ten laste gelegde
De rechtbank acht – anders dan de officier van justitie en met de raadsvrouw van verdachte – het onder 1 ten aanzien van het gewoontewitwassen ten laste gelegde niet bewezen. Verdachte dient daarvan te worden vrijgesproken.
De rechtbank overweegt hiertoe het navolgende.
Voor een bewezenverklaring van gewoontewitwassen op grond van artikel 420ter van het Wetboek van Strafrecht is vereist dat de tenlastelegging inhoudt uit welke feiten de gewoonte bestaat, en over welke periode de gewoonte zich heeft uitgestrekt. Gedurende de te ten laste gelegde periode is daarnaast de frequentie en de intentie van de verdachte doorslaggevend. De Hoge Raad heeft in haar arrest van 28 juni 1983 (NJ 1984/41) uitgemaakt dat vermelding van één geval van witwassen met de toevoeging dat verdachte daarvan een gewoonte maakt onvoldoende is. De rechtbank stelt vast dat het dossier aanwijzingen bevat die wijzen op structureel crimineel gedrag. Uit de tenlastelegging en het dossier volgen – 12 september 2016 uitgezonderd– echter onvoldoende concrete handelingen waaruit naar voren komt dat verdachte zich herhaaldelijk schuldig heeft gemaakt aan witwassen. De verdachte zal derhalve partieel worden vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde gewoontewitwassen.
4.3.3.
Bewijsoverwegingen
Op grond van de bewijsmiddelen, die in bijlage I van dit vonnis zijn opgenomen en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht de rechtbank bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van witwassen, zoals onder feit 1 ten laste gelegd. De rechtbank overweegt hierover in het bijzonder het volgende.
Herkenning verdachte
De verdediging bepleit vrijspraak van het onder 1 ten laste gelegde, nu naar het standpunt van de verdediging er op grond van de stills – voortgekomen uit een video-observatie gemaakt op 12 september 2016 – geen herkenning van de verdachte kan plaatsvinden.
De rechtbank verwerpt dit verweer en voert daartoe aan dat uit het proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot de observatie in de parkeergarage van het [parkeergarage] op 12 september 2016 blijkt dat verbalisant S-091 verdachte niet alleen herkent van de opgenomen videobeelden, maar ook op basis van zijn eigen waarnemingen op die dag in de voornoemde parkeergarage. De verdachte is vervolgens in de middag van 12 september 2016 aangehouden bij de [adres 2] en aldaar is een foto van hem gemaakt. De verbalisant herkent de verdachte en de rechtbank acht deze herkenning voldoende betrouwbaar nu de verbalisant verdachte en de handelingen van de verdachte met eigen ogen heeft waargenomen en vervolgens heeft vergeleken met de persoon die later op de dag is aangehouden, en waarvan vast is komen te staan dat het gaat om verdachte.
Wetenschap geldbundels
De verdediging heeft zich ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde op standpunt gesteld dat – indien de rechtbank van oordeel is dat verdachte één van de twee personen is geweest die op 12 september 2016 tassen in de Volkswagen Jetta heeft geplaatst – uit het dossier onvoldoende blijkt dat verdachte wetenschap heeft gehad van de inhoud van de tassen zoals aangetroffen in de Volkswagen Jetta.
De rechtbank verwerpt het verweer en overweegt in het bijzonder het navolgende. Mensen die naar een auto lopen met tassen in hun hand die een paar miljoen euro contant geld bevatten, en die tassen vervolgens plaatsen in een speciaal geprepareerde verborgen ruimte in die auto, plegen te weten wat zij doen, en plegen dus ook te weten dat die tassen contant geld bevatten. Verdachte, die zich consequent op zijn zwijgrecht heeft beroepen, heeft de rechtbank geen enkele reden gegeven om ervan uit te gaan dat zich hier een andere situatie voordoet.
Wat de verdediging overigens heeft aangevoerd over de tassen, snijdt geen hout, zoals blijkt uit het volgende. Uit het proces-verbaal van sporenonderzoek, verricht in het voornoemde voertuig, is uiteengezet hoe de tassen en het geld in de verborgen ruimte zijn aangetroffen. Daarbij valt op dat er slechts twee tassen in de verborgen ruimte zijn aangetroffen. De half gevulde blauwe Albert Heijn tas – gedragen door verdachte – is niet in de verborgen ruimte aangetroffen. Op de geheel gevulde in de verborgen ruimte aangetroffen blauwe Albert Heijn tas, gedragen door medeverdachte [medeverdachte 1] , is een wit half doorschijnend plastic tasje gevonden met daarin bundels van € 50,-. Op de daarnaast aangetroffen en door de medeverdachte [medeverdachte 1] gedragen witte Lidl-tas zijn bundels biljetten van € 20,- waarneembaar die over de rand van de tas uitkomen. Uit de observatie in de parkeergarage op 12 september 2016 is niet gebleken dat het witte plastic tasje en de €20 biljetten uitkomend over de rand van de witte Lidl tas al zichtbaar waren. De rechtbank concludeert derhalve dat de inhoud van de halfgevulde tas – gedragen door verdachte – is overgezet in de verborgen ruimte. Daarmee is de wetenschap omtrent de inhoud van de tassen gegeven. De politie heeft geverbaliseerd dat er geen lege Albert Heijn tas in de Volkswagen Jetta is aangetroffen, maar met de verdediging merkt de rechtbank op dat uit pagina 456 blijkt dat er wel degelijk een lege AH-shopper tas is aangetroffen. Naar het oordeel van de rechtbank ondersteunt dit het gegeven dat de door de verdachte gedragen half gevulde AH-shopper tas in de auto is achtergelaten. Immers is tijdens de observatie op 12 september 2016 waargenomen dat verdachte alleen terugloopt naar de trappen-/lifthal en daarbij niets meer in zijn handen heeft. De medeverdachte [medeverdachte 1] is na het verlaten van de parkeergarage naar Rotterdam gereden en aldaar aangehouden, waarmee alternatieve scenario’s omtrent de wijze van aantreffen van de tassen in de verborgen ruimte uitgesloten zijn.
Van misdrijf afkomstig
De rechtbank stelt ten aanzien van het onder 1 ten last gelegde voorop dat voor een bewezenverklaring van het in de delictsomschrijving van artikel 420bis, eerste lid, onder b van het Wetboek van Strafrecht opgenomen bestanddeel “afkomstig uit enig misdrijf”, niet is vereist dat uit de bewijsmiddelen moet kunnen worden afgeleid dat het desbetreffende voorwerp afkomstig is uit een nauwkeurig aangeduid misdrijf. Wel is voor een veroordeling ter zake van dit wetsartikel vereist dat vaststaat dat het voorwerp afkomstig is uit enig misdrijf.
Indien op grond van de beschikbare bewijsmiddelen geen rechtstreeks verband valt te leggen tussen een voorwerp en een bepaald misdrijf, kan niettemin bewezen worden geacht dat een voorwerp “uit enig misdrijf” afkomstig is, indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het in de tenlastelegging genoemde voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is.
Als uit het door het Openbaar Ministerie aangedragen bewijs feiten en omstandigheden kunnen worden afgeleid die van dien aard zijn dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen, mag van de verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van het voorwerp.
Indien de verdachte een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring heeft gegeven over de herkomst van het voorwerp, dan ligt het vervolgens op de weg van het Openbaar Ministerie om nader onderzoek te doen naar de, uit de verklaringen van de verdachte blijkende, alternatieve herkomst van het voorwerp.
In de onderhavige zaak is het vermoeden van witwassen gerezen nu verdachte samen met een ander een grote hoeveelheid bankbiljetten, met een totaalwaarde van 2.136.030 euro in een verborgen ruimte van een personenauto heeft geplaatst, en hij geen concrete, min of meer verifieerbare verklaring heeft gegeven over de herkomst van het geld. De rechtbank is onder deze omstandigheden van oordeel dat het in de Volkswagen Jetta aangetroffen geld niet anders dan van misdrijf afkomstig kan zijn.
Medeplegen
Anders dan de raadsvrouw heeft betoogd kan verdachte ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde als medepleger worden aangemerkt. Volgens vaste jurisprudentie is niet nodig dat alle medeplegers uitvoeringshandelingen verrichten, noch dat zij op de hoogte zijn van alle details van de criminele activiteiten. De deelnemers moeten zich er wel van bewust zijn dat zij samenwerken en moeten weten waarop die samenwerking is gericht, oftewel welk doel zij gezamenlijk trachten te verwezenlijken. Bovendien moet de bijdrage van elke verdachte aan het strafbare feit van voldoende gewicht zijn. Rekening kan daarbij worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling en het belang van de rol van de verdachte. Verdachte heeft samen met de medeverdachte [medeverdachte 1] de tassen in een verborgen ruimte van de Volkswagen Jetta geplaatst en wist dat de tassen uit misdrijf afkomstig contant geld bevatten. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank een bewuste en nauwe samenwerking aanwezig ten aanzien van het voorhanden hebben van een groot geldbedrag dat van misdrijf afkomstig is. De wezenlijk en significatie bijdrage van verdachte is gelegen in het dragen van de tassen met daarin een fors geldbedrag, en het helpen plaatsen van die tassen in een verborgen ruimte van een personenauto. Uit het feit dat het om een zeer groot geldbedrag gaat, valt daarnaast op te maken dat verdachte kennelijk wordt vertrouwd om zulke grote bedragen aan misdaadgeld te beheren, waarmee zijn significatie bijdrage kracht wordt bijgezet.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in bijlage I vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
De rechtbank acht bewezen dat verdachte
Ten aanzien van het onder 1 bewezen verklaardeomstreeks 12 september 2016 te [plaats 2] , tezamen en in vereniging met een ander, zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen, immers hebben hij, verdachte, en zijn mededader, een geldbedrag van in totaal EUR 2.136.030,-, voorhanden gehad, terwijl hij zijn mededader wisten, dat bovenomschreven geldbedrag - onmiddellijk of middellijk - geheel of gedeeltelijk afkomstig was uit enig misdrijf.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het door haar bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 32 maanden, met aftrek van voorarrest.
Voorts heeft de officier van justitie ten aanzien van het beslag gevorderd dat de op de beslaglijst vermelde voorwerpen met nummers 1, 6, 8, 9, 10, 14, 15, 16, 17, 18, 19 verbeurd worden verklaard. In aanvulling op voornoemde beslaglijst heeft zij tevens gevorderd dat de daarop niet aanwezige personenauto (Peugeot met kenteken [kenteken 1] , itemnummer 5252776) verbeurd wordt verklaard. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de op de beslaglijst vermelde voorwerpen met nummers 2, 3, 5, 7, 11 en 13 aan de verdachte worden teruggegeven.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit en geen strafmaatverweer gevoerd.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte wordt veroordeeld voor het medeplegen van witwassen van een bedrag van ruim 2,1 miljoen euro. Hoewel hij wordt vrijgesproken van de overige ten laste gelegde feiten, blijkt uit het dossier dat verdachte volop betrokken is bij georganiseerde drugscriminaliteit. Op de dag van zijn aanhouding helpt verdachte medeverdachte [medeverdachte 1] met het plaatsen van deze ruim 2,1 miljoen euro in een ingenieus verborgen ruimte van een speciaal daarvoor geprepareerde auto. Enige tijd nadat [medeverdachte 1] is vertrokken, rijdt verdachte zelf in een auto, ook met zo’n geprepareerde, ingenieus verborgen ruimte, naar medeverdachte [medeverdachte 2] . Hij rijdt dan verder als passagier in de auto van [medeverdachte 2] , die óók weer is voorzien van een ingenieus verborgen ruimte, zij het dat die niet geschikt is voor het verbergen van zulke grote geldbedragen, maar wel een geladen pistool en toch ook nog een hoeveelheid geld bevat, naar de woning van [medeverdachte 1] . In deze woning ligt onder meer 6 kilo cocaïne in een tas op het aanrecht in de keuken en een geladen automatisch vuurwapen voor het grijpen in een kledingkast. [medeverdachte 2] en verdachte willen deze woning - met de sleutel - betreden, als ze worden aangehouden. In een andere woning waar verdachte de sleutels van had worden onder meer twee geldtelmachines aangetroffen.
Deze achtergrond is van belang voor de op te leggen straf. Op feiten als de bewezen verklaarde feiten kan, mede gegeven de duidelijke context van georganiseerde drugshandel, geen andere reactie volgen dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Er is geen LOVS-oriëntatiepunt met betrekking tot witwassen. Het oriëntatiepunt Fraude wordt van toepassing verklaard op witwassen, indien dit in een frauduleuze context plaats vindt. Hoewel daar hier - waar duidelijk sprake is van een drugscontext - geen sprake van is en bij witwassen niet (direct) kan worden gesproken van een benadelingsbedrag zoals bij fraudedelicten, ziet de rechtbank toch aanleiding om aan te haken bij het oriëntatiepunt Fraude. Witwassen wordt immers, net als fraudedelicten, ernstiger en stafwaardiger naarmate de bedragen waar het om gaat hoger worden, en de maximale strafbedreiging op witwassen (zes jaar) is zelfs hoger dan die bij de meeste fraudedelicten (bijvoorbeeld vier jaar bij oplichting, verduistering in dienstbetrekking, en schending van de plicht tot gegevensverstrekking aan uitkeringsinstanties). De gedachte dat de als uitganspunt op te leggen straffen voor het witwassen van een geldbedrag en het door fraude verkrijgen van hetzelfde geldbedrag in dezelfde orde van grootte moeten liggen, vindt ook steun in de praktijk in Engeland, waar een gedetailleerd systeem aan straftoemetingsrichtlijnen bestaat, en de tabellen met de als uitgangspunt op te leggen straffen voor witwassen en fraude identiek zijn, voor zover de bedragen elkaar overlappen.
In het geval van verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van het witwassen van ruim 2,1 miljoen euro, zou conform het LOVS-oriëntatiepunt Fraude als uitgangspunt een straf in de orde van grootte tussen de 24 maanden en de zes jaar (het strafmaximum) moeten worden opgelegd, waarbij, kijkende naar de stapsgewijze opbouw van bedragen onder de 1 miljoen en bijbehorende strafmaten een gevangenisstraf van drie jaar of ruim drie jaar het meest in de rede ligt. De rechtbank ziet geen strafverzwarende omstandigheden. Dat het witwassen door verdachte, zoals hierboven overwogen, plaatsvindt binnen een overduidelijke criminele context, is aan witwassen eigen. Evenmin ziet de rechtbank strafverminderende omstandigheden. Nu de Officier van Justitie 32 maanden gevangenisstraf heeft geëist (een aantal maanden minder dan drie jaar), zal de rechtbank de verdachte, conform de eis, veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 32 maanden.

9.Beslag

De rechtbank stelt vast dat er ten aanzien van de ter terechtzitting door de officier van justitie overgelegde en aan het dossier toegevoegde beslaglijst geen verdere beslissingen van de rechtbank vereist zijn ten behoeve van de beslagnummers 4 (geldtelmachine 5251928) en 12 (geldautomaat, 5251917), nu de officier van justitie heeft aangegeven dat hierover al een beslissing is genomen.
Verbeurdverklaring
De in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- 1. 1.00 STK Zaktelefoon Blackberry, 5251646;
- 6. 1.00 STK USB-stick (memorykaart) Kingston, 5251938;
- 8. 1.00 STK Zaktelefoon Blackberry Curv, 5251645;
- 9. 1.00 STK Verpakkingsmateriaal, 5252116;
- 10. 1.00 STK Verpakkingsmateriaal, 5252117;
- 14. 1.00 STK Computer Thinkpad, 5251674;
- 15. 1.00 STK Zaktelefoon, 5251675;
- 16. 1.00 STK Zaktelefoon Nokia, 5251676;
- 17. 1.00 STK Zaktelefoon Blackberry, 5251677;
- 18. 1.00 STK Zaktelefoon Blackberry, 5251678
- 19. 1.00 STK Zaktelefoon Nokia, 5251679;
dienen te worden verbeurd verklaard en zijn daarvoor vatbaar, aangezien met behulp van die voorwerpen het onder 1 bewezen geachte is begaan of voorbereid.
Onttrekking aan het verkeer
Het in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerp, te weten:
- . 1.00 STK Personenauto, Peugeot (5252776),
dient onttrokken te worden aan het verkeer nu dit voorwerp is aangetroffen in het onderzoek naar de misdrijven waarvan verdachte wordt verdacht, terwijl dit voorwerp kan dienen tot het begaan van een soortgelijke misdrijven en het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang wordt dit voorwerp onttrokken aan het verkeer.
Teruggave aan verdachte
De volgende voorwerpen zijn in beslag genomen en worden aan verdachte teruggeven:
- 2. 3.00 STK Papier, notities, 51888;
- 3. 1.00 STK Papier, notitie, 5251890;
- 5. 4.00 STK Papier, kopie paspoort, 5251933;
- 7. 16.00 STK Papier, notities, 5251941;
- 11. 1.00 STK Handschoen, 5251880;
- 13. Geld 35,00 Euro, 5251943.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 33, 33a, 36b, 36d, 47, 420bis van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

11.Beslissing

Verklaart het onder 2, 3 en 4 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van witwassen;
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
32 (tweeëndertig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Verklaart verbeurd:
- 1. 1.00
STK Zaktelefoon Blackberry, 5251646;
- 6. 1.00 STK USB-stick (memorykaart) Kingston, 5251938;
- 8. 1.00 STK Zaktelefoon Blackberry Curv, 5251645;
- 9. 1.00 STK Verpakkingsmateriaal, 5252116;
- 10. 1.00 STK Verpakkingsmateriaal, 5252117;
- 14. 1.00 STK Computer Thinkpad, 5251674;
- 15. 1.00 STK Zaktelefoon, 5251675;
- 16. 1.00 STK Zaktelefoon Nokia, 5251676;
- 17. 1.00 STK Zaktelefoon Blackberry, 5251677;
- 18. 1.00 STK Zaktelefoon Blackberry, 5251678;
- 19. 1.00 STK Zaktelefoon Nokia, 5251679;
Verklaart onttrokken aan het verkeer:
- . 1.00 STK Personenauto, Peugeot (5252776);
Gelast de teruggave aan [verdachte] van:
- 2. 3.00 STK Papier, notities, 51888;
- 3. 1.00 STK Papier, notitie, 5251890;
- 5. 4.00 STK Papier, kopie paspoort, 5251933;
- 7. 16.00 STK Papier, notities, 5251941;
- 11. 1.00 STK Handschoen, 5251880;
- 13. Geld 35,00 Euro, 5251943.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M. Vaandrager, voorzitter,
mrs. N.A.J. Purcell en F.A.N.J. Goudappel, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. F.F. van Lier, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 30 december 2016.