Het door het Hof bevestigde vonnis van de Rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Haarlem, van 11 september 2014, houdt - voor zover voor de beoordeling van het middel van belang - ten aanzien van de bewezenverklaring het volgende in:
"Op 31 december 2013 heeft omstreeks 20.05 uur brand gewoed in het jongerencentrum ' [A] ' aan de [a-straat 1] te Haarlem. Door het vuur en de hitteoverdracht zijn delen van het pand verwoest. Andere delen van het pand zijn door de rook en roetontwikkeling extreem vervuild; zelfs in de plafonds en de spouwmuren is roet doorgedrongen. De schade aan het pand werd door deskundigen voorlopig geschat op ongeveer € 300.000,- en is zodanig dat het pand tot aan het casco zal moeten worden gestript. Ook is er naar schatting schade van € 80.000,- toegebracht aan de inboedel, bestaande uit onder andere computers, kantoormeubilair, keukenapparatuur en muziekapparatuur.
Uit onderzoek is gebleken dat de brand is aangestoken. Op het dak van de keuken zijn bij de schoorsteen drie lege flessen wasbenzine, vuurwerk van het type Romeinse kaars en Kobra 6 en een kleine gasbrander aangetroffen. Tevens is een lang stuk textiel op het dak gevonden. Uit één van de beluchtingspijpen op het dak is een flexibel stuk aluminium pijp getrokken. De kappen van de twee beluchtingspijpjes op het dak zijn verwijderd of afgebroken. Op het dak zijn sporen aangetroffen van een ontbrandbare stof, namelijk van een aardoliedestillaat van de subklasse kookpuntbenzine, waaronder onder andere wasbenzine valt.
Op de beelden van de beveiligingscamera's van [A] is te zien dat er circa 15 personen in de buurt van het pand heen en weer rennen en vuurwerk afsteken, waarvan ongeveer zes personen actief zijn bij de brandstichting. Te zien is dat een persoon, NNman 3, op het dak van het pand klimt en drie voorwerpen krijgt toegeworpen welke een sterke gelijkenis vertonen met plastic flessen. NNman 1 gooit twee op flessen gelijkende voorwerpen en een staafvormig voorwerp op het dak ter hoogte van de keuken, welke qua vorm en omgang overeen komt met de later aangetroffen Romeinse kaars. Als NNman 3 van het dak springt, wordt hij geholpen door NN 1 en NNman 4. Ter hoogte van de keuken gooien de NNmannen vuurwerk op het dak, waarna op de beelden flitsen vanuit de richting van het dak van de keuken zichtbaar zijn. NNman 5 klimt vervolgens omhoog, vermoedelijk via de regenpijp. Er zijn twee handen in beeld, de ene heeft iets met een lont vast en de andere hand steekt de lont aan. NNman 2 rolt een lang stuk textiel op en overhandigt iets brandends aan iemand, vermoedelijk degene die in de regenpijp was geklommen. NNman 1, 2 en NNman 4 staan toe te kijken en NNman 2 en 4 wijzen in de richting van het keukendak. Nadat NNman 5 naar beneden is geklommen, klimt NNman 1 via de regenpijp naar het dak. Kort daarna pleegt hij handelingen ter hoogte van één van de ontluchtingspijpen van de keuken; zijn bovenlichaam is buiten het bereik van de camera. Wel zijn ter hoogte van de plek lichtflitsen zichtbaar. Nadat NNman 1 van het dak springt, waarbij hij wordt opgevangen door NNman 4, rennen NNmannen 1 tot en met 4 weg. Drie seconden later is op het keukendak een beeldvullende flits zichtbaar.
De beveiligingsbeelden zijn uitgekeken door diverse verbalisanten. Drie verbalisanten hebben, ieder voor zich en op verschillende tijdstippen, NNman 1 hierbij herkend als [betrokkene 2] en NNman 4 als [verdachte] . Verbalisant [verbalisant 1] herkent naar aanleiding van de analyse van het beeldmateriaal direct dat de HKS foto van [verdachte] een zeer sterke gelijkenis vertoonde met NNman 4. Voorts herkent een niet nader genoemde medewerker van Stichting [B] , de organisatie die het jongerencentrum in beheer heeft, NNman 4 als [verdachte] . Daarbij geeft hij aan dat hij [verdachte] herkent omdat deze voorheen wel in [A] kwam, maar daar al een tijd niet meer is geweest. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij vroeger wel in [A] kwam maar recent niet meer. Uit de gegevens uit het politiesysteem HKS blijken verdachte en voornoemde [betrokkene 2] als relaties van elkaar te zijn geregistreerd in negen meldingen en de gebiedsagenten geven aan dat deze verdachten nagenoeg altijd samen zijn en samen met ene [betrokkene 3] de vaste kern van de groep jongeren zijn. Voorts zagen de gebiedsagenten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] [verdachte] samen met [betrokkene 2] lopen op 11 januari 2014."
en
"[D]e verdediging [heeft], voor het geval de rechtbank wel bewezen acht dat verdachte de NNman 4 op de camerabeelden is, aangevoerd dat de rol van NNman 4 niet is aan te merken als medeplegen, nu hij slechts iemand na de brandstichting van het dak afhelpt en zijn bijdrage in die zin onvoldoende significant is om van medeplegen dan wel zelfs medeplichtigheid te kunnen spreken.
De rechtbank overweegt dat uit (de beschrijving van) de camerabeelden blijkt dat verdachte gedurende langere tijd bij de andere leden van de groep heeft gestaan en wel vanaf het begin van het verrichten van handelingen die tot de brand hebben geleid tot aan het eind, namelijk het moment dat de brand daadwerkelijk uitbreekt. Hij heeft op diverse momenten handelingen verricht: hij heeft op twee momenten hulp verleend aan anderen die van het dak afklimmen en daar kennelijk brand hadden gesticht, te weten aan NNman 3 en NNman 1.
De rechtbank stelt allereerst vast dat hij bij de groep is gebleven toen er door NNman 1 - naar uit het aantreffen van de flessen wasbenzine op het dak en de Romeinse kaars in combinatie met de camerabeelden kan worden afgeleid - deze spullen op het dak werden gegooid. Hij helpt vervolgens samen met NNman 1, deze NNman 3 van het dak. Er zijn lichtflitsen zichtbaar afkomstig van het dak. Hij is, terwijl door NNman 2 iets brandends aan vermoedelijk NNman 5 - degene die in de regenpijp is geklommen - wordt overhandigd, samen met NNman 1 blijven toekijken en heeft samen met NNman 2 naar het dak gewezen. Vervolgens heeft hij, nadat NNman 1 via de regenpijp op het dak is geklommen en kort daarna handelingen ter hoogte van één van de ontluchtingspijpen van de keuken heeft gepleegd, ter welke hoogte lichtflitsen zichtbaar zijn, NNman 1 geholpen van het dak. Hij rent samen met NNman 1 en de anderen weg. Drie seconden later is op het keukendak een beeldvullende flits zichtbaar.
Uit het geheel van deze aaneengeschakelde handelingen blijkt, naar het oordeel van de rechtbank, dat verdachte als actief deelnemer van de groep jongeren betrokken is geweest bij het hele proces van de brandstichting, en niet dat hij slechts passief aanwezig is geweest zonder zich te distantiëren, zoals de raadsman stelt.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte met zijn handelen een zodanig significante en wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan de brandstichting dat er sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking, in die zin dat gesproken kan worden van medeplegen."