In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 11 november 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen een in het Verenigd Koninkrijk erkende liefdadigheidsinstelling, geregistreerd als een culturele Algemeen Nut Beogende Instelling (ANBI), en het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. De eiseres kreeg een bestuurlijke boete opgelegd van € 94.500,- wegens twaalf overtredingen van artikel 2, eerste lid, van de Wet arbeid vreemdelingen (Wav). De rechtbank heeft vastgesteld dat de Beleidsregel 2016 gunstiger is voor stichtingen, mits sprake is van 'arbeid in de niet-zakelijke sfeer'. De partijen waren verdeeld over de vraag of de werkzaamheden van eiseres onder deze vrijstelling vallen. De rechtbank oordeelde dat de werkzaamheden van eiseres, die gericht zijn op fondsenwerving en het bevorderen van culturele relaties, inderdaad als 'arbeid in de niet-zakelijke sfeer' kunnen worden aangemerkt. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit van verweerder en herstelde het primaire besluit, waarbij de boete werd vastgesteld op € 25.500,-. De rechtbank oordeelde dat de boete moest worden gematigd op basis van de omstandigheden van de zaak, waaronder de tijdsduur tussen de overtredingen en de boeteoplegging, en de status van de vreemdelingen die betrokken waren bij de overtredingen. De rechtbank heeft ook bepaald dat verweerder het griffierecht en de proceskosten van eiseres moet vergoeden.