ECLI:NL:RBAMS:2015:7711

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
5 november 2015
Publicatiedatum
9 november 2015
Zaaknummer
C/13/584135 / HA RK 15-90
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskosten bij ingetrokken verzoekschrift; niet-ontvankelijkheid van verweersters in hun verzoek

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 5 november 2015 uitspraak gedaan in een procedure waarbij verzoeker, vertegenwoordigd door advocaat mr. R.S. Rabarison, een verzoekschrift had ingediend tegen Google Netherlands B.V. en Google Inc. Het verzoekschrift werd op 14 augustus 2015 ingetrokken, voordat de verweersters hun verweerschrift hadden ingediend. Google heeft vervolgens verzocht om een proceskostenveroordeling van verzoeker, omdat zij kosten had gemaakt ter voorbereiding van hun verweer. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat Google niet-ontvankelijk is in haar verzoek, omdat het verzoek om proceskostenveroordeling niet vóór de intrekking van het verzoekschrift was gedaan. De rechtbank verwijst naar het procesreglement, waarin staat dat een verzoek kan worden ingetrokken zolang er nog niet op is beslist. De rechtbank concludeert dat er geen ruimte is voor een proceskostenveroordeling, aangezien er geen procedure meer aanhangig was na de intrekking van het verzoekschrift. De rechtbank heeft de eerdere uitspraken van het gerechtshof en de Hoge Raad die door Google werden ingeroepen, niet van toepassing geacht op deze zaak, omdat in die gevallen al proceshandelingen waren verricht voordat de verzoekschriften werden ingetrokken. De rechtbank heeft uiteindelijk Google niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek om proceskostenveroordeling.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rekestnummer: C/13/584135 / HA RK 15-90
Beschikking van 5 november 2015
in de zaak van
[verzoeker],
wonende te [plaats] ,
verzoeker,
advocaat mr. R.S. Rabarison te Amsterdam,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
GOOGLE NETHERLANDS B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
2. de rechtspersoon naar buitenlands recht
GOOGLE INC.,
gevestigd te Mountain View, California (Verenigde Staten van Amerika),
verweersters,
advocaten mr. R.D. Chavannes te Amsterdam.
Partijen worden hierna als volgt aangeduid: verzoeker als [verzoeker] , verweersters afzonderlijk als Google NL en Google Inc. en gezamenlijk als Google.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met bijlagen, ingekomen ter griffie op 31 maart 2015;
- de brief van mr. Chavannes van 17 april 2015, waarin hij te kennen heeft gegeven dat Google NL verweer zal voeren;
- de tussenbeschikking van 21 mei 2015, waarbij een mondelinge behandeling is bepaald en waarin is vermeld dat een eventueel door belanghebbende in te dienen verweerschrift de rechtbank bij voorkeur vijf werkdagen vóór de mondelinge behandeling dient te hebben bereikt;
- het e-mailbericht van mr. A. Verhoeven-Strijbos, kantoorgenote van mr. Chavannes, van 7 mei 2015;
- het gewijzigde verzoekschrift met bijlagen, dat mede tegen Google Inc. is gericht, ingekomen ter griffie op 23 juni 2015;
- de brief van mr. Rabarison van 14 augustus 2015, waarbij zij het verzoekschrift heeft ingetrokken;
- de brief van mr. Verhoeven-Strijbos van 18 augustus 2015, waarin zij heeft verzocht om een proceskostenveroordeling;
- de brief van mr. Rabarison van 25 augustus 2015, waarin zij heeft gereageerd op het verzoek om een proceskostenveroordeling;
- het e-mailbericht van de rechtbank aan mr. Verhoeven-Strijbos van 8 oktober 2015, waarin om een onderbouwing van de proceskosten is verzocht;
- het e-mailbericht van mr. Verhoeven-Strijbos van 16 oktober 2016, met bijlage;
- het e-mailbericht van mr. Rabarison van 22 oktober 2016.
1.2.
De beschikking is bepaald op heden. Partijen zijn van de gewijzigde beschikkingsdatum op de hoogte gebracht.

2.Het verzoek van verweerder en de reactie daarop van de wederpartij

2.1.
Google heeft, na intrekking van het verzoekschrift door [verzoeker] , verzocht om [verzoeker] te veroordelen in de proceskosten van Google, die per verweerder volgens het liquidatietarief kunnen worden begroot op één punt van tarief VIII, aldus
€ 3.211,-.
2.2.
Google legt aan dat verzoek het volgende ten grondslag. Het verzoekschrift werd één werkdag voor het verstrijken van de termijn voor het indienen van het verweerschrift ingetrokken, op het moment dat het 48 pagina’s tellende verweerschrift en de 14 daarbij behorende producties klaar lagen. De voorbereiding van het verweer heeft de nodige tijd gekost. Zo waren er procedurele uitdagingen met betrekking tot het gewijzigde verzoekschrift en de oproeping van Google Inc. Daarnaast verzocht [verzoeker] in zijn verzoekschrift om een schadevergoeding ter hoogte van € 3.500.000,-. Gezien dit financiële belang heeft Google de voorbereiding van het verweer zeer serieus genomen en betreft het een zaak met een zaakswaarde van meer dan € 1.000.000,-, waardoor tarief VIII van het liquidatietarief van toepassing is. Indien [verzoeker] zijn besluit tot intrekking eerder had gecommuniceerd, dan hadden al de werkzaamheden van Google achterwege kunnen blijven. Omdat er namens elk van beide verweerders verschillende, separate verweren zouden zijn gevoerd, komen de kosten daarvoor separaat voor vergoeding in aanmerking. In werkelijkheid zijn de proceskosten vele malen hoger dan het liquidatietarief, zoals volgt uit de declaraties over de maanden juli en augustus 2015 voor een totaalbedrag van
€ 20.025,87. Google is bereid om een exemplaar van het verweerschrift aan de rechtbank te zenden, maar zij heeft er een redelijk belang bij dat de inhoud van het concept verweerschrift niet ter kennis van [verzoeker] wordt gebracht, aldus steeds Google.
2.3.
[verzoeker] verzet zich tegen inwilliging van het verzoek. Hij voert daartoe aan dat eerst bij het verweer om een kostenveroordeling kan worden gevraagd, terwijl in dit geval het verzoekschrift is ingetrokken vóór het verweerschrift is ingediend. Door de intrekking van het verzoekschrift is er geen procedure meer aanhangig bij de rechtbank, en bestaat er geen ruimte om een eindbeschikking, inhoudende een proceskostenveroordeling, uit te spreken. [verzoeker] kan er niet mee instemmen dat Google een exemplaar van het concept verweerschrift aan de rechtbank zou zenden, zonder gelijktijdige toezending daarvan aan [verzoeker] . Dat is in strijd met de procedurele regels, aldus steeds [verzoeker] .
2.4.
Op de stellingen van partijen zal hierna – voor zover nodig – nader worden ingegaan.

3.De beoordeling

3.1.
Na intrekking van het verzoekschrift door [verzoeker] bij brief van 14 augustus 2015 resteert thans nog het nadien door Google bij brief van 18 augustus 2015 ingediende verzoek om een proceskostenveroordeling van [verzoeker] . De rechtbank overweegt ten aanzien van dit verzoek als volgt.
3.2.
In het procesreglement verzoekschriftprocedures rechtbank handel/ voorzieningenrechter is de volgende bepaling opgenomen:
“1.2.8 Intrekking verzoekschrift
Zolang nog niet op het verzoekschrift is beslist, kan het verzoek worden ingetrokken. Indien bij het verweer om een kostenveroordeling wordt gevraagd en na de intrekking wordt gehandhaafd, zal de rechter daarop beslissen.”
3.3.
Uit dit artikel volgt dat voor een kostenveroordeling slechts plaats is indien hierom is verzocht bij verweer nog vóórdat het verzoekschrift is ingetrokken, en dit verzoek ná de intrekking wordt gehandhaafd. Deze situatie doet zich in het onderhavige geval niet voor en de rechtbank is van oordeel dat voor een ruime(re) uitleg van deze bepaling, zoals door Google wordt bepleit, te weten dat ook reden kan zijn een kostenveroordeling uit te spreken, wanneer slechts voorbereidende werkzaamheden, maar nog geen proceshandelingen, zijn verricht, geen aanleiding bestaat.
3.4.
De uitspraken van het gerechtshof Amsterdam van 23 april 2013 (ECLI:NL:GHAMS:2013:BZ8566) en van de Hoge Raad van 18 januari 2013 (ECLI:NL:HR:2013:BY0572) waarnaar Google ter onderbouwing van haar verzoek heeft verwezen kunnen haar hier geen soelaas bieden. Beide uitspraken zien immers – anders dan in de onderhavige zaak – op de situatie waarin door de verzoekende partij reeds vóór de intrekking door de wederpartij een proceshandeling was verricht.
3.5.
De rechtbank vindt voor haar beslissing ook steun in het procesreglement kort gedingen rechtbanken handel/familie en de voor (ingetrokken) kort gedingen bestaande praktijk, omdat de verzoekschriftprocedure veel gelijkenis vertoont met de procedure in kort geding; in beide procedures hoeft immers geen schriftelijk verweer te worden gevoerd, maar mag worden volstaan met het voeren van mondeling verweer ter zitting. In artikel 9.1 van het procesreglement kort gedingen is het volgende bepaald:

9.1 Intrekking procedure
De eisende partij kan de procedure intrekken tot het moment dat de zaak is uitgeroepen. In dat geval spreekt de voorzieningenrechter geen proceskostenveroordeling uit.”
3.6.
In de praktijk wordt in het geval een kort geding voor het verrichten van enige proceshandeling door de wederpartij wordt ingetrokken ook eigenlijk nooit een proceskostenveroordeling uitgesproken. Voor zover de rechtbank bekend, is dat slechts één keer gebeurd (bevelschrift van het gerechtshof Den Haag, 25 november 2014, ECLI:NL:GHDHA:2014:4556). Deze uitspraak was voor de rechtbank Den Haag in een recentere zaak aanleiding om prejudiciële vragen te stellen aan de Hoge Raad over deze kwestie (ECLI:NL:RBDHA:2015:8082), mede omdat, zoals in dat vonnis wordt overwogen, het bevelschrift van het hof een breuk inhoudt met het bestendige gebruik bij rechtbanken om bij een verzoek om een proceskostenveroordeling na intrekking van een kort geding het procesreglement te volgen.
3.7.
Het voorgaande leidt ertoe dat geen aanleiding bestaat om van het bepaalde in artikel 1.2.8 van het procesreglement verzoekschriftprocedures af te wijken. Nu het onderhavige verzoek van Google niet vóór de intrekking (en derhalve niet binnen een aanhangige procedure) is gedaan, is Google niet-ontvankelijk in haar verzoek.

4.De beslissing

De rechtbank
4.1.
verklaart Google niet-ontvankelijk in haar verzoek.
Deze beschikking is gegeven door mr. R.A. Dudok van Heel, rechter, bijgestaan door mr. P.C.N. van Gelderen, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 5 november 2015.