ECLI:NL:HR:2013:BY0572
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie over proceskostenveroordeling in ondertoezichtstelling van minderjarige
In deze zaak gaat het om een cassatieprocedure die is ingesteld door de vader van een minderjarige, die onder toezicht is gesteld. De vader verzoekt om cassatie tegen een beschikking van het gerechtshof, waarin hij is veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep. De zaak betreft de ondertoezichtstelling van hun zoon, die is geboren uit de relatie tussen de vader en de moeder. De vader heeft geen bezwaar tegen de ondertoezichtstelling, maar wel tegen de uitvoering ervan door een gezinsvoogd van een specifieke locatie. Het hof heeft geoordeeld dat de Stichting Bureau Jeugdzorg Limburg bepaalt welke gezinsvoogd wordt aangesteld en dat de vader niet-ontvankelijk is in zijn hoger beroep. De vader is veroordeeld in de proceskosten, wat hij aanvecht in cassatie. De Hoge Raad oordeelt dat de vader in dit geval als in het ongelijk gestelde partij kan worden aangemerkt, en dat de proceskostenveroordeling niet onjuist is. De Hoge Raad verwerpt het beroep van de vader, waarbij wordt benadrukt dat de rechter in verzoekschriftprocedures bevoegd is om proceskostenveroordelingen uit te spreken ten gunste van belanghebbenden, indien deze in het ongelijk zijn gesteld. De beschikking van het hof wordt bevestigd.