ECLI:NL:RBAMS:2015:6403

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
25 september 2015
Publicatiedatum
28 september 2015
Zaaknummer
13/701183-14
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Witwassen van geldbedragen en sieraden, vrijspraak wegens gebrek aan bewijs van misdrijf

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam, is de verdachte beschuldigd van witwassen van een geldbedrag van ongeveer 89.190 euro en een grote hoeveelheid sieraden ter waarde van ongeveer 60.000 euro. De zaak is op tegenspraak behandeld en de rechtbank heeft op 25 september 2015 uitspraak gedaan. De verdachte, geboren in 1968 in de Sovjetunie en zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, heeft tijdens de zittingen verklaard dat een deel van het geld afkomstig was van medeverdachte [medeverdachte], die dit geld zou hebben gewonnen bij het Holland Casino. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen bewijs is dat de verdachte wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het geld van misdrijf afkomstig was. De verdediging heeft betoogd dat het overige geld legaal was verkregen door arbeid, en dat de verdachte geen belasting had betaald, wat niet automatisch betekent dat het geld van misdrijf afkomstig is. De rechtbank heeft de verklaringen van de verdachte en getuigen in overweging genomen en geconcludeerd dat er onvoldoende bewijs was voor de beschuldiging van witwassen. De sieraden zijn ook niet bewezen van misdrijf afkomstig te zijn, en de rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van alle tenlastegelegde feiten. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte niet strafbaar is, omdat het geld uit eigen misdrijf (belastingontduiking) afkomstig was, maar er geen verhullingshandelingen zijn verricht. De rechtbank heeft de teruggave van bepaalde in beslag genomen voorwerpen gelast en de bewaring van andere voorwerpen ten behoeve van de rechthebbende gelast.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/701183-14 (Promis)
Datum uitspraak: 25 september 2015
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Sovjetunie) op [geboortedatum] 1968,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 24 en 25 augustus en 21 september 2015.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. U.E.A. Weitzel en van wat verdachte en haar raadsman mr. G.Th. Offreins naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat
zij op of omstreeks 23 januari 2014, te Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een geldbedrag en/of goed(eren), te weten een geldbedrag van (ongeveer) 89.190,00 euro en/of een (grote) hoeveelheid sieraden ter waarde van (ongeveer 60.000 euro), heeft/hebben verworven, voorhanden heeft/hebben gehad, heeft/hebben overgedragen en/of omgezet, althans van een geldbedrag en/of goed(eren), te weten een geldbedrag van (ongeveer) 89.190,00 euro en/of een (grote) hoeveelheid sieraden ter waarde van (ongeveer) 60.000 euro, gebruik heeft/hebben gemaakt, terwijl zij en/of haar mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat bovenomschreven voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
4. Waardering van het bewijs
4.1
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat bewezen kan worden dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het medeplegen van schuldwitwassen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde feit.
Het geld
Met betrekking tot het aangetroffen geld heeft verdachte verklaard dat zij een deel van dat geld heeft gekregen van [medeverdachte] . Ter terechtzitting heeft zij dit genuanceerd. Zij heeft € 60.000,- van hem ter bewaring gekregen. Dit geld zou afkomstig zijn van gokwinsten, hetgeen wordt ondersteund door een schriftelijke verklaring van het Holland Casino waaruit blijk dat [medeverdachte] ruim € 49.000,- heeft gewonnen. Ook een bedrag van € 3.100,- en een bedrag aan Britse ponden (£ 660,-) zouden van [medeverdachte] zijn en afkomstig zijn van verdiensten voor het IUCC. Dit heeft hij haar verteld, en zij had geen reden om aan zijn verklaring te twijfelen. Van witwassen van dit deel van het geld door verdachte is dan ook geen sprake.
Het overige geld heeft zij gespaard en is legaal uit arbeid verkregen, namelijk door op te passen en door te werken als hulp in de huishouding. De vraag is of het geld dat zij hiermee heeft verdiend afkomstig is uit misdrijf. Het geld is niet afkomstig uit een criminele activiteit. Dat zij geen belasting hierover heeft afgedragen maakt nog niet dat het van misdrijf afkomstig is. Het valt derhalve niet onder de reikwijdte van artikel 420bis van het Wetboek van Strafrecht.
Mocht door de rechtbank worden vastgesteld dat het geld dat aan verdachte toebehoort van misdrijf afkomstig is, dan geldt dat daarmee geen witwashandelingen zijn verricht. Het geld lag contant in huis. Het is niet op een bankrekening gezet. Ook hier heeft verdachte een verklaring voor gegeven. Zij had aanvankelijk geen bankrekening. Deze heeft zij gekregen toen zij in de asielprocedure kwam. Als deze procedure niet zou slagen dan moest zij alles inleveren, ook de rekening en het pasje, en zou ze haar geld kwijt zijn. Om die reden heeft zij het geld in huis bewaard en, om te voorkomen dat bij een eventuele inbraak al het geld zou worden gevonden, op verschillende plaatsen verstopt. Dit is volgens de jurisprudentie van de Hoge Raad geen verhullingshandeling.
Nu niet kan worden bewezen dat het geld dat verdachte voorhanden heeft gehad van enig misdrijf afkomstig is, noch dat ten aanzien van het geld verhullingshandelingen zijn verricht, dient verdachte van witwassen van deze geldbedragen te worden vrijgesproken.
De sieraden
Ten aanzien van de sieraden heeft verdachte ter zitting van de raadkamer van 13 november 2014 een handgeschreven lijst overgelegd waarop zij per sieraad heeft aangegeven hoe zij dit heeft verkregen en wat de waarde ongeveer was ten tijde van de verkrijging. Dat het veel sieraden zijn is niet verwonderlijk. In Rusland is geld niet veel waard, goud wel. Daarom worden veel gouden voorwerpen, sieraden, gekocht. Het goudgehalte van de sieraden is niet gangbaar in Nederland. Het meeste komt dan ook uit Oost-Europa, Italië of Egypte.
Voorts is er geen bewijs dat de sieraden van misdrijf afkomstig zijn, noch dat deze met geld dat afkomstig is van enig misdrijf zijn verkregen.
Ook van het witwassen van de sieraden dient verdachte te worden vrijgesproken.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
In de woning aan het adres [adres, te plaats] , waar verdachte samen met medeverdachte [medeverdachte] verblijft, is een grote hoeveelheid contant geld (€ 89.190,-) en een groot aantal sieraden met een geschatte waarde van € 58.455,- aangetroffen. Dit rechtvaardigt in principe het vermoeden van witwassen.
Beoordelingskader
Naar inmiddels bestendige jurisprudentie kan, in een geval zoals dat zich hier voordoet, witwassen bewezen worden geacht indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat de geldbedragen uit enig misdrijf afkomstig zijn. Het ligt op de weg van het openbaar ministerie om zicht te bieden op het bewijs waaruit zodanige feiten en omstandigheden kunnen worden afgeleid. [1]
De toetsing door de zittingsrechter dient daarbij de volgende stappen te bevatten.
Allereerst zal moeten worden vastgesteld of de aangedragen feiten en omstandigheden van dien aard zijn dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen.
Indien zo’n geval zich voordoet mag van de verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van het geld of de goederen. Zo een verklaring dient te voldoen aan de vereisten dat zij concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk is. Bij de beoordeling van deze verklaring spelen de omstandigheden waaronder en het moment en de wijze waarop deze tot stand is gekomen mede een rol. Zo kan het van belang zijn of de verdachte van meet af aan een tegenwicht tegen de verdenking heeft geboden of dat hij eerst in een laat stadium van het onderzoek is gaan verklaren op een wijze die aan de hiervoor genoemde vereisten voldoet.
Zodra het door de verdachte geboden tegenwicht daartoe aanleiding geeft, ligt het vervolgens op de weg van het openbaar ministerie om nader onderzoek te doen naar de, uit de verklaringen van de verdachte blijkende, alternatieve herkomst van het geld en de goederen. Uit de resultaten van een dergelijk onderzoek zal dienen te blijken dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat de geldbedragen en de goederen waarop de verdenking betrekking heeft, een legale herkomst hebben en dat derhalve een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring kan gelden.
Tegen de achtergrond van dit kader wordt het volgende overwogen en opgemerkt.
De sieraden
Bij verdachte is een groot aantal sieraden in beslag genomen. Er is geen direct bewijs dat deze sieraden van enig misdrijf afkomstig zijn. Verdachte heeft aan de raadkamer in het kader van een verzoek tot teruggave van inbeslaggenomen goederen, in een handgeschreven lijst gedetailleerd aangegeven hoe zij aan deze sieraden is gekomen. Ter terechtzitting heeft de verdediging hiernaar verwezen. Het is de rechtbank aan de hand van deze lijst gebleken dat twee van de sieraden, een paar oorbellen en een ring, van medeverdachte [medeverdachte] afkomstig zijn. De rechtbank acht deze uitleg over de herkomst van de sieraden niet op voorhand ongeloofwaardig. Het is aan het openbaar ministerie bewijs aan te brengen waaruit de feiten en omstandigheden kunnen worden afgeleid waaruit zou moeten blijken dat het niet anders kan dan dat deze voorwerpen uit enig misdrijf afkomstig zijn. Hier is het openbaar ministerie, naar het oordeel van de rechtbank, niet in geslaagd. Verdachte zal dan ook worden vrijgesproken van het witwassen van deze sieraden.
Het geld
Verdachte heeft verklaard dat een deel van dit geld, te weten een bedrag van € 60.000,- (uit een plastic tas) en een geldbedrag van € 3.100,- (uit een zwart mapje in de la van het dressoir) niet van haar, maar van medeverdachte [medeverdachte] is. De rechtbank acht dit ter terechtzitting voldoende aannemelijk geworden.
De vraag die vervolgens voorligt is of verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat dit aan [medeverdachte] toebehorende geld van misdrijf afkomstig was. Verdachte heeft hierover verklaard dat [medeverdachte] haar heeft verteld dat hij € 50.000,- heeft gewonnen bij het Holland Casino en dat hij inkomsten had uit werk bij een internationale organisatie, het IUCC. Niet is gebleken dat verdachte wist dan wel redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het geld van [medeverdachte] afkomstig was uit enig misdrijf.
Verdachte zal daarom worden vrijgesproken van witwassen van deze geldbedragen.
Het overige geld, zijnde € 12.000,- in een bruine portemonnee, € 1.100,- in een envelop, € 6.000,- in een envelop, € 6.450,- in een rode portemonnee en € 543,65 in een portemonnee, is, zo verklaart verdachte, van haar.
Verdachte heeft inzicht gegeven in de herkomst van dit geld. Zij heeft dit in de loop der jaren verdiend met schoonmaak- en oppaswerk, hetgeen bevestiging vindt in de getuigenverklaringen van [persoon 1] en [persoon 2] , afgelegd bij de politie. Verdachte heeft aangegeven dat zij over deze inkomsten geen belasting heeft betaald. De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 7 oktober 2008 [2] beslist dat vermogensbestanddelen waarover men de beschikking heeft doordat belasting is ontdoken, kunnen worden aangemerkt als voorwerpen “afkomstig (…) van enig misdrijf” in de zin van artikel 420 bis en 420 quarter van het wetboek van Strafrecht.
De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat een niet nader bepaald deel van het geld, dat aan verdachte toebehoorde en dat zij voorhanden had, afkomstig is van enig misdrijf. Immers, dit niet nader bepaalde deel is van belastingontduiking en dus uit eigen misdrijf afkomstig.
4.4
Bewijsmiddelen
De verklaring die verdachte ter terechtzitting heeft afgelegd, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
De aangetroffen € 60.000,- in een tas en de € 3.100,- uit de lade van de kast in de woonkamer zijn van [medeverdachte] . De rest is mijn geld. Ik heb het geld verdiend met schoonmaken en oppassen. Ik heb elf jaar gewerkt bij onder meer de familie [persoon 1] en de familie [persoon 2] . Ik heb voor hen beiden gewerkt vanaf 2003. Het klopt dat ik een uitkering had van het AZC en dat ik mijn geld zwart heb verdiend bij [persoon 1] en [persoon 2] . De laatste vier jaar had ik een uitkering van het AZC.
Een proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 27 januari 2014 van de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven:
Ik werk nog steeds zwart als schoonmaakster.
Een proces-verbaal van verhoor getuige met nummer [nummer] van 30 april 2014, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , doorgenummerde pag. 61 e.v. van het zaaksdossier witwassen [verdachte] .
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van [persoon 1] , zakelijk weergegeven:
[verdachte] heeft ongeveer 10 jaar schoongemaakt, van 2003 tot maart 2014. Ze kreeg hier iets meer dan 10 of 12 euro per uur voor. Dat komt neer op 100 euro per week. Het werd altijd cash uitbetaald. Dit werd meestal in 2x 50 euro biljetten uitbetaald. Zij kreeg wel eens in kleinere biljetten uitbetaald, maar nooit in biljetten van 100 euro. In het begin kreeg ze 10 euro en op het laatst 12,50 euro per uur.
Een proces-verbaal van verhoor getuige met nummer [nummer] van 6 mei 2014, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 2] , doorgenummerde pag. 65 e.v. van het zaaksdossier witwassen [verdachte] .
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van [persoon 2] , zakelijk weergegeven:
[verdachte] heeft vanaf het jaar 2003 tot en met juni 2012 bij ons schoongemaakt. Ze werkte drie dagen per week. Dit komt neer op ongeveer 12 uur per week. Ze kreeg ongeveer 11 euro per uur. Wij hielden vaak het salaris van [verdachte] onder ons. Als ze geld nodig had, dan betaalden wij het geld aan haar uit. Wij betaalden haar altijd uit in coupures van 50 euro of kleiner.
In de zomer van 2012 is [verdachte] bij ons gestopt met werken. Wij hebben toen het overgebleven bedrag dat nog openstond aan haar uitbetaald. Dit bedrag was zeker meer dan 5.000 euro. Ik heb dit bedrag uitbetaald in coupures van 50 eurobiljetten. Het kan ook om een bedrag rond de 10.000 euro zijn gegaan.
Een proces-verbaal verstrekking gevorderde financiële gegevens met nummer [nummer] van 2 mei 2014, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 3] , doorgenummerde pag. 16 e.v. van het zaaksdossier witwassen [verdachte] .
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van verbalisant, zakelijk weergegeven:
Op 28 februari 2014 heeft de officier van justitie van derden, te weten Belastingdienst Amsterdam, (…,) gevorderd dat deze gegevens verstrekt omtrent een persoon, genaamd [verdachte] , geboren op [geboortedatum] 1968.
Uit de gegevens van de Belastingdienst blijkt het volgende.
[verdachte] heeft over de jaren 2003-2013 geen aangifte inkomensbelasting gedaan. Er zijn van [verdachte] geen inkomensgegevens bekend.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4. vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
op 23 januari 2014, te Amsterdam, een geldbedrag voorhanden heeft gehad, terwijl zij wist dat bovenomschreven voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.

6.De strafbaarheid van het feit

Uit de jurisprudentie van de Hoge Raad vloeit voort dat verdachte ten aanzien van het bewezen geachte moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging aangezien de rechtbank aannemelijk acht dat dit geldbedrag uit eigen misdrijf (belastingontduiking) afkomstig is en verdachte dit bedrag enkel voorhanden heeft gehad. Niet is gebleken dat verdachte gedragingen heeft verricht om de criminele herkomst van het geldbedrag te verbergen of te verhullen. Het enkele feit dat het bedrag in de woning was verstopt, is daarvoor niet voldoende. Het bewezen verklaarde kan daarom niet als witwassen worden gekwalificeerd [3] .

7.Beslag

Onder verdachte zijn de voorwerpen in beslag genomen die zijn opgenomen in de beslaglijst, welke als bijlage aan dit vonnis is gehecht.
De rechtbank zal geen beslissing nemen over de voorwerpen met de nummers 1, 2, 3, 6, 15 t/m 18, 21, 22, 25 t/m 58, 60 t/m 68, 70 en 72 op de beslaglijst, aangezien op deze voorwerpen ook conservatoir beslag rust als bedoeld in artikel 94a Sv .
De rechtbank zal de bewaring ten behoeve van de rechthebbende gelasten ten aanzien van de voorwerpen die onder de nummers 43 en 47 zijn vermeld op de beslaglijst, nu deze niet aan verdachte toebehoren.
De rechtbank gelast de teruggave aan verdachte van de voorwerpen onder nummer 4, 24, 69 en 71.

8.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is aangegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezene niet strafbaar en ontslaat verdachte,
[verdachte], van alle rechtsvervolging ter zake daarvan.
Gelast de
teruggaveaan [verdachte] van de inbeslaggenomen voorwerpen met de nummers 4, 24, 69 en 71.
Gelast de
bewaring ten behoeve van de rechthebbendevan:
43 twee gouden oorsieraden met groene steen (4702691)
47 een zilverkleurige ring met groene steen (4702699)
Dit vonnis is gewezen door
mr. H.P. Kijlstra, voorzitter,
mrs. E.M.M. Gabel en J.P.W. Helmonds, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.M.M. van Leuven, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van
25 september 2015.

Voetnoten

3.zie onder meer Hoge Raad 8 januari 2013, ECLI:NL:HR:2013:BX4449