ECLI:NL:RBAMS:2015:587

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
30 januari 2015
Publicatiedatum
6 februari 2015
Zaaknummer
13-751711-14
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Internationaal publiekrecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering aan Italië voor tenuitvoerlegging van vrijheidsstraf met betrekking tot eerdere veroordeling

Op 30 januari 2015 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon aan Italië voor de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf. De rechtbank heeft de vordering tot overlevering, ingediend door de officier van justitie, toegewezen. De opgeëiste persoon was eerder overgeleverd voor vervolging voor hetzelfde feit, maar de rechtbank oordeelde dat dit geen beletsel vormt voor de huidige overlevering. De rechtbank verwierp ook het verweer van de raadsman dat de overlevering moest worden geweigerd op basis van verjaring en persoonlijke omstandigheden. De rechtbank stelde vast dat de opgeëiste persoon op de hoogte was van de procedures in Italië en dat de Italiaanse autoriteiten correct hadden gehandeld. De rechtbank concludeerde dat er geen weigeringsgronden waren die de overlevering in de weg stonden, en dat het Europees aanhoudingsbevel voldeed aan de eisen van de Overleveringswet. De uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van de officier van justitie en de raadsman van de opgeëiste persoon, en de rechtbank heeft de overlevering toegestaan.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751711-14
RK nummer: 14/7574
Datum uitspraak: 30 januari 2015
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 19 november 2014 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 12 juni 2014 door the Office of the Prosecutor General, attached to the Court of Appeal of Barí, Italië, en het strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren te [geboorteplaats], Italië, op [geboortedatum],
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens en verblijvend op het adres [adres, te plaats],
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 16 januari 2015. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. K. van der Schaft.
De opgeëiste persoon heeft zich doen bijstaan door zijn raadsman, mr. F.M.N. Janssen, advocaat te Amsterdam en door een tolk in de Italiaanse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak zou moeten doen met dertig dagen verlengd. De reden hiervan is gelegen in het feit dat de rechtbank er niet in slaagt binnen de in de wet bepaalde termijn uitspraak te doen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Italiaanse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een arrestatiebevel van 20 november 2012 (nummer 641/2012 SIEP) en een voor ten uitvoerlegging vatbaar arrest nummer 707 van 8 maart 2011, gewezen door the Court of Appeal of Barí. Dit vonnis is op 6 november 2012 onherroepelijk geworden.
Referentie: no. 707/2011 reg.sent. of the Court of Appeal, 3rd Division, Barí.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van twee jaren en acht maanden, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij voornoemd arrest.
Dit arrest betreft het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.
3.1
Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
Standpunt raadsman
De raadsman heeft een beroep gedaan op de weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW. De opgeëiste persoon was niet aanwezig op de zittingen in de procedures waar het EAB op ziet. Hij is niet in persoon gedagvaard of anderszins in persoon in kennis gesteld van de datum en plaats van de zitting en is dus onvoldoende in de gelegenheid geweest om zijn verdediging te voeren en mag, zonder garantie op een nieuw proces, om die reden niet worden overgeleverd.
Standpunt officier van justitie
De opgeëiste persoon was van de tegen hem aanhangige procedure in Italië op de hoogte; immers hij was in verband met de vervolging overgeleverd. Uit het EAB blijkt dat de opgeëiste persoon een raadsman heeft gemachtigd om namens hem de verdediging te voeren. Zoals de opgeëiste persoon ter zitting heeft verklaard is het een automatisme dat een gemachtigd raadsman een rechtsmiddel instelt tegen een veroordelend vonnis en was de opgeëiste persoon van dit ‘automatisme’ op de hoogte. De weigeringsgrond is dan ook niet aan de orde.
Oordeel rechtbank
De opgeëiste persoon is indertijd ter vervolging overgeleverd. Deze vervolging betrof het feit waarvoor hij inmiddels is veroordeeld. Hij was dus op de hoogte van de procedure die tevens een behandeling ter terechtzitting in hield. Uit het EAB blijkt dat de opgeëiste persoon een door hem gekozen raadsman – in het EAB bij naam genoemd – heeft gemachtigd zijn verdediging te voeren. De raadsman heeft vervolgens een rechtsmiddel tegen het vonnis aangewend. De opgeëiste persoon heeft een en ander ter zitting bevestigd en verklaard dat het hem bekend is dat het instellen van hoger beroep een ‘automatisme’ is voor een gemachtigd raadsman in Italië. De rechtbank stelt dan ook vast dat voldaan is aan de in artikel 12, aanhef en onder b, OLW gestelde voorwaarden. De door de raadsman bedoelde weigeringsgrond is niet aan de orde.

4.Strafbaarheid

Feit vermeld op bijlage 1 bij de OLW
Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht moet achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit het strafbare feit heeft aangeduid als een feit vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. Het feit valt op deze lijst onder nummer 5, te weten:
illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen.

5.Overige verweren

5.1
Eerdere overlevering vormt een beletsel.
Standpunt raadsman
De raadsman heeft verzocht de overlevering te weigeren omdat de opgeëiste persoon ter zake van het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht, eerder is overgeleverd. Hij heeft daarmee gedoeld op de uitspraak van de rechtbank van 13 april 2007, parketnummer 13/497010-07. Bij die uitspraak heeft de rechtbank de overlevering toegestaan ter vervolging voor het feit waarvoor de Italiaanse autoriteiten thans de overlevering ter executie vragen. Twee keer overleveren voor hetzelfde feit is niet mogelijk, aldus de raadsman. Bovendien zou gelijktijdige berechting met de feiten waarvoor de opgeëiste persoon destijds ter executie is overgeleverd, geleid hebben tot een lagere totaalstraf dan nu is opgelegd. Ook dit gegeven moet een beletsel vormen voor de verzochte overlevering.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft hiertegen ingebracht dat het beginsel ‘nemo debet bis vexari’ niet op gaat bij over- of uitlevering en dat bovendien de grondslag waarop het verzoek tot overlevering rust een andere is dan in 2007. Het gaat nu om de tenuitvoerlegging van een onherroepelijke straf en eerder betrof het de vervolging voor het in het EAB omschreven feit.
De opgeëiste persoon was in vrijheid gesteld voordat het arrest werd gewezen en er sprake was van een onherroepelijke veroordeling. Van een weigeringsgrond is geen sprake.
Oordeel rechtbank
De rechtbank volgt de officier van justitie. De opgeëiste persoon is eerder overgeleverd ter vervolging van – onder meer – het in onderhavig EAB omschreven feit. Thans wordt de overlevering verzocht voor de tenuitvoerlegging van de opgelegde straf met betrekking tot ditzelfde feit. Hetgeen de raadsman heeft aangevoerd vormt geen weigeringsgrond en er is geen rechtsregel die zich verzet tegen een tweede overlevering.
Het verweer met betrekking tot de gelijktijdige berechting en de lagere totaalstraf is speculatief en heeft de opgeëiste persoon kunnen voeren gedurende de berechting voor dit feit in Italië. In 2007 is de opgeëiste persoon overgeleverd voor de tenuitvoerlegging van vonnissen. Alleen al om die reden kon een gelijktijdige vervolging en berechting voor het feit waarop dit EAB betrekking heeft, niet plaatsvinden.
5.2
Verjaring
Standpunt raadsman
De overlevering moet worden geweigerd omdat het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht, verjaard is. De veroordeling betreft artikel 73 lid 5 van de Italiaanse Drugswet van 1990. Door wettelijk decreet nr.146/2013 is het delict van lid 5 (de productie, het verhandelen en voorhanden hebben van kleine hoeveelheden verdovende middelen) een zelfstandig delict geworden. Dit heeft gevolgen voor de verjaringstermijn die op grond van artikel 157 lid 1 van de Italiaanse strafwet (Codice Penale) zes jaar bedraagt. Ter onderbouwing van dit betoog heeft de raadsman ter zitting een aantal stukken overgelegd in de Italiaanse taal.
Subsidiair heeft hij aangevoerd dat nader onderzoek geïndiceerd is en om aanhouding van het onderzoek verzocht.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft dit standpunt betwist. De gegevens in het EAB spreken de stelling van de raadsman tegen en het vertrouwensbeginsel brengt mee dat de rechtbank ervan uit dient te gaan dat de Italiaanse rechter correct heeft beoordeeld dat het feit niet is verjaard. Op de overgelegde stukken moet geen acht worden geslagen, omdat zij niet vertaald zijn en er om die reden geen kennis van kan worden genomen.
Oordeel rechtbank
De rechtbank gaat er op grond van het vertrouwensbeginsel van uit dat het Italiaanse Hof dat het arrest heeft gewezen het geldende recht heeft toegepast en de eventuele verjaring van het feit in zijn beoordeling heeft betrokken. Hetgeen de raadsman heeft aangevoerd is niet voldoende om het vertrouwensbeginsel opzij te zetten. De rechtbank kan geen kennis nemen van de in de Italiaanse taal gestelde stukken die de raadsman heeft overgelegd en ziet in hetgeen is aangevoerd geen aanleiding om nader onderzoek naar de inhoud van deze stukken te doen.
5.3
Persoonlijke omstandigheden moeten tot weigering leiden
Standpunt raadsman
Persoonlijke omstandigheden van de opgeëiste persoon staan in de weg aan overlevering.
De opgeëiste persoon heeft zijn vaste domicilie in Nederland. De gezinsomstandigheden van de opgeëiste persoon moeten worden meegewogen, evenals de gevolgen die overlevering voor de opgeëiste persoon zal hebben. De opgeëiste persoon vreest voor schending van het specialiteitsbeginsel. De vraag of de verzochte overlevering de belangen van de opgeëiste persoon zo min mogelijk schade berokkent moet ontkennend worden beantwoord. Ook dit is een reden om de overlevering te weigeren.
Standpunt officier van justitie
Hetgeen door de raadsman is aangevoerd vormt geen weigeringsgrond. Dat het specialiteitsbeginsel zou zijn geschonden of reeds is geschonden is niet onderbouwd. Dat de overlevering moet worden geweigerd omdat de procedure niet tegemoet komt aan de belangen van de opgeëiste persoon is evenmin een weigeringsgrond.
Oordeel rechtbank
In beginsel kunnen de persoonlijke omstandigheden van een opgeëiste persoon, die zich niet kan beroepen op de bescherming van artikel 6, vijfde lid OLW in verbinding met artikel 6, tweede lid OLW, geen weigeringsgrond opleveren. Zoals de rechtbank eerder heeft geoordeeld kan overlevering slechts in een uitzonderlijk geval en gelet op bijzondere omstandigheden onevenredig bezwarend worden geacht (ECLI:NL:RBAMS:2013:BZ3203).
Van een dergelijk uitzonderlijk geval en dergelijke bijzondere omstandigheden is de rechtbank niet gebleken. De aangevoerde persoonlijke omstandigheden zijn niet van dien aard dat de verzochte overlevering geweigerd moet worden.
De mogelijke schending van het specialiteitsbeginsel, waar de opgeëiste persoon voor zegt te vrezen maar dat verder niet is toegelicht, vormt evenmin een weigeringsgrond.

6.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan, dient de overlevering te worden toegestaan.

7.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 2, 5 en 7 Overleveringswet.

8.Beslissing

WIJST AFhet verzoek tot aanhouding.
STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan the Prosecutor General, attached to the Court of Appeal of Barí, Italië, ten behoeve van de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf, te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat, wegens het feit waarvoor zijn overlevering wordt verzocht.
Aldus gedaan door
mr. A.C. Enkelaar, voorzitter,
mrs. S.J. Riem en H.G. van der Wilt, rechters,
in tegenwoordigheid van L.C. Werkman, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 30 januari 2015.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.