ECLI:NL:RBAMS:2015:2050

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
3 april 2015
Publicatiedatum
9 april 2015
Zaaknummer
AWB - 14 _ 3627
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatigheid naheffingsaanslag parkeerbelasting en proceskostenvergoeding

In deze zaak heeft de rechtbank Amsterdam op 3 april 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een inwoner van Purmerend, en de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam. Eiser had een naheffingsaanslag parkeerbelasting ontvangen omdat hij het kenteken van zijn auto onjuist had ingevoerd. Eiser had echter wel degelijk parkeerbelasting betaald, zoals bleek uit het door hem overgelegde betaalbewijs. De gemeente herroept de naheffingsaanslag, maar weigert een proceskostenvergoeding, omdat zij van mening is dat er geen onrechtmatigheid aan haar zijde is, maar dat de fout bij eiser ligt.

De rechtbank oordeelt dat de naheffingsaanslag onrechtmatig was, omdat de gemeente niet bevoegd was om deze op te leggen. De rechtbank verwijst naar een eerdere uitspraak van 7 mei 2014, waarin werd vastgesteld dat het niet correct invoeren van het kenteken niet leidt tot een naheffingsaanslag als de parkeerbelasting wel is betaald. De rechtbank concludeert dat de gemeente in dit geval in strijd heeft gehandeld met de wet, en dat eiser recht heeft op een proceskostenvergoeding.

De rechtbank vernietigt de beslissing van de gemeente om geen proceskostenvergoeding toe te kennen en veroordeelt de gemeente tot het vergoeden van de door eiser gemaakte proceskosten, alsook het griffierecht. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van de beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 14/3627

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 april 2015 in de zaak tussen

[naam] , te Purmerend, eiser

(gemachtigde: mr. C.W. Kong),
en

De heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam, verweerder

(gemachtigde: mr. B. Brekveld).

Procesverloop

Op 21 maart 2014 (het primaire besluit) heeft verweerder aan eiser een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd.
Bij uitspraak van 5 mei 2014 (de bestreden uitspraak) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard en de bestreden naheffingsaanslag vernietigd.
Eiser heeft tegen de bestreden uitspraak beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden door de meervoudige kamer op 3 februari 2015. Eiser is daarbij niet verschenen, verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting direct na aanvang geschorst, omdat is gebleken dat de uitnodiging voor de zitting niet naar het juiste adres van de gemachtigde van eiser is gestuurd. De rechtbank heeft vervolgens een nieuwe zittingsdatum bepaald en de zaak verwezen naar de enkelvoudige kamer.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 februari 2015. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Eiser is niet verschenen. Uit informatie van Post.NL is gebleken dat de uitnodigingsbrief op het adres van de gemachtigde van eiser is afgeleverd.

Overwegingen

1. De rechtbank overweegt dat niet in geschil is dat de auto van eiser, met kenteken [nummer] , op 21 maart 2014 omstreeks 13.41 uur ter hoogte van [adres] te Amsterdam geparkeerd stond. Evenmin is in geschil dat op die parkeerplek en op dat tijdstip parkeerbelasting was verschuldigd. Omdat op het moment van controle werd geconstateerd dat er geen geldig parkeerecht voor het voertuig met kenteken [nummer] was afgegeven, is aan eiser een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd.
2.1.
Bij de bestreden uitspraak heeft verweerder de naheffingsaanslag herroepen. In deze uitspraak is overwogen dat uit het door eiser in bezwaar overgelegde betaalbewijs is gebleken dat eiser parkeerbelasting heeft betaald voor het kenteken [nummer] . De parkeerder dient er zorg voor te dragen dat het juiste kenteken wordt ingevoerd. Wanneer de gegevens van het ingevoerde kenteken namelijk niet overeen komen met het kenteken waarmee wordt geparkeerd, zal bij bevraging geen geldig parkeerrecht worden afgegeven, met als gevolg dat terecht een naheffingsaanslag wordt opgelegd. In de uitspraak is geen proceskostenvergoeding toegekend, omdat volgens verweerder geen sprake is van een onrechtmatigheid van de zijde van verweerder, maar van een situatie waarin eiser heeft verzuimd het kenteken correct in te voeren.
2.2.
Eiser heeft in beroep aangevoerd dat verweerder ten onrechte het verzoek om een proceskostenvergoeding heeft afgewezen. Volgens eiser is wel sprake van een aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid. Indien de parkeercontroleur van de gemeente Amsterdam zorgvuldig onderzoek had gedaan, dan had hij kunnen zien dat eiser wel degelijk de parkeerbelasting had voldaan.
2.3.
Op grond van artikel 7:15, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) worden de kosten, die de belanghebbende in verband met de behandeling van het bezwaar redelijkerwijs heeft moeten maken, door het bestuursorgaan uitsluitend vergoed op verzoek van de belanghebbende voor zover het bestreden besluit wordt herroepen wegens een aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid.
2.4.
De rechtbank overweegt dat hieruit volgt dat bij vernietiging van een naheffingsaanslag na het indienen van bezwaar in beginsel sprake is van een onrechtmatige daad door verweerder jegens de belastingplichtige. Uit de jurisprudentie blijkt dat alleen in bijzondere gevallen een uitzondering daarop wordt aanvaard (zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Hoge Raad van 12 mei 2006, ECLI:NL:HR:2006:AX0985).
2.5.
De rechtbank heeft in de uitspraak van 7 mei 2014, ECLI:NL:RBAMS:2014:2631, onder verwijzing naar het arrest van de Hoge Raad van 8 januari 1997, ECLI:NL:HR:1997:AA3200, kort samengevat, overwogen dat de verplichting tot het invoeren van het juiste kenteken, gelet op de redactie van artikel 234 van de Gemeentewet, uitsluitend betrekking heeft op het doen van aangifte van parkeerbelasting. Het niet, niet volledig of onjuist invoeren van het kenteken van de auto waarmee wordt geparkeerd, doet niet af aan het in artikel 20 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen neergelegde beginsel dat ter zake van een belasting die op aangifte moet worden voldaan, uitsluitend kan worden nageheven indien die belasting niet is betaald.
2.6.
Uit de uitspraak op bezwaar blijkt dat verweerder heeft vastgesteld dat eiser voor het parkeren heeft betaald en dat verweerder de naheffingsaanslag om die reden heeft herroepen. Gelet op de hiervoor genoemde uitspraak van 7 mei 2014 was verweerder in die omstandigheden niet bevoegd tot het opleggen van een naheffingsaanslag en was het primaire besluit dus onrechtmatig. De omstandigheid dat de noodzaak tot het instellen van bezwaar mede voortvloeide uit de handelwijze van eiser en dat verweerder pas in bezwaar heeft kunnen vaststellen dat er voor het parkeren was betaald, doet niet af aan de onrechtmatigheid van de naheffingsaanslag en is naar het oordeel van de rechtbank niet voldoende om een uitzondering op de hoofdregel van artikel 7:15 van de Awb te rechtvaardigen.
3. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit, voor zover daarbij het verzoek van eiser om een proceskostenvergoeding op grond van artikel 7:15, tweede lid, van de Awb is afgewezen. De rechtbank ziet aanleiding zelf in de zaak te voorzien, in die zin dat verweerder zal worden veroordeeld in de door eiser in verband met de behandeling van het bezwaar gemaakte proceskosten tot een bedrag van € 244,- (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift met een waarde per punt van € 244,- en een wegingsfactor 1).
4. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoedt.
5. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser in beroep gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank vast op € 490,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 490,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt de bestreden uitspraak op bezwaar voor zover daarbij het verzoek om een proceskostenvergoeding is afgewezen;
  • veroordeelt verweerder in de door eiser in verband met het bezwaar gemaakte proceskosten van € 244;
  • bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde gedeelte van de uitspraak op bezwaar;
  • bepaalt dat de uitspraak op bezwaar voor het overige in stand blijft;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 45,- aan eiser te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de door eiser in verband met het beroep gemaakte proceskosten van € 490,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. de Vos, rechter, in aanwezigheid van mr. B.E. Giesen, griffier
.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 3 april 2015.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.