2.3.1Authenticiteit van de stukken
Bij de stukken bevindt zich een kopie van het uitleveringsverzoek met twee bijlagen. Op het uitleveringsverzoek is een (gekopieerd) stempel zichtbaar van AIRS en een (gekopieerd) stempel met de tekst “ZYLAB GESCAND”. De bijlagen betreffen een kopie van het Duitstalige aanhoudingsbevel van 30 juli 2015 en een kopie van de Engelse vertaling daarvan. Het uitleveringsverzoek vermeldt het volgende:
Nous vous transmettons, ci-joint, en deux exemplaires, le mandat d’arrêt précité (…).
Daaruit volgt dat bij het originele uitleveringsverzoek het originele Duitstalige aanhoudingsbevel was gevoegd. De kopie van het gescande Duitstalige aanhoudingsbevel is dus een “authentiek afschrift” in de zin van artikel 12, tweede lid, aanhef en onder a, van het Europees Verdrag betreffende uitlevering (EUV).
2.3.2Genoegzaamheid van het overzicht van de feiten
2.3.2.1 Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat de uitlevering ontoelaatbaar is, omdat de stukken voor wat betreft het invoeren van cocaïne in Zwitserland en het witwassen van drugsopbrengsten ongenoegzaam zijn. Hij heeft daartoe het volgende aangevoerd.
De beschrijving van die feiten is onvoldoende concreet en voldoet niet aan de eisen die artikel 18, tweede lid, aanhef en onder b, UW stelt. De feiten zouden zijn begaan in de buitenwijken van Amsterdam en elders in Nederland in de periode van oktober 2014 tot en met 28 juli 2015. De opgeëiste persoon zou aan de hand van de stukken moeten kunnen nagaan op welke datum en op welke plaats hij de feiten zou hebben begaan, zodat hij zou kunnen aantonen dat hij daarbij niet betrokken is. De beschrijving concretiseert de feiten niet zodanig, dat de opgeëiste persoon aan de hand daarvan zijn onschuld aan die feiten kan aantonen.
2.3.2.2 Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de stukken voldoen aan die eisen die gesteld worden in artikel 18 UW en artikel 12 EUV.
2.3.2.3 Oordeel van de rechtbank
Uit het aanhoudingsbevel van 30 juli 2015 in samenhang met de brief van 21 september 2015 blijkt dat de opgeëiste persoon ervan wordt verdacht dat hij, kort gezegd, in Amsterdam en mogelijk elders in Nederland als lid van een bende heeft deelgenomen aan:
- de invoer vanuit Nederland in Zwitserland van in totaal tussen 102,4 en 129,4 kilogram cocaïne in de periode van oktober 2014 tot en met 28 juli 2015,
- het witwassen van de drugsopbrengsten in de periode van oktober 2014 tot en met 28 juli 2015 en
- het bezit van 200 gram op 28 juli 2015.
Deze stukken houden meer in het bijzonder in dat:
- de opgeëiste persoon en zijn mededaders “ [naam 1] ”, “ [naam 2] ” en [naam 3] cocaïne hebben ingevoerd in Zwitserland;
- “ “ [naam 1] ”, “ [naam 2] ” en [naam 3] in een woning in de buitenwijken van Amsterdam de verdovende middelen aan de koeriers overhandigden;
- volgens de koerier [naam 4] de opgeëiste persoon steeds (aanhoudingsbevel: “jeweils”; brief van 21 september 2015: “always”) aanwezig was in de woning waar de cocaïne werd overhandigd aan de koeriers (de rechtbank begrijpt: dus ook ten tijde van het overhandigen van de verdovende middelen aan de koeriers);
- volgens de koerier [naam 4] de koeriers hun personalia op een stukje papier moesten schrijven;
- volgens de koerier [naam 4] de koerier [naam 5] de opbrengsten van de drugsverkoop mee terugnam naar Nederland;
- de koerier [naam 6] na zijn aankomst in Zwitserland contact opnam met een belangrijk lid van het criminele netwerk die gebruik maakte van twee Nederlandse telefoonnummers;
- in de woning waar de opgeëiste persoon verbleef een briefje met de personalia van [naam 4] en [naam 5] is aangetroffen;
- in de woning waar de opgeëiste persoon verbleef financiële bescheiden zijn aangetroffen die aanwijzingen opleveren voor het wisselen van geld en voor het bestaan van bankrekeningen;
- in de woning waar de opgeëiste persoon verbleef twee mobiele telefoons zijn aangetroffen met de telefoonnummers waarmee de koerier [naam 6] na zijn aankomst in Zwitserland contact opnam;
- in de kamer van de opgeëiste persoon 200 gram cocaïne is aangetroffen.
Artikel 12, tweede lid, aanhef en onder b, EUV stelt niet de eis dat het overzicht van de feiten zo gedetailleerd is, dat de opgeëiste persoon aan de hand daarvan zijn onschuld kan aantonen. Mede in aanmerking genomen dat het uitleveringsverzoek strekt tot strafvervolging en dat het strafrechtelijke onderzoek in Zwitserland nog niet is afgerond, voldoet het overzicht van de feiten aan de eisen van die bepaling.
De rechtbank verwerpt het verweer.