In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 1 augustus 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen TIO TEACH B.V. en een student, aangeduid als [naam 1]. De kern van de zaak betreft de kwalificatie van de studieovereenkomst die de student met TIO heeft gesloten. De student had zich ingeschreven voor de hbo-opleiding Hotel- en Eventmanagement en beëindigde deze overeenkomst eenzijdig op 20 maart 2013. TIO vorderde betaling van het resterende collegegeld, terwijl de student zich beriep op de vernietigbaarheid van het annuleringsbeding in de algemene voorwaarden van TIO.
De kantonrechter oordeelde dat de studieovereenkomst kan worden gekwalificeerd als een overeenkomst van opdracht, waarop de bepalingen van titel 7 van boek 7 van het Burgerlijk Wetboek van toepassing zijn. Dit houdt in dat de student te allen tijde de overeenkomst kan opzeggen zonder schadevergoeding verschuldigd te zijn, zoals vastgelegd in artikel 7:408 lid 1 BW. Het annuleringsbeding in de algemene voorwaarden van TIO werd als strijdig met deze wettelijke regeling beschouwd en derhalve vernietigbaar verklaard.
De rechter concludeerde dat TIO geen aanspraak kon maken op het volledige collegegeld, maar wel op een redelijk loon en vergoeding van onkosten die niet in het loon zijn begrepen. De zaak werd aangehouden voor verdere behandeling van de hoogte van het redelijk loon en de onkosten. De beslissing in reconventie werd eveneens aangehouden, waarbij de student vorderingen had ingediend om de studieovereenkomst te vernietigen en om juridische kosten te vergoeden.