ECLI:NL:RBAMS:2014:6928
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bepaling van redelijk loon bij tussentijdse opzegging van een studieovereenkomst
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 24 oktober 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen TIO TEACH B.V. en een gedaagde, die de studieovereenkomst tussentijds had opgezegd. De kantonrechter oordeelde dat de studieovereenkomst kan worden gekwalificeerd als een overeenkomst van opdracht, waardoor de gedaagde deze op elk moment kon opzeggen zonder schadevergoeding verschuldigd te zijn. Echter, TIO had recht op een redelijk loon en de gemaakte onkosten, zoals vastgelegd in de artikelen 7:411 en 7:406 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek.
TIO stelde dat de gedaagde het volledige collegegeld verschuldigd was, omdat de kosten al gemaakt waren op het moment van opzegging. De kantonrechter oordeelde dat het redelijk loon voor de periode dat de gedaagde onderwijs had genoten, gelijk was aan een evenredig deel van het collegegeld. De kantonrechter bepaalde dat de gedaagde € 2.660,00 aan collegegeld verschuldigd was, plus € 375,00 voor een wijnreis, wat resulteerde in een totale betalingsverplichting van € 3.035,00. De gedaagde had al een deel van dit bedrag betaald, waardoor er nog € 305,00 resteerde, waarover wettelijke rente werd toegewezen.
Daarnaast werd de vordering van TIO voor buitengerechtelijke incassokosten afgewezen, omdat niet was aangetoond dat een kosteloze aanmaning had plaatsgevonden. De proceskosten werden gecompenseerd, wat betekent dat elke partij zijn eigen kosten droeg. De kantonrechter wees het meer of anders gevorderde af en verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad. In reconventie werd de vordering van de gedaagde afgewezen, en ook hier werden de proceskosten gecompenseerd.