4.4.4.Sub 4
Artikel 273f, eerste lid, Sr bepaalt onder sub 4, kort gezegd, dat strafbaar is hij die een ander met een dwangmiddel dwingt of beweegt zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten dan wel onder de onder sub 1 genoemde omstandigheden enige handeling onderneemt waarvan hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat die ander zich daardoor beschikbaar stelt tot het verrichten van arbeid of diensten.
De rechtbank overweegt dat sub 4 van dit artikel in twee delen uiteen valt. Het eerste gedeelte ziet op de dader die met dwangmiddelen het slachtoffer brengt tot het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van arbeid of diensten.
Het tweede gedeelte van sub 4 ziet, zo legt de rechtbank deze bepaling uit, op degene die in een door een ander gecreëerde uitbuitingssituatie enige handeling onderneemt waarvan hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat die ander zich daardoor beschikbaar stelt tot het verrichten van arbeid of diensten.
De rechtbank komt eerst toe aan de vraag of sprake is van gebruik van een dwangmiddel.
Zoals gezegd heeft [betrokkene E] verklaard niet te zijn uitgebuit door verdachte. Een aangifte van mensenhandel ontbreekt dan ook.
Het dossier bevat voornamelijk verslagen van de inhoud van getapte en vertaalde telefoongesprekken. De processen-verbaal van bevindingen die de verbalisanten over de telefoongesprekken hebben opgemaakt bevatten interpretaties van die gesprekken en conclusies die deze verbalisanten aan de inhoud van de tapgesprekken verbinden. Het is echter aan de rechtbank om de inhoud van tapgesprekken te interpreteren en daaraan conclusies te verbinden. De rechtbank zal dan ook geen acht slaan op de interpretaties en conclusies van de verbalisanten en zal die ook niet voor het bewijs gebruiken.
De rechtbank heeft de inhoud van de getapte telefoongesprekken, opgenomen in bijlage II, als volgt geïnterpreteerd en komt op basis daarvan tot het volgende oordeel.
Algemene conclusie
Verdachte heeft geld ontvangen van [betrokkene E] afkomstig uit de inkomsten van haar werkzaamheden als prostituee. Dit geld, of een deel daarvan, was bedoeld voor de aflossing van een schuld die [betrokkene E] had, omdat zij een appartement in Bulgarije had gekocht. Gedurende drie jaar heeft verdachte het (deel van het) geld dat hij daarvoor van haar ontving, niet besteed aan de aflossing van die schuld, maar het geld voor zichzelf gehouden. Hierdoor heeft [betrokkene E] gedurende een lange tijd haar werk gedaan, terwijl zij ten onrechte in de veronderstelling was dat zij met (een deel van) de inkomsten daaruit haar schuld afloste. Gedurende die periode heeft zij dan ook niet in vrijheid de keuze gemaakt om die werkzaamheden te (blijven) verrichten of de inkomsten daaruit aan verdachte te geven. .De rechtbank is van oordeel dat verdachte [betrokkene E] gedurende een periode van ongeveer drie jaar heeft misleid waardoor hij haar ertoe heeft gebracht zich beschikbaar te stellen voor prostitutiewerkzaamheden. De rechtbank acht verdachte dan ook schuldig aan het eerste deel van sub 4.
De rechtbank heeft dit oordeel gebaseerd op het navolgende.
Appartement Bulgarije
In de getapte telefoongesprekken wordt door [betrokkene E] gesproken over het afbetalen van een appartement. [betrokkene E] heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat zij een appartement heeft gekocht van de vader van de vrouw van [medeverdachte D]. Verdachte heeft ter zitting bevestigd dat [betrokkene E] in Bulgarije een appartement heeft gekocht van de vader van [betrokkene A]. De schuld van [betrokkene E] voor dat appartement moest zij aflossen bij medeverdachte [medeverdachte D].
De rechtbank leidt hieruit af dat [betrokkene E] eigenaar is van een appartement in Bulgarije en dat zij daarvoor nog een schuld moet aflossen.
Niet aflossen appartement Bulgarije
Uit getapte telefoongesprekken op 29 mei 2012 tussen [betrokkene G] en [betrokkene E] blijkt dat [betrokkene E] dacht dat de schuld voor het appartement nog 5.000 was, maar dat die nog 15.000 bleek te zijn.
[betrokkene G] zegt in het gesprek van 29 mei 2012 om 19.52 uur als ze het verhaal van [betrokkene E] heeft gehoord dat ‘hij’ het geld niet heeft betaald maar zelf heeft gehouden. [betrokkene E] bevestigt dat zij dacht dat zij betaalde, omdat ‘hij’ tegen haar heeft gezegd hoeveel ‘hij’ heeft betaald, terwijl ‘hij’ niets heeft gegeven. ‘Hij’ steelt van haar.
In een telefoongesprek op dezelfde dag tussen NNman en [betrokkene E], vertelt [betrokkene E] dat ‘de man’ geld achter houdt, terwijl zij een andere afspraak hadden. ‘Hij’ heeft haar voor veel geld bedrogen, het gaat om meer dan 10.000. ‘Hij’ is gestopt met geld geven. Op 30 mei 2012 vertelt [betrokkene E] aan een NNvrouw dat de grote gozer haar belazert en haar geld afpakt.
De rechtbank leidt uit de inhoud van deze telefoongesprekken af dat een man diverse geldbedragen van [betrokkene E] heeft ontvangen voor het aflossen van haar schuld, dat deze man [betrokkene E] de indruk heeft gegeven dat hij met de geldbedragen de schuld van [betrokkene E] afloste, dat deze man dat niet heeft gedaan en dat [betrokkene E] daardoor een hogere schuld heeft dan zij dacht.
Aflossen met inkomsten uit prostitutie
In het telefoongesprek tussen [betrokkene E] en [betrokkene G] van 29 mei 2012 om 19.52 uur zegt [betrokkene E] dat ze niet weet hoe ze nog 10.000 moet verdienen. Ze heeft het geld verdiend en het lijkt erop dat ze het nogmaals moet gaan verdienen. Ze heeft haar schuld afbetaald en wil voortaan zelfstandig werken.
De rechtbank leidt hieruit af dat [betrokkene E] de afbetalingen deed met haar inkomsten uit de prostitutie.
Vaststelling identiteit ‘hij’/‘de man’
In het tapgesprek van 29 mei 2012 om 19.33 uur met [betrokkene G] vertelt [betrokkene E] dat zij door de situatie gedoe verwacht en dat zij daardoor een slaapplaats elders nodig zal hebben. Op dezelfde dag vertelt zij aan NNman dat zij hier is met een persoon en dat ‘hij’ degene is die het geld heeft achtergehouden. Op 30 mei 2012 vertelt zij aan een NNvrouw dat ‘de grote gozer’ haar belazert. Op 31 mei 2012 vertelt [betrokkene E] aan [betrokkene H] dat zij die dag ruzie heeft gehad met haar gozer en dat zij uit elkaar gaan. Zij heeft drie jaar met ‘hem’ samengewoond.
Op 5 juli 2012 vertelt [betrokkene E] aan NNman dat zij het met ‘hem’ heeft uitgemaakt.
Op 8 juli 2012 vertelt [betrokkene E] in een telefoongesprek met NNman dat ‘hij’ een vrouw en een kind heeft.
Ter terechtzitting van 15 oktober 2013 heeft verdachte verklaard dat hij sinds drie jaar een relatie met [betrokkene E] heeft en dat zij samenwonen in [plaats 1]. Verdachte heeft een neef met precies dezelfde voor- en achternaam en mensen noemen hem ter onderscheid soms ‘de grote’ en noemen zijn neef ‘de kleine’. [ex-vriendin van verdachte] (volledige naam [ex-vriendin van verdachte]) is zijn ex-vriendin en samen hebben zij een kind. [ex-vriendin van verdachte] en het kind wonen in [land A]. [ex-vriendin van verdachte] en verdachte zorgen samen voor hun kind.
De rechtbank leidt uit bovengenoemde elementen uit de telefoongesprekken in combinatie met de persoonlijke situatie van verdachte en [betrokkene E] af dat verdachte ‘hij’ of ‘de man’ is over wie [betrokkene E] in haar telefoongesprekken praat. De verklaring van verdachte dat hij niet de persoon is over wie [betrokkene E] in de telefoongesprekken praat acht de rechtbank niet aannemelijk.
Afspraken
In de eerder genoemde telefoongesprekken van 29 mei 2012 vertelt [betrokkene E] verder aan de eerder genoemde verschillende gesprekspartners dat zij niet langer met hem, verdachte, wil samenwerken en dat zij ‘ze’ al drie jaar onderhoudt. Zij vertelt ook dat in feite blijkt dat het meer is dan 50-50 en dat zij een andere afspraak hadden. Op 31 mei 2012 vertelt [betrokkene E] dat zij ruzie met verdachte heeft gehad, dat zij al vier jaar onafscheidelijk zijn en dat zij een jaar daarvoor ook met hem, verdachte, heeft samengewerkt, maar dat zij voor zichzelf wil werken.
Op 31 mei 2012 heeft verdachte een gesprek met [ex-vriendin van verdachte] dat er gisteren iets is voorgevallen en dat [betrokkene E] alles weet. Een vrouw heeft tegen [betrokkene E] gezegd dat zij geld van haar stelen en dat verdachte en [ex-vriendin van verdachte] een mooi leventje hebben.
In een telefoongesprek van 5 juli 2012 vertelt [betrokkene E] aan NN-man dat zij het met verdachte heeft uitgemaakt en dat zij alleen wil blijven, omdat hij van haar steelt.
Op 8 juli 2012 vertelt verdachte aan [ex-vriendin van verdachte] dat hij persoonlijk in een situatie zit die hij “game over” noemt en dat hij op zoek is naar mogelijkheden om op andere wijze zijn gezin te onderhouden.
Op 8 juli 2012 vertelt [betrokkene E] in een telefoongesprek met NN-man dat zij niet gek is en wel weet waar haar geld drie jaar lang naartoe ging. Deze man, verdachte, is haar kwijtgeraakt omdat hij haar elke dag heeft laten werken. Hij, verdachte, zal een ander meisje vinden, hij heeft zo zijn hele leven geleefd.
Uit deze passages uit de telefoongesprekken leidt de rechtbank af dat, wat er ook zij van een eventuele liefdesrelatie tussen verdachte en [betrokkene E], zij afspraken hebben gemaakt over de verdeling van de inkomsten die [betrokkene E] met de prostitutiewerkzaamheden verdiende en dat zij samenwerkten.
Intrige
[betrokkene E] heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat één en ander op een intrige berust. [betrokkene F] heeft geprobeerd verdachte en [betrokkene E] tegen elkaar uit te spelen. [betrokkene E] heeft voornoemde gesprekken met [betrokkene G] gevoerd om te zien wat de reactie van [betrokkene F] zou zijn. Verdachte wist daarvan en was tijdens één van de gesprekken zelfs in de kamer aanwezig, aldus [betrokkene E].
De rechtbank stelt vast dat [betrokkene E] op 29 mei 2012 niet alleen [betrokkene G] heeft gebeld over dit incident, maar ook een onbekende man. Verder heeft verdachte ter zitting verklaard dat de relatie met [betrokkene E] medio juni 2012 was hersteld. Uit voornoemde telefoongesprekken blijkt evenwel dat [betrokkene E] ook na eind mei van plan was bij verdachte weg te gaan en ook dan nog zegt dat hij haar heeft bestolen. Ook zegt ze in telefoongesprekken van na 31 mei 2012 dat ze geld achterhoudt en dat ze alleen wil blijven. Wat er ook zij van de verklaring van [betrokkene E] dat er een intrige was, deze doet niet af aan de conclusie dat verdachte (een deel van) de inkomsten van [betrokkene E] uit prostitutiewerkzaamheden bestemd voor het aflossen van een schuld voor zichzelf heeft gehouden.
Periode
In de telefoongesprekken vertelt [betrokkene E] verder dat als zij het uitrekent verdachte is gestopt met geld geven voor het appartement toen zij in [plaats 2] zat. Diverse malen vertelt [betrokkene E] dat zij wel weet waar haar geld drie jaar lang heen ging, maar dat zij door toedoen van verdachte in drie jaar tijd haar doel niet heeft bereikt.
Verdachte heeft terechtzitting van 15 oktober 2013 verklaard dat toen hij [betrokkene E] leerde kennen zij in [plaats 2] als prostituee werkzaam was.
De rechtbank is van oordeel dat uit deze onderdelen in combinatie met de eerder genoemde onderdelen volgt dat verdachte over een periode van drie jaar van [betrokkene E] geld uit haar prostitutiewerkzaamheden heeft ontvangen en dat hij (een deel van) dit geld niet volgens de afspraken heeft besteed.
Geen andere inkomstenbron
Verdachte heeft verklaard dat hij uit de autohandel en casinobezoek een eigen bron van inkomsten heeft.
Uit het financieel onderzoek is naar voren gekomen dat verdachte eenmaal in 2008 en eenmaal in 2009 een auto naar Bulgarije heeft geëxporteerd en dat verdachte eenmaal in 2012 telefonisch heeft gesproken over het kopen van een auto (zie proces-verbaal van bevindingen, pagina 342-342). Verdachte heeft zijn autohandel verder niet met stukken onderbouwd. De rechtbank is van oordeel dat het handelen in drie auto’s in drie jaar tijd geen aannemelijke inkomstenbron uit de autohandel vormt. De inkomsten van verdachte uit casinobezoek of internet-pokeren heeft verdachte, anders dan op zijn veelvuldig casinobezoek te wijzen, niet nader met stukken onderbouwd. Dat verdachte een inkomstenbron uit casinobezoek of pokeren had, is ook niet op andere wijze aannemelijk geworden. De rechtbank verwerpt het verweer dat verdachte substantiële inkomsten uit de autohandel en casinobezoek en pokeren had.
Overige dwangmiddelen
Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat geen sprake is van de dwangmiddelen misbruik van een kwetsbare positie en misbruik van een uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht. Los van de vraag of [betrokkene E] met haar prostitutiewerkzaamheden is begonnen vanuit een kwetsbare positie, is niet gebleken dat ten tijde van het ten laste gelegde daarvan sprake is geweest. Voorts leveren de telefoongesprekken waarin [betrokkene E] spreekt over lichamelijke klachten en waarin zij klaagt over het werk en de werkzaamheden onvoldoende bewijs op om vast te stellen dat verdachte deze dwangmiddelen heeft aangewend. Voor het aanwenden van de dwangmiddelen geweld en bedreiging met geweld bevat het dossier evenmin voldoende aanknopingspunten. De telefoongesprekken in het dossier waarin [betrokkene E] zegt dat hij haar bij de keel zou hebben gegrepen en haar gaat vermoorden, zijn niet voldoende om vast te stellen dat verdachte daadwerkelijk geweld heeft gebruikt tegen [betrokkene E].
4.4.4.2. Handelingen
Ten aanzien van het tweede gedeelte van sub 4 (ten laste gelegd onder 1 ten derde cumulatief/alternatief) is de rechtbank van oordeel dat de tenlastelegging op dit punt niet uitgaat van de bestanddelen van de bepaling van sub 4 tweede gedeelte. In de tenlastelegging wordt immers van ‘middelen en/of omstandigheden’ gesproken, terwijl het bestanddeel ‘middelen’ niet uit de wetstekst volgt. De rechtbank acht, onder verwijzing naar hetgeen onder 4.4.1 is overwogen, bewezen dat verdachte het dwangmiddel misleiding heeft gebruikt en ook dat hij met misleiding enige handeling heeft verricht. Nu echter niet gebleken is dat de uitbuitingssituatie waarin [betrokkene E] verkeerde door een ander is gecreëerd dan verdachte valt wat hem wordt verweten niet onder reikwijdte van het tweede gedeelte van sub 4 van artikel 273f, eerste lid, Sr. Verdachte zal dan ook op dit punt worden ontslagen van rechtsvervolging.