ECLI:NL:RBAMS:2013:5938

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
13 augustus 2013
Publicatiedatum
17 september 2013
Zaaknummer
13-737388-13
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering naar Polen toegestaan in verband met ernstige strafbare feiten

Op 13 augustus 2013 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon aan Polen. De vordering tot overlevering was ingediend door de officier van justitie op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat op 30 januari 2013 door de rechtbank in Radom, Polen, was uitgevaardigd. De opgeëiste persoon, geboren in 1981, was in Nederland verblijvend en had de Poolse nationaliteit. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon vijf jaren ononderbroken en rechtmatig in Nederland heeft verbleven, maar dat Nederland geen rechtsmacht kan uitoefenen over de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht. De feiten, waaronder twee pogingen tot verkrachting, zijn van ernstige aard en vallen onder de lijst van bijlage 1 bij de Overleveringswet (OLW). De rechtbank oordeelde dat het hanteren van de rechtsmachtvoorwaarde evenredig is aan het legitieme doel van het voorkomen van straffeloosheid. De verdediging had betoogd dat de overlevering moest worden geweigerd, maar de rechtbank verwierp dit verweer. De rechtbank concludeerde dat er geen weigeringsgronden waren en dat de overlevering moest worden toegestaan. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/737388-13
RK nummer: 13/3445
Datum uitspraak: 13 augustus 2013
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 27 mei 2013 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 30 januari 2013 door
the Judge of the Regional Court in Radom(Polen) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren te [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1981,
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens en verblijvend op het adres [GBA adres],
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 30 juli 2013. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. K. van der Schaft.
De opgeëiste persoon heeft zich doen bijstaan door zijn raadsvrouw, mr. S. van den Berg, advocaat te Amsterdam en door een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak zou moeten doen met dertig dagen verlengd. De reden hiervan is gelegen in het feit dat de rechtbank er niet in slaagt binnen de in de wet bepaalde termijn uitspraak te doen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een vonnis van
the District Court in Radom(Polen) van 21 september 2004, met kenmerk: VII K 674/03.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van 2 jaar, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. Van deze straf resteert volgens het EAB nog 1 jaar, 4 maanden en 22 dagen. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij voornoemd vonnis.
Dit vonnis betreft de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.

4.Strafbaarheid

4.1
Feit vermeld op bijlage 1 bij de OLW
Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht moet achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit de strafbare feiten heeft aangeduid als feiten vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. De feiten vallen op deze lijst onder nummer 27, te weten:
verkrachting
Dat de uitvaardigende justitiële autoriteit de feiten tevens hebben vermeld in onderdeel e.2 van het EAB, berust naar het oordeel van de rechtbank op een misverstand.
Volgens de in rubriek c) van het EAB vermelde gegevens is op deze feiten naar het recht van Polen een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren gesteld.

5.De weigeringsgrond als bedoeld in artikel 6, tweede en vijfde lid, OLW

5.1
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van de opgeëiste persoon heeft, zakelijk weergegeven, betoogd dat de overlevering moet worden geweigerd omdat de opgeëiste persoon gelijkgesteld moet worden met een Nederlandse onderdaan. De opgeëiste persoon voldoet aan de eisen van artikel 6, vijfde lid OLW, met dien verstande dat het rechtsmachtvereiste niet langer aan de opgeëiste persoon mag worden tegengeworpen zoals blijkt uit een uitspraak van de Rechtbank Amsterdam van 25 juni 2013 (ECLI:NL:RBAMS:2013:3848), aldus de raadsvrouw.
5.2
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich, zakelijk weergegeven, op het standpunt gesteld dat – hoewel hij het oneens is met de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 25 juni 2013 – de evenredigheidstoets die de rechtbank in die uitspraak hanteert in onderhavig geval, vanwege de ernst van de feiten, moet leiden tot de conclusie dat het hanteren van de rechtsmachtvoorwaarde wél evenredig is aan het nagestreefde legitieme doel, te weten het voorkomen van straffeloosheid.
Voor het geval de rechtbank overweegt de overlevering te weigeren, dan dient – subsidiair - de rechtbank zich te verbinden tot overname van de tenuitvoerlegging van de straf of de mogelijkheden daartoe te onderzoeken. Mocht de rechtbank de straf niet kunnen of willen overnemen, dan dient de overlevering te worden toegestaan.
5.3
Oordeel van de rechtbank
Met de raadsvrouw en de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat de opgeëiste persoon heeft aangetoond dat hij op het toetsingsmoment van datum uitspraak, te weten 13 augustus 2013, vijf jaren ononderbroken en rechtmatig in Nederland heeft verbleven. Op grond van mededelingen van de officier van justitie (inzake een brief van de IND van 2 juli 2013 als door de officier van justitie ter zitting overgelegd) neemt de rechtbank aan dat ten aanzien van de opgeëiste persoon de verwachting bestaat dat hij niet zijn verblijfsrecht in Nederland zal verliezen als gevolg van de in Polen opgelegde vrijheidsstraf. Aan de eerste en de derde voorwaarde van artikel 6, vijfde lid, OLW is dus voldaan. Met de officier van justitie stelt de rechtbank vast dat Nederland geen rechtsmacht kan uitoefenen over de aan het EAB ten grondslag liggende feiten. Aan de tweede voorwaarde van artikel 6, vijfde lid, OLW is dan ook niet voldaan.
Ten aanzien van het hanteren van de rechtsmachtvoorwaarde verwijst de rechtbank naar haar uitspraken van 25 juni 2013 met kenmerken: ECLI:NL:RBAMS:2013:3848 en ECLI:NL:RBAMS:2013:3852.
Net als in die zaken is het niet aannemelijk geworden dat Nederland de tenuitvoerlegging van de opgelegde vrijheidsstraf kan overnemen. Hetgeen door de opgeëiste persoon en zijn raadsvrouw naar voren is gebracht, is hiervoor niet voldoende.
Aldus moet de rechtbank – net als in de genoemde zaken van 25 juni 2013 – beoordelen of de rechtsmachtvoorwaarde in het concrete geval in strijd is met het discriminatieverbod. Hierbij is van belang of het hanteren van de rechtsmachtvoorwaarde evenredig is aan de door het nationale recht legitiem nagestreefde doelstelling: het voorkomen van straffeloosheid.
De rechtbank neemt bij de beoordeling van onderhavige zaak de aard van de feiten in ogenschouw. In de zaken van 25 juni 2013 ging het om het meermalen verkopen of verstrekken van kleine hoeveelheden marihuana. Deze feiten zijn van een geheel andere aard en zwaarte dan de onderhavige feiten. Thans gaat het immers om twee pogingen tot verkrachting, gepleegd samen en in vereniging met anderen, van twee vrouwen. De opgeëiste persoon is in Polen veroordeeld voor het pogen deze vrouwen onder dwang en met geweld en bedreiging met onder andere een mes seksuele handelingen te laten verrichten. Deze feiten zijn – zoals eerder is overwogen – door de uitvaardigende justitiële autoriteit aangekruist als zogenaamde lijstfeiten (verkrachting). Gelet op de aard van deze feiten is het hanteren van de rechtsmachtvoorwaarde in het onderhavige geval naar het oordeel van de rechtbank
welevenredig aan het nagestreefde legitieme doel, te weten het voorkomen van straffeloosheid. Het verweer wordt derhalve verworpen.
Voorts merkt de rechtbank op dat de door de officier van justitie aangehaalde uitspraak van de Hoge Raad van 11 maart 2011 (ECLI:NL:HR:2011:BO9630, een civielrechtelijk arrest naar aanleiding van een kort geding) niet leidt tot een ander oordeel ten aanzien van het belang van sociale re-integratie van de betrokken vreemdeling in de uitvoerende lidstaat dan zoals overwogen in de uitspraken van 25 juni 2013.

8.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan, dient de overlevering te worden toegestaan.

9.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 2, 5 en 7 OLW.

10.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the Judge of the Regional Court in Radom(Polen) ten behoeve van de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf, te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat, wegens de feiten waarvoor zijn overlevering wordt verzocht.
Aldus gedaan door
mr. W.H. van Benthem, voorzitter,
mrs. F.M.S. Requisizione en P. Rodenburg, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.T.P. van Munster, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 13 augustus 2013.
De oudste rechter is buiten staat deze uitspraak mede te ondertekenen
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.
A