ECLI:NL:RBAMS:2006:AZ3787
Rechtbank Amsterdam
- Eerste en enige aanleg
- Rechtspraak.nl
Uitleg van polisvoorwaarden en de Haviltex-formule in een geschil over bedrijfsschadeverzekering
In deze zaak, die voor de Rechtbank Amsterdam diende, ging het om een geschil tussen de besloten vennootschap A B.V. en de naamloze vennootschap Generali Schadeverzekeringmaatschappij N.V. over de dekking van bedrijfsschade na een beroving waarbij de bestuurder van A, de heer B, om het leven kwam. De rechtbank moest beoordelen of de auto van de heer B, die tijdens de beroving was ontvreemd, als gevaarsobject kon worden aangemerkt volgens de polisvoorwaarden van de bedrijfsschadeverzekering van A. De rechtbank oordeelde dat de auto niet onder de definitie van gevaarsobject viel, zoals omschreven in artikel 1.8 van de polisvoorwaarden. Generali betwistte de vordering van A en stelde dat de auto niet onder de in de polis genoemde begrippen viel, zoals bedrijfsuitrusting of inventaris. A vorderde een schadevergoeding van EUR 101.740,00, vermeerderd met rente en kosten, maar de rechtbank wees deze vordering af. De rechtbank concludeerde dat de schade niet onder de verzekering viel, omdat de auto niet als gevaarsobject kon worden beschouwd. A werd als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van Generali werden begroot op EUR 5.197,00. Het vonnis werd uitgesproken op 1 november 2006.