ECLI:NL:PHR:2025:820

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
9 september 2025
Publicatiedatum
23 juli 2025
Zaaknummer
23/04703
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Strafrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en diefstal van elektriciteit

In deze zaak is de verdachte, geboren in 1984, veroordeeld door het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden voor het medeplegen van het beroepsmatig telen van hennep en diefstal van elektriciteit. De verdachte kreeg een gevangenisstraf van 60 dagen, waarvan 58 dagen voorwaardelijk, en 180 uren taakstraf. De vordering van de benadeelde partij, Liander N.V., werd toegewezen. De zaak betreft een hennepkwekerij die op 17 december 2020 werd aangetroffen in een bedrijfspand. De verdachte heeft verklaard dat hij verantwoordelijk was voor de verzorging van de hennepplanten en wist dat de elektriciteit illegaal werd afgetapt. De Hoge Raad heeft in deze conclusie geoordeeld dat het eerste middel faalt, maar het tweede middel slaagt, omdat de inzendtermijn in cassatie is overschreden. De conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar alleen wat betreft de hoogte van de opgelegde taakstraf, en tot verwerping van het beroep voor het overige.

Conclusie

PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
Nummer23/04703
Zitting9 september 2025
CONCLUSIE
P.H.P.H.M.C. van Kempen
In de zaak
[verdachte] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1984,
hierna: de verdachte

1.Inleiding

1.1
De verdachte is bij arrest van 22 november 2023 door het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Zwolle (parketnr. 21-005322-21) wegens 1 primair "medeplegen van in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel" en 2 primair "diefstal", veroordeeld tot 60 dagen gevangenisstraf, waarvan 58 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren, met aftrek van voorarrest als bedoeld in art. 27 lid 1 Sr en tot 180 uren taakstraf, subsidiair 90 dagen hechtenis. Daarnaast is de vordering van de benadeelde partij Liander toegewezen en is een schadevergoedingsmaatregel opgelegd.
1.2
Er bestaat samenhang met de zaken 23/04701 en 23/04704. In deze zaken concludeer ik vandaag ook.
1.3
Het cassatieberoep is ingesteld namens de verdachte. J.J.J. van Rijsbergen, advocaat in Breda, heeft twee middelen van cassatie voorgesteld.

2.Waar het in cassatie om gaat

2.1
De verdachte is in hoger beroep veroordeeld wegens [medeverdachte 2] gezegd het medeplegen van het beroeps- of bedrijfsmatig telen van een grote hoeveelheid hennep en wegens diefstal van elektriciteit. Het eerste middel klaagt dat de bewezenverklaarde diefstal van elektriciteit niet uit de bewijsvoering kan volgen. Het tweede middel klaagt over de overschrijding van de inzendtermijn in cassatie.
2.2
Volgens deze conclusie faalt het eerste middel en slaagt het tweede middel.

3.Het eerste middel

3.1
Het middel klaagt dat het onder 2 primair bewezenverklaarde niet uit de bewijsvoering kan volgen.
3.2
Het hof heeft onder 2 primair ten laste van de verdachte bewezenverklaard dat:
“hij in de periode van 18 maart 2020 tot en met 17 december 2020 te [plaats] in een bedrijfspand aan de [a-straat 1] , elektriciteit/stroom, dat aan een ander dan aan verdachte toebehoorde, te weten aan Liander N.V., heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.”
3.3
Het onder 2 primair bewezenverklaarde berust op de volgende in de aanvulling op het arrest opgenomen bewijsmiddelen (met weglating van verwijzingen):
“1.
Een proces-verbaal van aantreffen hennepkwekerij van 4 januari 2021, […], voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op het adres [a-straat 1] te [plaats] werd op 17 december 2020 binnengetreden.
Het bleek dat op genoemd adres een hennepkwekerij met planten aanwezig was.
Het pand aan de [a-straat 1] [plaats] betreft een bedrijfs-unit en wordt voor niet gebruikt voor bewoning.
De hennepkwekerij bevond zich op de eerste verdieping van het bedrijfspand. De bovenverdieping was te bereiken vanaf de begane grond middels een stalen wenteltrap. De hennepkwekerij was verdeeld over twee compartimenten. In kweekruimte 1 was een volledige professionele inrichting aanwezig met in totaal 245 hennepplanten. In kweekruimte 2 was tevens een volledige professionele inrichting aanwezig, met in totaal 244 hennepplanten.
Kweekruimte 1
Na het binnentreden zag ik het volgende: In kweekruimte 1 was een volledige professionele inwerkingzijnde inrichting aanwezig. In totaal stonden er 245 hennepplanten. Per m2 stonden er 16 planten. Voor de belichting werd gebruik gemaakt van kunstlicht, geschakeld op tijdklokken. In totaal hingen er in de kweekruimte 23 lampen. De luchtverversing en luchtafvoer werd geregeld door een aan- en afzuiginstallatie. In de kweekruimte werd gebruik gemaakt van verwarming, thermostaat- of computergestuurd.
Kweekruimte 2
Na het binnentreden zag ik het volgende: In kweekruimte 2 was tevens een volledige professionele inwerking zijnde inrichting aanwezig, met in totaal 244 hennepplanten. Per m2 stonden er 16 planten. Voor de belichting werd gebruikgemaakt van kunstlicht, geschakeld op tijdklokken. In totaal hingen er in de kweekruimte 23 lampen. De kweekruimte was geïsoleerd met betrekking tot daglicht en temperatuur. De luchtverversing en luchtafvoer werd geregeld door een aan- en afzuiginstallatie
Vaststelling hennep
Ik constateerde op grond van mijn kennis en ervaring, opgedaan bij eerdere ontmantelingen van hennepkwekerijen, dat het hennepplanten waren. Ik constateerde, gezien de waargenomen uiterlijke kenmerken, kleur en vorm, en daarnaast de herkenbare geur, dat de aangetroffen planten hennepplanten waren.
De bovenstaande hennep is vermeld op lijst II behorende bij de Opiumwet en verboden in artikel 3 en strafbaar gesteld in artikel 11 Opiumwet.
Elektriciteitsvoorziening
De elektriciteitsvoorziening van de hennepkwekerij is onderzocht door een fraude-inspecteur bij de netbeheerder Liander, in mijn aanwezigheid. Hierbij werd geconstateerd dat de elektriciteitsvoorziening ten behoeve van de hennepkwekerij illegaal werd afgenomen. Het bleek dat de eerder genoemde fraude-specialist zag dat de zegels van de hoofdaansluiting waren verbroken en dat de deksel van de huis-aansluitkast op de vloer was gelegd in de meterkast. Voorts zag hij dat aan de onderzijde van de zekering-houders een illegale 3 fasen elektriciteitsaansluiting was gemaakt.
Verdachten
Verdachte 1: [medeverdachte 1]
Reden voor de verdenking is: De verdachte werd te 17 december 2020 op heterdaad aangehouden direct nadat hij het bedrijfspand had bezocht.
Verdachte 2: [verdachte]
Reden voor de verdenking is: De verdachte werd te 17 december 2020 op heterdaad aangehouden direct nadat hij het bedrijfspand had bezocht.
Verdachte 3: [medeverdachte 2]
Reden voor de verdenking is : Uit onderzoek is vast komen te staan dat het Pand [a-straat 1] te [plaats] , wordt verhuurd via [A] bedrijfsmakelaars te [plaats] . De betreffende makelaar werd als getuige gehoord en overhandigde aanvullende bescheiden ten aanzien van het verhuren van het bedrijfspand. Het bedrijfspand werd door [medeverdachte 2] gehuurd.
Achternaam : [medeverdachte 1]
Voornaam : [medeverdachte 1]
Geboren : [geboortedatum] 1983
Achternaam : [verdachte]
Voornaam : [verdachte]
Geboren : [geboortedatum] 1984
Achternaam : [medeverdachte 2]
Voornaam : [medeverdachte 2]
Geboren : [geboortedatum] 1956
2.
Een proces-verbaal van aangifte van [betrokkene 1] namens Liander N.V.[…] voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op de [a-straat 1] [plaats] werd een hennepkwekerij aangetroffen op 17 december 2020. Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van het feit.
BENADEELDELiander N.V.
Op verzoek van de politie te Deventer is op 17 december 2020 door fraudespecialist M10 van Liander N.V., een onderzoek ingesteld naar de aansluiting, waaronder de meetinrichting die eigendom is van Liander N.V. en die zich bevindt in bovengenoemd perceel. […]
De fraudespecialist M10 constateerde op 17 december 2020 verboden handelingen aan de elektriciteitsinstallatie en trof het volgende aan:
De eerdergenoemde fraudespecialist zag dat de zegels van de hoofdaansluitkast waren verbroken en dat de deksel van de huisaansluitkast op de vloer was gelegd in de meterkast. Voorts zag hij dat aan de onderzijde van de zekeringhouders een illegale 3 fasen elektriciteitsaansluiting was gemaakt. Hij zag dat deze illegale 3 fasen elektriciteitsaansluiting buiten de elektriciteitsmeter om liep naar de hennepplantage en deze voorzag van elektriciteit. Uit ervaring weet hij dat door een illegale aansluiting onder de zekeringhouders te maken, het mogelijk is meer vermogen af te nemen dan dat de contractueel overeengekomen en geïnstalleerde hoofdzekeringen zouden doorlaten. Hij weet dat daardoor schade en hinder werd veroorzaakt aan Liander N.V., omdat de juiste tarievenregeling niet juist kon worden toegepast. Voorts heeft hij vastgesteld dat het gelijktijdige af te nemen vermogen van de getransporteerde elektriciteit niet meer in overeenstemming was met de installatie.
Door de manipulatie werd de afgenomen elektriciteit ten behoeve van de hennepplantage niet via de elektriciteitsmeter geregistreerd.
Uit het door Liander N.V. ingestelde onderzoek is gebleken dat er een hennepplantage was ingericht in bovengenoemd perceel in ieder geval in de periode van 18 maart 2020 tot 17 december 2020. […]
Eerdere teelten: Ik ben in overleg tot de slotsom gekomen dat hier (..) eerder is geoogst in de ruimten A en B en dat er een (..) kweek aanwezig was van 7 weken in de ruimten A en B. Dit is gebaseerd op: Aangetroffen afvalzakken met oude hennepresten en oude potgrond van eerdere oogsten. Oude hennepresten van een eerdere oogst op de vloeren. Algengroei in de waterton en op de dompelpomp. Verkleuring en vervuiling van gebruikt houtwerk, aanwezige lege jerrycans van gebruikte voedingsmiddelen. Stofresten op armaturen, ventilatoren, kachels en overige elektra. Aangetroffen eerder gebruikt koolstoffilter. […]
3.
De verklaring van verdachte, zoals afgelegd ter terechtzitting van het hof op 8 november 2023, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
[medeverdachte 1] en ik waren verantwoordelijk voor de verzorging van de hennepplanten in het pand aan de [a-straat 1] in [plaats] . Ik heb gezien dat er kabels liepen om de hennepkwekerij van stroom te voorzien. Ik moest de hennepplanten verzorgen en vitaal houden. Ik heb ook hennepstekjes geplant. Ik moest voedingsstoffen (..) toevoegen. Ik wist dat de elektriciteit voor de hennepkwekerij illegaal werd afgetapt, maar ik ben niet bij de aanleg van de stroomvoorziening van de kwekerij betrokken geweest. Zoals ik al eerder verklaard heb was het mijn taak om de hennepplanten te verzorgen.
Ik kon ook via mijn telefoon een en ander in de gaten houden.
Ik heb wel kabels naar de hennepkwekerij zien lopen, zoals ik eerder al verklaard heb. Ik wist ook dat er illegaal stroom werd afgetapt voor de kwekerij.
U, voorzitter, vraagt mij wie er een sleutel van de pand hadden. De opdrachtgevers en ik hadden een sleutel.”
3.4
De ter terechtzitting in hoger beroep afgelegde verklaring van de verdachte van 8 november 2023 houdt blijkens het proces-verbaal van die terechtzitting onder meer in:
“Verdachte verklaart:
[medeverdachte 1] en ik waren verantwoordelijk voor de verzorging van de hennepplanten in het pand aan de [a-straat 1] in [plaats] . Ik heb gezien dat er kabels liepen om de hennepkwekerij van stroom te voorzien. Ik moest de hennepplanten verzorgen en vitaal houden. Ik heb ook hennepstekjes geplant. Ik moest voedingsstoffen en CO2 toevoegen. Ik voerde deze werkzaamheden zelf uit. Die taken waren mij toevertrouwd. Ik was niet bekend met de toevoeging van CO2 om de opbrengst te verhogen. Ik werkte in opdracht van iemand. Ik weet niet wie de hennepkwekerij heeft opgebouwd. Ik wist dat de elektriciteit voor de hennepkwekerij illegaal werd afgetapt, maar ik ben niet bij de aanleg van de stroomvoorziening van de kwekerij betrokken geweest. Zoals ik al eerder verklaard heb was het mijn taak om de hennepplanten te verzorgen. Ik had niet voldoende kennis om de elektriciteit voor de kwekerij aan te leggen. Ik maakte gebruik van de hetgeen er was om de planten te verzorgen.
De oudste raadsheer vraagt mij wie mijn opdrachtgever was. Dit is een man die zich [betrokkene 2] noemt. Ik heb bij de rechtbank deze naam niet willen noemen. [betrokkene 2] is niet de verhuurder van het pand. Als er iets kapot was dan moest ik [betrokkene 2] bellen. Ik kon ook via mijn telefoon een en ander in de gaten houden. Ik zou € 5.000,00 per oogst krijgen voor mijn werkzaamheden. Ik kreeg geen kilometervergoeding.
De jongste raadsheer houdt mij voor dat ik verklaard heb dat ik [betrokkene 2] moest bellen als er iets kapot ging en vraag mij om daar een voorbeeld van te geven. De airco is meerdere keren kapot gegaan. Ik herinner mij niet dat er andere dingen kapot zijn gegaan. Ik probeerde zelf ook dingen te repareren, zoals een knopje of een stekker. Als dat niet lukte, belde ik [betrokkene 2] .
De jongste raadsheer houdt mij voor dat uit de stukken blijkt dat de deksel van de huisaansluitkast op de vloer van de meterkast lag en vraagt mij of ik dat gezien heb. Dat weet ik nu niet meer. Ik heb wel kabels naar de hennepkwekerij zien lopen, zoals ik eerder al verklaard heb. Ik wist ook dat er illegaal stroom werd afgetapt voor de kwekerij.
U, voorzitter, vraagt mij wie er een sleutel van de pand hadden. De opdrachtgever en ik hadden een sleutel. Als er iets kapot was, regelde de opdrachtgever dat dat gemaakt werd. Ik hield dan mijn eigen sleutel. [medeverdachte 1] had geen sleutel.
De jongste raadsheer houdt mij voor dat ik verklaard heb dat ik de verhuurder van het pand tweemaal gezien heb in aanwezigheid van de opdrachtgever. Dat klopt.”
3.5
Het hof heeft inzake het onder 2 primair bewezenverklaarde als volgt overwogen:
“Elektriciteit wordt weggenomen door het gebruik ervan door apparaten en installatie die zijn aangesloten op het elektriciteitsnet (vgl. HR 24 november 2015, ECLI:NL:HR:2015:3361).
Verdachte heeft ter zitting van het hof van 8 november 2023 verklaard dat hij wist dat de elektriciteit ten behoeve van de kwekerij buiten de meter om werd weggenomen en hij voor de verzorging van de planten elektra gebruikte. Nu verdachte voorts tijdens het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg heeft verklaard dat hij gemiddeld twee keer per week in het pand aan de [a-straat 1] te [plaats] kwam om de hennepplanten te verzorgen en dat hij ook nieuwe stekjes heeft gepland, acht het hof ook het onder 2 primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen. Anders dan de rechtbank acht het hof medeplegen niet bewezen, nu medeveroordeelde [medeverdachte 1] door de rechtbank is vrijgesproken voor dit feit. Nu verdachte heeft ontkend dat hij betrokken is geweest bij de aanleg van de illegale elektriciteitsaansluiting en dit evenmin kan worden bewezen op basis van het onderliggende dossier, zal het hof verdachte vrijspreken ter zake van de tenlastegelegde strafverzwarende omstandigheid braak/verbreking.”
3.6
In de toelichting op het middel wordt aangevoerd dat het hof heeft bewezenverklaard dat de verdachte “zich als pleger heeft schuldig gemaakt aan de diefstal van elektriciteit”, hetgeen vereist dat de verdachte “zelfstandig alle bestanddelen van de delictsomschrijving, in dit geval art. 310 Sr, heeft vervuld.” Het onder 2 primair bewezenverklaarde berust, aldus de steller van het middel, op twee vaststellingen: (i) dat de verdachte “ter terechtzitting in hoger beroep heeft verklaard dat hij wist dat er stroom buiten de meter om werd weggenomen” en (ii) dat de verdachte “ter terechtzitting in hoger beroep tevens zou hebben verklaard dat hij voor de verzorging van de planten elektra gebruikte”. De tweede vaststelling zou niet uit de ter terechtzitting in hoger beroep afgelegde verklaring van de verdachte kunnen worden afgeleid. Omdat enkel kan worden vastgesteld dat de verdachte wist dat er stroom buiten de meter om werd weggenomen, kan het onder 2 primair bewezenverklaarde niet uit de bewijsvoering worden afgeleid, aldus de steller van het middel. Zijns inziens had de verdachte daarom moeten worden vrijgesproken van diefstal van stroom.
3.7
Bij de beoordeling van het middel dient het volgende te worden vooropgesteld. De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 20 april 2021, ECLI:NL:HR:2021:511,
NJ2021/347 m.nt. Vellinga, onder meer overwogen: [1]
“In gevallen als het onderhavige, waarin het aantreffen van een hennepkwekerij gepaard gaat met het aantreffen van aanwijzingen dat de elektriciteit die wordt gebruikt voor die kwekerij, [medeverdachte 2] gezegd, ‘buiten de meter om’ wordt afgenomen, en de verdachte op die grond (ook) de diefstal van elektriciteit wordt verweten, verdient die diefstal zelfstandige aandacht in de bewijsvoering. De betrokkenheid van de verdachte bij de teelt van hennep brengt immers op zichzelf nog niet mee dat hij zich ook schuldig maakt aan het opzettelijk wegnemen van de daarbij gebruikte elektriciteit (vgl. HR 20 maart 2018, ECLI:NL:HR:2018:390). Bij die bewijsvoering kan onder meer het volgende van belang zijn. Onder ‘wegnemen’ van een goed als bedoeld in artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht moet worden verstaan het zich verschaffen van de feitelijke heerschappij over het goed dan wel het aan de feitelijke heerschappij van de rechthebbende onttrekken van dat goed. Elektriciteit wordt in deze zin pas ‘weggenomen’ door het verbruik ervan door apparaten of installaties die zijn aangesloten op het elektriciteitsnet (vgl. HR 24 november 2015, ECLI:NL:HR:2015:3361). Dat als algemeen uitgangspunt kan gelden dat een rechthebbende weet wat zich in zijn pand bevindt dan wel wat zich daar afspeelt, volstaat doorgaans niet voor het bewijs van het opzettelijk wegnemen van de elektriciteit. Wel kunnen concrete gedragingen van de verdachte waaruit zijn betrokkenheid bij die teelt blijkt en de omstandigheden waaronder die teelt plaatsvond, meebrengen dat (het niet anders kan zijn dan dat) de verdachte zich ook heeft schuldig gemaakt aan het wegnemen van de daarbij gebruikte elektriciteit (vgl. HR 9 april 2019, ECLI:NL:HR:2019:554).”
3.8
Verder kan het enkele aansluiten van een afgesloten elektriciteits- en gasvoorziening, zo blijkt uit HR 24 november 2015, ECLI:NL:HR:2015:3361, r.o. 2.6, niet als het wegnemen in de zin van art. 310 Sr van elektriciteit en gas worden aangemerkt. De enkele betrokkenheid van een verdachte bij de teelt van hennep is daarvoor ook onvoldoende. [2] Dat een verdachte bijvoorbeeld de huurder is van een pand waarin hennep wordt gekweekt, en weet heeft van de kwekerij en weet dat elektriciteit wordt gestolen, is – zonder nadere concretisering van de door de verdachte verrichte handelingen – ontoereikend voor een bewezenverklaring van diefstal van elektriciteit. [3] De betrokkenheid mag dus niet te indirect zijn.
3.9
Bovendien worden aan het bewijs van de betrokkenheid zekere vereisten gesteld. In de zaak die in HR 15 juni 2021, ECLI:NL:HR:2021:852,
NJ2021/348 m.nt. Vellinga voorlag, had de verdachte verklaard dat hij de huurder was van een pand waarin een hennepkwekerij was aangetroffen, maar dat niet hij maar een onderhuurder de hennepkwekerij exploiteerde. Het hof oordeelde dat het laatste deel van verdachtes verklaring ongeloofwaardig was, nu de verdachte enkel een onbereikbaar telefoonnummer van die onderhuurder had aangedragen. De Hoge Raad vernietigde het arrest en overwoog dat het “enkele oordeel van het hof dat de door hem als bewijsmiddel gebruikte verklaring van de verdachte over een onderhuurder onvoldoende verifieerbaar is”, niet volstaat. [4]
3.1
In de onderhavige zaak is de verdachte niet slechts indirect – als bijvoorbeeld huurder van het pand waarin de kwekerij zich bevond – of in een weinig substantiële rol bij de hennepteelt betrokken, maar bestond diens betrokkenheid in het verrichten van handelingen die de teelt rechtstreeks betreffen en is hij veroordeeld wegens medeplegen van in de uitoefening van een beroep of bedrijf grootschalige opzettelijk hennepteelt. Het hof heeft aangaande de bewezenverklaring onder 2 primair overwogen dat de verdachte in hoger beroep ter terechtzitting van 8 november heeft verklaard “dat hij wist dat de elektriciteit ten behoeve van de kwekerij buiten de meter om werd weggenomen en hij voor de verzorging van de planten elektra gebruikte” en voorts dat de verdachte ter terechtzitting in eerste aanleg heeft verklaard “dat hij gemiddeld twee keer per week in het pand aan de [a-straat 1] te [plaats] kwam om de hennepplanten te verzorgen en dat hij ook nieuwe stekjes heeft gepland”.
3.11
Uit bewijsmiddel 3 blijkt dat de verdachte heeft verklaard dat hij en [medeverdachte 1] verantwoordelijk waren voor de verzorging van de hennepplanten en dat de verdachte de volgende werkzaamheden (in opdracht van “ [betrokkene 2] ”) heeft verricht: (i) het verzorgen en vitaal houden van de hennepplanten, (ii) het planten van hennepstekjes en het toevoegen van voedingstoffen, en (iii) de hennepkwekerij via zijn telefoon in de gaten houden. [5] De verdachte heeft voorts verklaard dat hij wist dat de elektriciteit voor de hennepkwekerij illegaal werd afgetapt. En de verdachte heeft verklaard dat (alleen) de verdachte en de opdrachtgever een sleutel hadden van het pand waarin de hennepkwekerij is aangetroffen. [6] Gelet op het voorgaande en gezien de vaststelling door het hof opgenomen onder 3.10, dat de verdachte gemiddeld twee keer per week in het pand kwam om de hennepplanten te verzorgen, kan naar mijn oordeel uit de verklaring van de verdachte worden afgeleid dat hij de hennepkwekerij – samen met [medeverdachte 1] – onderhield, dat hij daarbij een wezenlijke rol vervulde, dat daarbij de illegaal afgenomen elektriciteit werd gebruikt, dat de verdachte illegaal afgenomen elektriciteit heeft weggenomen en dat het niet anders kan zijn dan dat hij ook het oogmerk had op dit wegnemen nu hij wist dat die elektriciteit illegaal werd afgetapt, dat die elektriciteit voor het uitvoeren van de illegale hennepkwekerij noodzakelijk was en dat hij van die elektriciteit gebruik maakte om de hennepkwekerij te verzorgen en in de gaten te houden.
3.12
In de toelichting op het middel is aangevoerd dat uit de ter terechtzitting in hoger beroep afgelegde verklaring van de verdachte niet kan worden afgeleid dat de verdachte heeft verklaard dat hij voor de verzorging van de planten elektra gebruikte. Met het oog daarop wijs ik ook nog op het volgende. Het hof heeft de ter terechtzitting in hoger beroep afgelegde verklaring van de verdachte slechts gedeeltelijk opgenomen in bewijsmiddel 3. Uit het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep blijkt niettemin dat de verdachte ook nog het volgende naar voren heeft gebracht: “Ik had niet voldoende kennis om de elektriciteit voor de kwekerij aan te leggen. Ik maakte gebruik van de hetgeen er was om de planten te verzorgen.” “[H]etgeen er was” heeft betrekking op de aangelegde stroomvoorziening, het gebruikmaken daarvan houdt in, zo begrijp ik, dat de verdachte elektriciteit heeft gebruikt door of door middel van die stroomvoorziening. Daarnaast heeft de verdachte in voormelde verklaring opgemerkt: “De airco is meerdere keren kapot gegaan. Ik herinner mij niet dat er andere dingen kapot zijn gegaan. Ik probeerde zelf ook dingen te repareren, zoals een knopje of een stekker. Als dat niet lukte, belde ik [betrokkene 2] .” Uit deze verklaring blijkt dat de verdachte voorwerpen poogde te repareren die elektriciteit gebruiken en dat dit niet altijd lukte maar in bepaalde gevallen kennelijk wel. Daaruit kan worden afgeleid dat de verdachte om vast te stellen dat de gerepareerde voorwerpen weer functioneerde elektriciteit heeft gebruikt en voorts dat hij die voorwerpen ook weer in werking heeft gesteld.
3.13
De bewezenverklaring onder 2 primair is niet ontoereikend gemotiveerd.
3.14
Het middel faalt.

4.Het tweede middel

4.1
Het middel bevat de klacht dat de berechting van de verdachte niet heeft plaatsgevonden binnen een redelijke termijn, als bedoeld in art. 6 lid 1 EVRM, nu de inzendtermijn in cassatie is overschreden.
4.2
Op 22 november 2023 is namens de verdachte beroep in cassatie is ingesteld. De stukken van het geding zijn op 8 november 2024 op de griffie van de Hoge Raad ontvangen. Dit brengt mee dat de inzendtermijn van acht maanden is overschreden met meer dan 3 maanden. Dit dient tot vermindering van de opgelegde taakstraf te leiden. [7]
4.3
Het middel slaagt

5.Afronding

5.1
Het eerste middel faalt en kan worden afgedaan met toepassing van art. 81 lid 1 RO. Het tweede middel slaagt.
5.2
Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden uitspraak aanleiding behoren te geven.
5.3
Deze conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de hoogte van de opgelegde taakstraf, tot vermindering daarvan aan de hand van de gebruikelijke maatstaf en tot verwerping van het beroep voor het overige.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG

Voetnoten

1.Zie van recentere datum HR 25 juni 2024, ECLI:NL:HR:2024:932, r.o. 2.3.
2.Zie ook HR 20 maart 2018, ECLI:NL:HR:2018:390.
3.HR 20 april 2021, ECLI:NL:HR:2021:511,
4.HR 15 juni 2021, ECLI:NL:HR:2021:852,
5.Ik merk op dat de verdachte heeft verklaard dat hij via zijn telefoon een en ander in de gaten “kon” houden. Daaruit volgt nog niet direct – zoals onder 3.11 (iii) wel is gesteld – dat de verdachte ook daadwerkelijk de kwekerij in de gaten hield.
6.Uit de ter terechtzitting in hoger beroep afgelegde verklaring van de verdachte van 8 november 2023, integraal opgenomen onder 3.4, blijkt dat de verdachte heeft verklaard dat [medeverdachte 1] geen sleutel had.
7.Vgl. HR 10 december 2019, ECLI:NL:HR:2019:1890,