ECLI:NL:PHR:2025:530

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
13 mei 2025
Publicatiedatum
12 mei 2025
Zaaknummer
23/02278
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Strafrecht
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens poging doodslag en schadevergoeding benadeelde partij

In deze zaak, behandeld door de Hoge Raad op 13 mei 2025, gaat het om een veroordeling wegens poging tot doodslag. De verdachte heeft op 15 juni 2021 de benadeelde partij, [benadeelde], met een honkbalknuppel op het hoofd geslagen, wat resulteerde in ernstige verwondingen. De benadeelde heeft schadevergoeding gevorderd voor zowel materiële als immateriële schade, waaronder tandartskosten. De rechtbank heeft de vordering gedeeltelijk toegewezen, maar de benadeelde partij heeft in hoger beroep opnieuw een vordering ingediend. De Hoge Raad heeft de conclusie van de procureur-generaal overgenomen, die stelde dat de beslissing van het hof over de schadevergoeding onvoldoende gemotiveerd was. De Hoge Raad heeft de zaak terugverwezen naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden voor herbehandeling van de schadevergoeding, terwijl het beroep voor het overige werd verworpen. De zaak benadrukt de noodzaak van een zorgvuldige motivering bij de toewijzing van schadevergoedingen in strafzaken.

Conclusie

PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

Nummer 23/02278

Zitting13 mei 2025
CONCLUSIE
B.F. Keulen
In de zaak
[verdachte] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1991,
hierna: de verdachte
De verdachte is bij arrest van 30 mei 2023 door het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden wegens (in de zaak met parketnummer 05-157681-21) ‘poging tot doodslag’ en (in de zaak met parketnummer 05-026246-21) ‘bedreiging met zware mishandeling, meermalen gepleegd’, veroordeeld tot 48 maanden gevangenisstraf, waarvan 18 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren en met aftrek van voorarrest als bedoeld in artikel 27, eerste lid, Sr. Het hof heeft de verdachte voorts een vrijheidsbeperkende maatregel opgelegd voor de duur van 5 jaren en een honkbalknuppel verbeurd verklaard. Daarnaast heeft het hof de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen en een schadevergoedingsmaatregel opgelegd.
Het cassatieberoep is ingesteld namens de verdachte. S.J. van der Woude, advocaat te Amsterdam, heeft één middel van cassatie voorgesteld.
Het middel bevat een klacht over de (motivering van de) toewijzing van de vordering van de benadeelde partij en de oplegging van een schadevergoedingsmaatregel voor zover die betrekking heeft op gemaakte tandartskosten. Voordat ik het middel bespreek, geef ik de bewezenverklaring en bewijsvoering weer en citeer ik passages uit de schriftelijke toelichting op de vordering van de benadeelde partij (met bijlagen), het vonnis, de processen-verbaal van de terechtzittingen in eerste aanleg en hoger beroep en het bestreden arrest.
Bewezenverklaring en bewijsvoering; passages uit de vordering van de benadeelde partij, processen-verbaal van de terechtzittingen in eerste aanleg en in hoger beroep, het vonnis, de pleitnota en het bestreden arrest
4. Het hof heeft ten laste van de verdachte in de zaak met parketnummer 05-157681-21 bewezenverklaard dat:
‘hij op 15 juni 2021 te [plaats] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [benadeelde] opzettelijk van het leven te beroven, die [benadeelde] met een honkbalknuppel, meermalen, op of tegen het hoofd heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.’
5. Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsoverwegingen (met weglating van voetnoten):
‘Aangever [benadeelde] heeft in zijn aangifte het volgende verklaard. Op 15 juni 2021 zag hij voor zijn woning in [plaats] een auto tegen de rijrichting in rijden. Aangever zette zijn gereedschapskist midden op de weg voor de auto en sprak de bestuurder van de auto, verdachte, aan. Er ontstond een woordenwisseling tussen verdachte en aangever. Vervolgens reed verdachte weg. Ongeveer vier à vijf minuten later zag aangever de auto van verdachte weer tegen het verkeer in de straat in rijden. Verdachte parkeerde de auto en aangever liep op hem af. Verdachte stapte uit met een aluminium honkbalknuppel in zijn hand en kwam hard op aangever afrennen. Verdachte haalde de honkbalknuppel naar achteren en sloeg met een zijwaartse slag tegen het hoofd van aangever. Aangever heeft verklaard dat hij sowieso twee keer is geslagen voor hij op de grond viel. Bij de rechter-commissaris heeft aangever wederom verklaard dat hij twee keer is geslagen.
Getuige [getuige] heeft verklaard dat haar partner [benadeelde] de auto ging inpakken en na ongeveer tien minuten weer naar binnen kwam om te vertellen dat hij zojuist een woordenwisseling had gehad met iemand die tegen het verkeer inreed. Nadat zij daar een paar minuten over hadden gepraat, ging [benadeelde] verder met het inpakken van de auto. De getuige liep naar buiten toe om [benadeelde] koffie te brengen en hoorde een auto aan komen rijden. Ze zag dat de autodeur werd opengegooid en dat de bestuurder met een honkbalknuppel in zijn hand naar [benadeelde] toe rende. Met beide handen hield verdachte de honkbalknuppel vast en sloeg met kracht tegen de linkerzijde van het hoofd van [benadeelde] . Het bloed spoot meteen uit zijn hoofd. Daarna sloeg verdachte nogmaals met zijn honkbalknuppel tegen het hoofd van [benadeelde] . [benadeelde] viel vervolgens neer.
Verdachte heeft bij zijn aanhouding verklaard dat een man verderop in de straat agressief naar hem was geweest en dat de man had getracht hem aan te vallen. Verdachte was toen naar huis gelopen en heeft een knuppel gepakt. Toen was hij teruggelopen naar de man en had de man met de knuppel geslagen. Verdachte verklaarde tegen verbalisanten dat hij niet geslagen was, maar dat hij zelf wel had geslagen omdat hij in paniek was geraakt.
Uit de geneeskundige verklaring blijkt dat aangever een blauw oog, een wond op het achterhoofd en een wond boven zijn linker wenkbrauw had.
Op basis van bovenstaande bewijsmiddelen komt het hof tot de conclusie dat verdachte aangever twee keer met kracht met een aluminium honkbalknuppel tegen het hoofd heeft geslagen.’
6. Bij de stukken van het geding bevindt zich een ‘Verzoek tot Schadevergoeding’ dat op 20 april 2022 is ondertekend door mr. S. Kriekaard. Daarin is onder meer wegens geleden materiële schade een bedrag van € 6.744,07 gevorderd. De bijgevoegde toelichting (met bijlagen) houdt onder meer het volgende in:
‘ [benadeelde] is door de verdachte op brute wijze met een aluminium honkbalknuppel zwaar mishandeld nadat cliënt hem had aangesproken op zijn verkeersgedrag. De verdachte heeft meerdere keren richting het hoofd van [benadeelde] geslagen, en hem ook een aantal keer hard op het hoofd geraakt.
Daarna zakte [benadeelde] voor de ogen van zijn vriendin als een lappenpop in elkaar. [benadeelde] heeft als gevolg van deze zware mishandeling blijvende littekens overgehouden in zijn aangezicht, in de zin van een litteken boven zijn wenkbrauw en is een kies door de klap met de knuppel en het neervallen op de grond gebroken, en de volgende dag in stukken uit elkaar gevallen.
(…)
Vergeleken met deze aangehaalde zaken is er bij [benadeelde] sprake van blijvend letsel in de vorm van een litteken op zijn achterhoofd en was er sprake van fors bloedverlies waarbij het herstel van alle wonden werd geschat op twee tot drie weken (pag. 20 procesdossier). Verder heeft [benadeelde] ten gevolge van dit incident forse gebitsschade opgelopen. Zie verder het bijgevoegde journaal van de huisarts
(Bijlage 2).
(…)

Materiële schade:

De materiële schade bestaat uit medische kosten en overige materiele schade.
Medische kosten
Ten gevolge van de zware mishandeling is cliënt met een ambulance afgevoerd naar het ziekenhuis. De ambulancekosten zijn op zijn eigen risico in mindering gebracht waardoor cliënt in dat kader wenst te vorderen een bedrag van
€ 125,63 (Bijlage 3).
Verder heeft cliënt meerdere behandelingen bij de tandarts moeten ondergaan naar aanleiding van het incident. Deze kosten zijn niet gedekt door zijn verzekering en derhalve wenst cliënt deze kosten te verhalen op de verdachte. Het gaat hier om een bedrag van
€ 712,60(=
€ 439,53+
€ 273,07wat cliënt wenst te vorderen. Verwezen wordt naar de bijgevoegde facturen van zijn tandarts Infomedics
(Bijlage 4). Verder is er door de tandarts nog een begroting gemaakt voor nog aankomende behandelingen in de nabije toekomst voor een bedrag van
€ 4.681,96 (Bijlage 4)
In totaal wenst [benadeelde] aan medische kosten te vorderen een bedrag van
€ 5.519,92
(…)

Bijlage 1

(…)
De kies die hierdoor afgebroken is, maakt het mij moeilijker om normaal te kunnen eten.
Ik moet bijna alles met de rechterkant nu doen.
Mijn gebit moet nog goed gemaakt worden (implanten / kronen / brug of kunstgebit?).
(…)

Bijlage 2

(…)

Hierbij een overzicht van de contacten na de aanval met honkbalknuppel

(…)
Afzender Gelre Zkh
[plaats] , [a-straat 1]
Contact Neurologie
Ontvanger [betrokkene 1]
Patientdata [benadeelde] / [geboortedatum] 1976
(…)
Datum 16-06-2021
(…)
Geachte collega,
Heden, 15.06.2021, zagen wij op de SEH bovengenoemde patient in verband met:
(…)
Hoofd/hals: laceratie van 5 cm op achterhoofd en van 3 cm boven linker oog. Oogvolgbewging gb. Drukpijn en laceratie neusrug en linker jukbeen. Geen drukpijn overige ossale structuren, geen battlesign, septumhematoom of liquorroe. Normale occlusie van de kaak. Geen losse dentitie.
(…)
Conclusie en beleid
15.06.2021 45-jarige man, mishandeld met een honkbalknuppel waarna hechtwond achterhoofd en boven de wenkbrauw.
(…)
Met collegiale hoogachting, [betrokkene 2] , Gastro-Intestinaal Chirurg
[betrokkene 3] , Arts-assistent chirurgie
(…)
Afzender RAV NO-Gelderland
Datum 15-06-21 19:44
Patientdata [benadeelde] / [geboortedatum] 1976
(…)
Ritformulier RAV NO-Gelderland
(…)
--- BIJZONDERHEDEN ALGEMEEN -------------------------------------------------------------------------------
Verloop incident: Hr. heeft gedoucht en de politie was inmiddels ter plaatse. Hr. komt zelf de woning uitlopen. Bij lichamelijk onderzoek: Hr. is niet bewusteloos geweest, heeft gevoel of er een stuk van een kies af is, geen losse onderdelen in de mond.
(…)

Bijlage 4

[...] praktijk voor tandheelkunde

(…)
DATUM: 15 december 2021 BEGROTING
(…)
(…)

Infomedics

(…)

REKENING

Betalingskenmerk: (…)
Datum: 05-01-2022 (…)
(…)

Infomedics

(…)

HERINNERING

Betalingskenmerk: (…)
Datum: 12-08-2021 (…)
(…)
(…)’
7. Blijkens het proces-verbaal van de terechtzitting in eerste aanleg van 26 april 2022 heeft de raadsvrouw van de verdachte daar het woord gevoerd overeenkomstig de door haar overlegde pleitnota. Deze pleitnota houdt onder meer het volgende in (met weglating van een voetnoot):

‘Schadeverzoek

Ten aanzien van het schadeverzoek verzoek ik u primair om dit gelet op de verzochte einduitspraak af te wijzen.
Mocht u toch tot een veroordeling komen dan wens ik nog het navolgende inhoudelijk kenbaar te maken ten aanzien van het ingediende schadeverzoek.
Materiële schade
Ten aanzien van het eigen risico refereer ik mij aan uw oordeel. Dit ligt anders ten aanzien van de kosten die worden gevorderd voor de behandelingen bij de tandarts die zijn uitgevoerd en nog moeten worden uitgevoerd. Uit de overgelegde medische stukken blijkt niet dat sprake is van gebitsschade. Zo staat zelfs in één van de overgelegde stukken “
geen losse dentitie”, wat in normaal Nederlands betekent dat het gebit volledig intact is. Het feit dat sprake zou zijn van een causaal verband tussen de tandartskosten en het incident is dan ook speculatief van aard om welke reden dit niet afdoende is gesteld en bewezen om welke reden niet tot toewijzing kan worden gekomen. Wellicht ten overvloede wordt in dit kader opgemerkt dat ook al zou schade zijn ontstaan door het incident aan het gebit het niet aannemelijk is dat alle opgevoerde kosten zijn om te schade aan het gebit te herstellen, nu het niet in de lijn der verwachting ligt, gelet op de medische stukken die aanwezig zijn, dan dusdanig veel mankementen aan de tanden bestaan om welke reden deze kosten ook om deze reden niet voldoende zijn gesteld en bewezen ex artikel 150 Rv.
Wellicht ten overvloede wordt nog opgemerkt dat kosten die in de nabije toekomst zouden dienen te worden gemaakt te speculatief van aard zijn om welke reden deze tevens niet kunnen worden toegewezen.’
8. Het proces-verbaal van de terechtzitting in eerste aanleg van 26 april 2022 houdt voorts onder meer het volgende in:
‘De voorzitter deelt mee dat zich ten aanzien van parketnummer 05/157681-21 bij de stukken een voegingsformulier bevindt van de benadeelde partij [benadeelde] strekkende tot het verkrijgen van schadevergoeding van € 6.744,07 aan materiële schade en € 5.000,- aan smartengeld.
mr. Kriekaard:
De begroting van de tandarts is een behoorlijke kostenpost. Het gaat deels om toekomstige schade. Al twee dagen na het incident is [benadeelde] naar de tandarts geweest. De begroting sluit daar op aan. Op een factuur van december staat een periodieke controle, op die van juni niet. Er is heel kort na het incident een kies getrokken, daaruit kun je het causaal verband afleiden. Ik heb geen aanvullende verklaring kunnen krijgen van de tandarts.
De benadeelde partij licht toe en oefent zijn spreekrecht uit:
Mijn kiezen zijn eruit. Ik ben voorover gevallen. Eén kies was gebroken, de andere kies kon niet zonder de gebroken kies worden teruggeplaatst. Er moeten daarom twee implantaten komen.
(…)
Verdachte wenst geen reactie te geven op de verklaring van de benadeelde partij.
(…)
mr. Kriekaard:
Ik refereer me voor wat betreft de tandartskosten aan wat de benadeelde partij hier zelf over heeft gezegd. Bij niet toewijzing vraag ik om niet-ontvankelijkheid.’
9. De rechtbank heeft in het vonnis omtrent dit onderdeel van de vordering het volgende overwogen:
‘Naar het oordeel van de rechtbank is op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De rechtbank oordeelt ten aanzien van de schadeposten als volgt.
Materiële schade
Met betrekking tot de schadeposten die zien op de ambulancekosten (€ 125,63) en de tandartsfactuur d.d. 12 augustus 2021 (€ 439,53) is de rechtbank van oordeel dat deze schadeposten een rechtstreeks gevolg zijn van het bewezen verklaarde feit en voldoende onderbouwd zijn. De rechtbank zal deze kosten toewijzen.
De schadepost die ziet op de tandartsfactuur d.d. 5 januari 2022 kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden toegewezen, nu onvoldoende is onderbouwd waarom deze kosten rechtstreeks het gevolg zijn van het bewezen verklaarde feit. De begroting van de tandarts d.d. 15 december 2021 bevat toekomstige schade die zich nog niet gerealiseerd heeft. De rechtbank zal de benadeelde partij in deze onderdelen van de vordering niet-ontvankelijk verklaren.’
10. Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 16 mei 2023 houdt onder meer het volgende in (met overneming onder vernummering van een voetnoot):
‘De voorzitter gaat over tot de bespreking van de vordering van de benadeelde partij.
Desgevraagd geeft mr. Damen aan dat de vordering in hoger beroep wordt gehandhaafd.
Mr. Damen voert het woord:
De schriftelijke slachtofferverklaring zit bij de vordering tot schadevergoeding en is nog steeds van toepassing. Ik zal de vordering kort toelichten. De immateriële schade spreekt voor zich. Mijn cliënt heeft blijvend letsel. Hij heeft een groot litteken aan de achterzijde van zijn hoofd. Daarnaast heeft hij lang pijn gehad en op dit moment heeft hij nog steeds gebitsproblemen. Op de zich in het dossier bevindende foto’s is te zien dat zijn hele woning onder het bloed zat. Gelet op al het voorgaande is de gevorderde immateriële schade billijk. Ook de gevorderde materiële schade kan worden toegewezen. De kosten zijn voldoende onderbouwd. Voor de toekomstige schade aan het gebit is een offerte gemaakt. Het is voorzienbaar dat in de toekomst extra kosten zullen worden gemaakt. Die kosten staan in direct verband met het gepleegde feit. Mijn cliënt heeft niet de financiële middelen om de gebitsschade op dit moment op te lossen. Hij is dan ook in afwachting van de uitkomst van deze strafzaak. Mijn cliënt heeft nog steeds veel pijn en zit met veel vragen. Het is voor hem en zijn partner niet gemakkelijk om hier vandaag aanwezig te zijn. Voor het overige verwijs ik naar hetgeen op schrift is gesteld.
(…)
Desgevraagd geeft de raadsman aan geen vragen te hebben over de vordering van de benadeelde partij.
(…)
De raadsman overlegt per e-mail een pleitnota: [1]
In aanvulling op de pleitnota brengt de raadsman nog het volgende naar voren:
(…)
Over de geneeskundige verklaring op pagina twintig van het dossier wil ik nog het volgende opmerken. Er had gemakkelijk een deskundige kunnen worden aangewezen om te oordelen wat de oorzaak van het bij [benadeelde] geconstateerde letsel is geweest. Rechters zijn geen dokters en moeten dan ook niet zelf daarover oordelen.
(…)
Over de vordering van de benadeelde partij merk ik nog het volgende op. Op pagina 9 van het vonnis heeft de rechtbank overwogen:
De schadepost die ziet op de tandartsfactuur d.d. 5 januari 2022 kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden toegewezen, nu onvoldoende is onderbouwd waarom deze kosten rechtstreeks het gevolg zijn van het bewezen verklaarde feit. De rechtbank is echter van oordeel dat de gevorderde € 273,07 onvoldoende is onderbouwd en heeft de benadeelde partij in zoverre niet-ontvankelijk verklaard in de vordering. Datzelfde geldt voor de gevorderde toekomstige tandartskosten. De verdediging stelt zich op het standpunt dat onvoldoende is onderbouwd dat de toekomstige tandartskosten het rechtstreekse gevolg zijn van het slaan met de honkbalknuppel. Uit de geneeskundige verklaring volgt niet dat de benadeelde partij gebitsschade heeft opgelopen. De benadeelde partij heeft ter terechtzitting in eerste aanleg verklaard dat één kies was gebroken en dat implantaten moesten worden gezet. Dit is echter niet onderbouwd. De verdediging betwist de vordering dan ook op dit punt.
(…)
Mr. Damen voert nogmaals het woord:
De raadsman verwijst veelvuldig naar de geneeskundige verklaring op pagina twintig van het dossier. Die verklaring is op 15 juni 2021 opgemaakt. Bij de vordering zijn vervolgens echter aanvullende geneeskundige stukken gevoegd. In de bijlagen op pagina negentien en twintig van de vordering staat onder het kopje ‘bijzonderheden algemene’ dat mijn cliënt bij het eerste onderzoek reeds het gevoel had dat een stuk van zijn kies was afgebroken. Uiteindelijk is ook vastgesteld dat een stuk van zijn kies was afgebroken. De raadsman heeft aangevoerd dat mijn cliënt wellicht tevoren al een slecht gebit had. Het dossier bevat echter een foto waarop te zien is dat mijn cliënt een kapotte lip had. Bovendien waren zijn tanden verder intact. De gebitsschade is dus door dit incident ontstaan. Dat een deel van de gevorderde tandartskosten nu nog niet zijn gemaakt, staat niet aan toewijzing in de weg.’
11. De (kennelijk) per e-mail ingezonden stukken bevatten onder het opschrift ‘Pleitnotities’ een aantal documenten, waaronder ‘1. Standpunt/pleitnotities in eerste aanleg van mr. F.H.J. De Graaf’, met bijlagen; ‘2. Appelschriftuur’ en ‘3. Aanvullende pleitnotities in Hoger Beroep’. Deze aanvullende pleitnotities houden onder meer in:
‘3.2.3 Betwisting van de beoordeling dat verdachte tweemaal/meermalen tegen het hoofd van de aangever zou hebben geslagen
(…)
Immers uit de geneeskundige verklaring blijkt mijns inziens in het geheel niet dat de verdachte meermalen zij hebben geslagen. Het waargenomen letsel is
Omschrijving van het letsel
(Graag in voor een niet-medicus begrijpelijke Nederlandse termen)
A. Uitwendig waargenomen letsel:
- Wond achterhoofd + boven linker wenkbrauw
- Blauw oog
(…)
D. Datum waarop voornoemde persoon wordt onderzocht: 15/06/21
E. Overige van belang zijnde informatie (operaties, blijvend letsel ed)
Litteken wond in gezicht
(…)
3.5
Straftoemeting
(…)
Ik sluit me aan bij hetgeen is opgemerkt in de pleitnotitie in eerste aanleg op de pagina’s 7 tot en met 9 van de pleitnotitie, dat primair het schadeverzoek volledig afgewezen dient te worden, secundair aanzienlijk dient te worden gematigd.’
12. In aanmerking genomen dat het proces-verbaal van de terechtzitting vermeldt dat de raadsman ‘in aanvulling op de pleitnota’ het een en ander naar voren brengt, meen ik dat het ervoor moet worden gehouden dat de pleitnota die in eerste aanleg is overlegd en per e-mail aan het hof is gezonden ter terechtzitting in hoger beroep is voorgedragen.
12. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot betaling van een vergoeding ter zake van materiële en immateriële schade aan de benadeelde partij en daarbij onder meer het volgende overwogen:

‘Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 11.744,07, bestaande uit € 6.744,07 materiële schade en € 5.000,- immateriële schade.
De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 5.890,16.
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
(…)
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat – in lijn met de bepleite vrijspraak – de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering. Subsidiair heeft de raadsman het volgende naar voren gebracht. De verdediging heeft zich gerefereerd met betrekking tot de ambulancekosten. Met betrekking tot de tandartskosten die reeds zijn gemaakt heeft de verdediging aangevoerd dat de vordering dient te worden afgewezen, nu de kosten onvoldoende gesteld en bewezen zijn. Ten aanzien van de overige tandartsbegroting heeft de verdediging betoogd dat de kosten niet kunnen worden toegewezen, nu dit toekomstige kosten betreffen en ze speculatief van aard zijn.
(…)
Oordeel van het hof
Materiële schade
De benadeelde partij heeft een vergoeding gevorderd van € 5.519,92 aan medische kosten, bestaande uit € 125,63 voor ambulancekosten, € 712,60 voor reeds gemaakte tandartskosten en € 4.681,96 voor toekomstige tandartskosten. Het gevorderde bedrag ten aanzien van de ambulancekosten zal worden toegewezen tot een bedrag van € 104,40, aangezien dit deel van de vordering voldoende is onderbouwd en niet is betwist. Behoudens de kosten voor de periodieke controle op 5 januari 2022 acht het hof de gevorderde kosten voor zowel de reeds gemaakte als de toekomstige tandartskosten voldoende onderbouwd. Het hof zal daarom een bedrag van 5.371,65 aan tandartskosten toewijzen.’
14. Het hof heeft inzake de strafoplegging onder meer het volgende overwogen:
‘Voorts heeft verdachte zich op 15 juni 2021 schuldig gemaakt aan een zeer ernstig feit: poging tot doodslag. Nadat hij door aangever werd aangesproken op zijn rijgedrag heeft hij thuis een aluminium honkbalknuppel opgehaald, is hij teruggereden naar aangever en heeft hij aangever twee keer met kracht met de knuppel tegen zijn hoofd geslagen. Dit is een buitenproportionele reactie op het aangesproken worden op rijgedrag. Het geweld heeft op aangever een grote impact gehad. Aangever heeft nog steeds en mogelijk blijvend een gevoelloze plek op zijn hoofd, een blijvend litteken in zijn gezicht en gebitsschade.’

Bespreking van het middel

15. Het middel bevat de klacht dat het hof de toewijzing van de vordering van de benadeelde partij en de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel ter zake van de (gedeeltelijk toekomstige) tandartskosten ontoereikend heeft gemotiveerd, nu de verdediging heeft betwist dat deze schade aanwezig was na en het gevolg was van het in de zaak met parketnummer 05-157681-21 bewezenverklaarde feit en het hof geen vaststellingen heeft gedaan die de toewijzing van deze schadepost kunnen dragen of die toewijzing op andere wijze heeft gemotiveerd. In de toelichting wordt naar voren gebracht dat het hof niet heeft gerespondeerd op het ten aanzien van de tandartskosten gevoerde verweer waarin de schade en het causale verband worden betwist.
16. De benadeelde partij kan in het strafproces vergoeding vorderen van de schade die zij door een strafbaar feit heeft geleden indien tussen het bewezenverklaarde handelen van de verdachte en de schade voldoende verband bestaat om te kunnen aannemen dat de benadeelde partij door dit handelen rechtstreeks schade heeft geleden. Voor de beantwoording van de vraag of zodanig verband bestaat zijn de concrete omstandigheden van het geval bepalend. Voor vergoeding aan de benadeelde partij komt overeenkomstig de regels van het materiële burgerlijk recht slechts in aanmerking de schade die de benadeelde partij heeft geleden als gevolg van de onrechtmatige gedragingen van de verdachte, voor zover deze schade op de voet van artikel 6:98 BW aan de verdachte kan worden toegerekend. [2] Toerekening op de voet van artikel 6:98 BW is slechts aan de orde als een condicio sine qua non-verband tussen de onrechtmatige gedraging en de schade bestaat. [3]
17. Ingevolge artikel 361, vierde lid, Sv moet de beslissing op de vordering van de benadeelde partij met redenen zijn omkleed. De begrijpelijkheid van de beslissingen over de vordering van de benadeelde partij is mede afhankelijk van de wijze waarop (en de stukken waarmee) enerzijds de vordering is onderbouwd en anderzijds daartegen verweer is gevoerd. Naarmate de vordering uitvoeriger en specifieker wordt weersproken, zal de motivering van de toewijzing van de vordering dus meer aandacht vragen. [4]
18. In de onderhavige zaak heeft het hof bewezenverklaard dat de verdachte de benadeelde partij meermalen met een honkbalknuppel op of tegen het hoofd heeft geslagen. Uit de bewijsvoering volgt dat de benadeelde partij twee keer is geslagen, waarvan één keer tegen de linkerzijde van het hoofd. Uit de bewijsvoering volgt voorts dat het bloed ‘meteen uit zijn hoofd’ spoot, dat de benadeelde partij op de grond is gevallen, en dat de benadeelde partij een blauw oog, een wond op het achterhoofd en een wond boven zijn linker wenkbrauw heeft opgelopen. Het hof heeft in de strafmotivering en in de overwegingen inzake de vordering van de benadeelde partij vastgesteld dat de benadeelde partij gebitsschade heeft opgelopen als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van de verdachte. Het hof heeft overwogen dat het ‘de gevorderde kosten voor zowel de reeds gemaakte als de toekomstige tandartskosten voldoende onderbouwd’ acht, behoudens ‘de kosten voor de periodieke controle op 5 januari 2022’, en een bedrag van € 5.371,65 aan tandartskosten toegewezen.
19. De benadeelde partij vordert wat de tandartskosten betreft in de eerste plaats de kosten van behandelingen die hij reeds heeft ondergaan. Die kosten bedragen € 439,53 en € 273,07; samen € 712,60. Uit de toelichting op en bijlagen bij het ‘Verzoek tot Schadevergoeding’ blijkt dat het bedrag van € 439,53 ziet op behandelingen die de benadeelde partij op 17 juni 2021 en op 23 juni 2021 heeft ondergaan. Het bewezenverklaarde feit vond op 15 juni 2021 plaats. Uit de factuur blijkt dat deze behandelingen niet alleen zien op een consult, het trekken van een tand of kies en het maken van twee röntgenfoto’s, maar ook op een ‘drievlaksvulling composiet’ en drie keer een ‘tweevlaksvulling composiet’ alsmede op drie daarmee kennelijk samenhangende verdovingen. Het bedrag van € 273,07 betreft behandelingen die volgens de factuur op 10, 13, 14 en 15 december 2021 hebben plaatsgevonden en ziet op een periodieke controle, twee consulten parodontale nazorg en een initieel onderzoek implantologie. Deze kosten zijn, met uitzondering van het bedrag voor de periodieke controle op – naar ik begrijp – 10 december 2021, door het hof toegewezen.
20. Dat geldt ook voor het bedrag van € 4.681,96 dat is gevorderd voor behandelingen in de toekomst. Deze ‘begroting’ is gedateerd op 15 december 2021 en bevat een groot aantal subonderdelen. Het eerste onderdeel betreft een initieel onderzoek implantaten ten bedrage van € 66,88. Bij dit onderdeel lijkt sprake te zijn van een dubbeltelling; blijkens één van de genoemde facturen heeft op 15 december 2021 een ‘Initieel onderzoek implantologie’ plaatsgevonden waarvoor hetzelfde bedrag in rekening is gebracht. Uit de begroting volgt dat deze enkel op de ‘elementen’ 24 en 25 ziet.
21. De onderbouwing van de gebitsschade volgt, behalve uit de bewijsvoering, in de eerste plaats uit bijlage 1 bij de vordering. Daarin schrijft de benadeelde partij dat een kies ‘hierdoor’ is afgebroken en dat zijn ‘gebit’ nog ‘goed gemaakt’ moet worden, waarbij hij het heeft over ‘implantaten/kronen/brug of kunstgebit’. In die bewoordingen ligt besloten dat de gebitsschade volgens de benadeelde partij niet tot één afgebroken kies is beperkt. Ter terechtzitting in eerste aanleg heeft de benadeelde partij in lijn daarmee verklaard dat één kies was gebroken, dat de andere kies niet zonder de gebroken kies kon worden teruggeplaatst en dat er daarom twee implantaten moesten komen. Dat behoeft niet in tegenspraak te zijn met de constatering door de artsen op de spoedeisende hulp op 15 juni 2021 dat er geen ‘losse dentitie’ was (bijlage 2). RAV NO-Gelderland meldt op die dag in verband met de ambulancezorg dat de benadeelde partij het gevoel heeft ‘of er een stuk van een kies af is’ maar dat hij ‘geen losse onderdelen in de mond’ heeft. Dat op 23 juni 2021 een (tand of) kies is getrokken, is een aanwijzing dat daadwerkelijk een kies was afgebroken. Op de herinnering van 12 augustus 2021 staat ook vermeld een ‘consult na tandheelkundig ongeval’ d.d. 17 juni 2021. De onderbouwing van de overige gebitsschade volgt voorts uit de facturen en de begroting.
22. De raadsman van de verdachte heeft blijkens het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep inzake de gevorderde tandartskosten die zien op behandelingen die de benadeelde partij reeds heeft ondergaan gewezen op het oordeel van de rechtbank. Vervolgens heeft de raadsman gesteld dat ‘onvoldoende is onderbouwd dat de toekomstige tandartskosten het rechtstreekse gevolg zijn van het slaan met de honkbalknuppel. Uit de geneeskundige verklaring volgt niet dat de benadeelde partij gebitsschade heeft opgelopen’. De benadeelde partij zou niet hebben onderbouwd ‘dat één kies was gebroken en dat implantaten moesten worden gezet’. Uit het proces-verbaal van deze terechtzitting blijkt voorts dat de advocaat van de benadeelde partij heeft gereageerd op een opmerking van de raadsman dat de benadeelde partij ‘wellicht tevoren al een slecht gebit had’. Daarmee kan – meen ik – worden aangenomen dat het causaal verband tussen het bewezenverklaarde feit en de reeds gefactureerde behandelingen in hoger beroep is betwist op de wijze als verwoord in de pleitnota in eerste aanleg, die aan het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep is gehecht. Die pleitnota hield onder meer in ‘dat het niet aannemelijk is dat alle opgevoerde kosten zijn om de schade aan het gebit te herstellen’.
23. Naar het mij voorkomt, is de toewijzing van de gefactureerde tandartskosten (mede in het licht van hetgeen de verdediging heeft aangevoerd) niet zonder meer begrijpelijk wat betreft de drievlaksvulling composiet, de drie tweevlaksvullingen composiet en de bijbehorende verdovingen. Ik betrek daarbij dat deze vullingen de elementen 27, 23, 13 en 46 betreffen, gebitselementen die – zo volgt uit algemeen toegankelijke informatie – deels op (heel) andere plaatsen in het gebit zitten dan de (getrokken) tand of kies (element 24). [5] Daarbij spreekt de benadeelde alleen over implantaten, kronen en een brug of een kunstgebit. Ook de toewijzing van de kosten van de consulten ‘parodontale nazorg’ is niet zonder meer begrijpelijk. Het gaat daarbij om een afspraak ‘waarbij de gezondheid van het tandvlees en de mondhygiëne wordt beoordeeld’ en waarbij ‘de tandarts of mondhygiënist advies’ geeft en ‘de tanden en kiezen (onder het tandvlees) gereinigd’ worden. [6] Ik merk daarbij op dat de factuur bij de parodontale nazorg enerzijds en bij de periodieke controle en het initieel onderzoek implantologie anderzijds andere nummers vermeldt bij de behandelaar.
24. Het middel slaagt in zoverre.
25. Het hof heeft kennelijk geoordeeld dat de vordering van de benadeelde partij wat de toekomstige tandartskosten betreft, mede in het licht van de wijze waarop daartegen in hoger beroep verweer is gevoerd, toereikend is onderbouwd. Dat is – meen ik – niet onbegrijpelijk. Dat uit de verklaring van de artsen op de spoedeisende hulp niet volgt dat er gebitsschade was, doet er niet aan af dat het hof heeft kunnen oordelen en kennelijk heeft geoordeeld dat deze onderbouwing besloten ligt in de bewijsvoering, de uitlatingen van de benadeelde partij alsmede de facturen en de begroting van tandartskosten. Ik merk daarbij op dat het bij de elementen 24 en 25 om twee kiezen aan de linkerzijde van het gebit in de bovenkaak gaat die naast elkaar zitten.
26. Ik attendeer er voorts op dat de hoogte van de gevorderde toekomstige tandartskosten niet gemotiveerd is betwist. Dat de raadsman in de pleitnota die in eerste aanleg is overgelegd en ter terechtzitting in hoger beroep – naar ik aanneem – is voorgedragen, heeft gesteld dat ‘kosten die in de nabije toekomst zouden dienen te worden gemaakt te speculatief van aard zijn’, doet er niet aan af dat het hof heeft kunnen uitgaan van de gespecificeerde kostenbegroting. De raadsman heeft in hoger beroep wel naar voren gebracht dat een deskundige had kunnen worden aangewezen om te oordelen ‘wat de oorzaak van het bij [benadeelde] geconstateerde letsel is geweest’, maar deze opmerking wordt in het kader van een bewijsverweer naar voren gebracht en heeft blijkens de inhoud van de geciteerde geneeskundige verklaring geen betrekking op geconstateerd letsel aan het gebit. Niet blijkt dat de verdediging in onvoldoende mate in de gelegenheid is geweest om naar voren te brengen hetgeen zij ter staving van een verweer tegen de hoogte van de vordering zou kunnen aanvoeren.
27. In zoverre faalt het middel.
28. Het middel slaagt.

Afronding

29. Het middel slaagt. Ambtshalve merk ik op dat Uw Raad mogelijk niet binnen twee jaar nadat cassatieberoep is ingesteld uitspraak zal doen. Indien dat het geval is, dient dat in beginsel tot strafvermindering te leiden. [7] Ik ga daar in het volgend randnummer niet van uit.
30. Deze conclusie strekt tot:
- vernietiging van het bestreden arrest, maar uitsluitend wat betreft de beslissing over de door de benadeelde partij gevorderde schadevergoeding en de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel;
- tot terugwijzing van de zaak naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, opdat de zaak ten aanzien daarvan opnieuw wordt berecht en afgedaan, en tot
- verwerping van het beroep voor het overige.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG

Voetnoten

2.HR 28 mei 2019, ECLI:NL:HR:2019:793,
3.Vgl. HR 3 oktober 2014, ECLI:NL:HR:2014:2895,
4.HR 28 mei 2019, ECLI:NL:HR:2019:793,
5.www.allesoverhetgebit.nl/alles-over-mondgezondheid/moeilijke-woordenlijst/elementen-en-elementnummers.
6.www.allesoverhetgebit.nl/alles-over-kosten-en-vergoedingen/tarieven-en-codes/t042-consult-parodontale-nazorg.
7.Vgl. HR 26 maart 2024, ECLI:NL:HR:2024:492,