18. In de onderhavige zaak heeft het hof bewezenverklaard dat de verdachte de benadeelde partij meermalen met een honkbalknuppel op of tegen het hoofd heeft geslagen. Uit de bewijsvoering volgt dat de benadeelde partij twee keer is geslagen, waarvan één keer tegen de linkerzijde van het hoofd. Uit de bewijsvoering volgt voorts dat het bloed ‘meteen uit zijn hoofd’ spoot, dat de benadeelde partij op de grond is gevallen, en dat de benadeelde partij een blauw oog, een wond op het achterhoofd en een wond boven zijn linker wenkbrauw heeft opgelopen. Het hof heeft in de strafmotivering en in de overwegingen inzake de vordering van de benadeelde partij vastgesteld dat de benadeelde partij gebitsschade heeft opgelopen als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van de verdachte. Het hof heeft overwogen dat het ‘de gevorderde kosten voor zowel de reeds gemaakte als de toekomstige tandartskosten voldoende onderbouwd’ acht, behoudens ‘de kosten voor de periodieke controle op 5 januari 2022’, en een bedrag van € 5.371,65 aan tandartskosten toegewezen.
19. De benadeelde partij vordert wat de tandartskosten betreft in de eerste plaats de kosten van behandelingen die hij reeds heeft ondergaan. Die kosten bedragen € 439,53 en € 273,07; samen € 712,60. Uit de toelichting op en bijlagen bij het ‘Verzoek tot Schadevergoeding’ blijkt dat het bedrag van € 439,53 ziet op behandelingen die de benadeelde partij op 17 juni 2021 en op 23 juni 2021 heeft ondergaan. Het bewezenverklaarde feit vond op 15 juni 2021 plaats. Uit de factuur blijkt dat deze behandelingen niet alleen zien op een consult, het trekken van een tand of kies en het maken van twee röntgenfoto’s, maar ook op een ‘drievlaksvulling composiet’ en drie keer een ‘tweevlaksvulling composiet’ alsmede op drie daarmee kennelijk samenhangende verdovingen. Het bedrag van € 273,07 betreft behandelingen die volgens de factuur op 10, 13, 14 en 15 december 2021 hebben plaatsgevonden en ziet op een periodieke controle, twee consulten parodontale nazorg en een initieel onderzoek implantologie. Deze kosten zijn, met uitzondering van het bedrag voor de periodieke controle op – naar ik begrijp – 10 december 2021, door het hof toegewezen.
20. Dat geldt ook voor het bedrag van € 4.681,96 dat is gevorderd voor behandelingen in de toekomst. Deze ‘begroting’ is gedateerd op 15 december 2021 en bevat een groot aantal subonderdelen. Het eerste onderdeel betreft een initieel onderzoek implantaten ten bedrage van € 66,88. Bij dit onderdeel lijkt sprake te zijn van een dubbeltelling; blijkens één van de genoemde facturen heeft op 15 december 2021 een ‘Initieel onderzoek implantologie’ plaatsgevonden waarvoor hetzelfde bedrag in rekening is gebracht. Uit de begroting volgt dat deze enkel op de ‘elementen’ 24 en 25 ziet.
21. De onderbouwing van de gebitsschade volgt, behalve uit de bewijsvoering, in de eerste plaats uit bijlage 1 bij de vordering. Daarin schrijft de benadeelde partij dat een kies ‘hierdoor’ is afgebroken en dat zijn ‘gebit’ nog ‘goed gemaakt’ moet worden, waarbij hij het heeft over ‘implantaten/kronen/brug of kunstgebit’. In die bewoordingen ligt besloten dat de gebitsschade volgens de benadeelde partij niet tot één afgebroken kies is beperkt. Ter terechtzitting in eerste aanleg heeft de benadeelde partij in lijn daarmee verklaard dat één kies was gebroken, dat de andere kies niet zonder de gebroken kies kon worden teruggeplaatst en dat er daarom twee implantaten moesten komen. Dat behoeft niet in tegenspraak te zijn met de constatering door de artsen op de spoedeisende hulp op 15 juni 2021 dat er geen ‘losse dentitie’ was (bijlage 2). RAV NO-Gelderland meldt op die dag in verband met de ambulancezorg dat de benadeelde partij het gevoel heeft ‘of er een stuk van een kies af is’ maar dat hij ‘geen losse onderdelen in de mond’ heeft. Dat op 23 juni 2021 een (tand of) kies is getrokken, is een aanwijzing dat daadwerkelijk een kies was afgebroken. Op de herinnering van 12 augustus 2021 staat ook vermeld een ‘consult na tandheelkundig ongeval’ d.d. 17 juni 2021. De onderbouwing van de overige gebitsschade volgt voorts uit de facturen en de begroting.
22. De raadsman van de verdachte heeft blijkens het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep inzake de gevorderde tandartskosten die zien op behandelingen die de benadeelde partij reeds heeft ondergaan gewezen op het oordeel van de rechtbank. Vervolgens heeft de raadsman gesteld dat ‘onvoldoende is onderbouwd dat de toekomstige tandartskosten het rechtstreekse gevolg zijn van het slaan met de honkbalknuppel. Uit de geneeskundige verklaring volgt niet dat de benadeelde partij gebitsschade heeft opgelopen’. De benadeelde partij zou niet hebben onderbouwd ‘dat één kies was gebroken en dat implantaten moesten worden gezet’. Uit het proces-verbaal van deze terechtzitting blijkt voorts dat de advocaat van de benadeelde partij heeft gereageerd op een opmerking van de raadsman dat de benadeelde partij ‘wellicht tevoren al een slecht gebit had’. Daarmee kan – meen ik – worden aangenomen dat het causaal verband tussen het bewezenverklaarde feit en de reeds gefactureerde behandelingen in hoger beroep is betwist op de wijze als verwoord in de pleitnota in eerste aanleg, die aan het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep is gehecht. Die pleitnota hield onder meer in ‘dat het niet aannemelijk is dat alle opgevoerde kosten zijn om de schade aan het gebit te herstellen’.
23. Naar het mij voorkomt, is de toewijzing van de gefactureerde tandartskosten (mede in het licht van hetgeen de verdediging heeft aangevoerd) niet zonder meer begrijpelijk wat betreft de drievlaksvulling composiet, de drie tweevlaksvullingen composiet en de bijbehorende verdovingen. Ik betrek daarbij dat deze vullingen de elementen 27, 23, 13 en 46 betreffen, gebitselementen die – zo volgt uit algemeen toegankelijke informatie – deels op (heel) andere plaatsen in het gebit zitten dan de (getrokken) tand of kies (element 24).Daarbij spreekt de benadeelde alleen over implantaten, kronen en een brug of een kunstgebit. Ook de toewijzing van de kosten van de consulten ‘parodontale nazorg’ is niet zonder meer begrijpelijk. Het gaat daarbij om een afspraak ‘waarbij de gezondheid van het tandvlees en de mondhygiëne wordt beoordeeld’ en waarbij ‘de tandarts of mondhygiënist advies’ geeft en ‘de tanden en kiezen (onder het tandvlees) gereinigd’ worden.Ik merk daarbij op dat de factuur bij de parodontale nazorg enerzijds en bij de periodieke controle en het initieel onderzoek implantologie anderzijds andere nummers vermeldt bij de behandelaar.