Conclusie
IInleiding
IIHet middel en de bespreking daarvan
thans voorliggendezaak betreft, geldt het volgende. In het oordeel van het hof ligt besloten dat de door de raadsman aangevoerde omstandigheden niet onaannemelijk worden geacht. In het kader van wat het hof kennelijk als belangenafweging aanmerkt, wordt overwogen dat het aanhoudingsverzoek pas erg laat is gedaan, dat de verdachte het vervoersprobleem eerder had moeten signaleren en had kunnen oplossen en dat onduidelijk is wanneer de verdachte wel geld zal hebben voor een treinkaartje. Vervolgens komt het hof tot het oordeel dat het maatschappelijke belang om de zaak tijdig af te doen zwaarder weegt dan het belang van de verdachte bij aanhouding van de behandeling. Ik meen dat deze argumentatie van het hof tekortschiet als motivering voor de afwijzing van het aanhoudingsverzoek en neem daarbij in aanmerking dat het hof in dat kader niet iets heeft gezegd over het procesverloop en de ernst van de tenlastegelegde feiten, en in verband daarmee het belang van een voortvarende behandeling.