2.3Op de terechtzitting van 28 november 2023 heeft de raadsvrouw van de verdachte volgens het van die zitting opgemaakt proces-verbaal het woord gevoerd overeenkomstig haar overgelegde en aan het proces-verbaal gehechte pleitnotitie. Die pleitnotitie houdt – met weglating van voetnoten – het volgende in:
Het bewijs op grond waarvan de kinderrechter tot een bewezenverklaring is gekomen, is onvoldoende betrouwbaar. Deze conclusie moet worden getrokken naar aanleiding van de verhoren die in hoger beroep hebben plaatsgevonden. De herkenning door [getuige 2] en aangever waar de kinderrechter de veroordeling op heeft gebaseerd, zijn niet objectief noch authentiek.
Overwegingen kinderrechter
Aangever [slachtoffer] is op 27 maart 2022 buiten [discotheek] te Heelweg geschopt en geslagen door meerdere personen. Dit blijkt uit de verklaring van aangever en het bij aangever geconstateerde letsel en ook uit de verklaring van [getuige 1] die vanuit zijn auto een groep personen heeft zien inslaan op een jongen die op de grond ligt.
Echter, de vermeende herkenning door beveiliger [getuige 2] is onvoldoende betrouwbaar:
[getuige 2] (beveiliger bij [discotheek] ) heeft eerder op de avond verdachte uit [discotheek] gezet en gezien dat de drie vrienden van verdachte ook naar buiten gingen. Verdachte heeft bij de politie ook verklaard dat hij uit [discotheek] is gezet en dat zijn vrienden ook naar buiten zijn gegaan. [getuige 2] heeft het groepje van vier gedurende de avond buiten in de gaten gehouden. Toen [getuige 2] hoorde dat er buiten wat aan de hand was is hij richting het kruispunt gerend waar hij het laatst de groep van verdachte en zijn drie vrienden had gezien. Op het kruispunt zag [getuige 2] een jongen staan met bloed in het gezicht (aangever [slachtoffer] ). Op korte afstand van aangever stonden vier jongens die wegrenden.[getuige 2] herkende deze jongens als de jongen die hij er eerder die avond eruit had gezet (verdachte) en zijn drie vrienden.Aangever riep naar [getuige 2] “dat zijn ze" en zei ook dat hij klappen van deze vier jongens had gehad: [getuige 2] is achter deze jongens aangerend en heeft medeverdachte [betrokkene 1] kunnen vastpakken.
Vooropgesteld wordt dat [getuige 2] noch één van zijn collega's de mishandeling heeft gezien:
Nadat de verdachte zijn vader had gebeld, ben ik, [verbalisant 2], naar buiten gelopen om te kijken of een van de aanwezige beveiligers de mishandeling/openlijke geweldpleging had gezien.Nadat ik diverse beveiligers gesproken had, bleek dat niemand de mishandeling daadwerkelijk had gezien.
Beveiliger [getuige 2] komt naar buiten en ter plaatse als de mishandeling al heeft plaatsgevonden:
Ik was binnen en hoorde dat erbuiten wat aan de hand was. Het ging heel snel. Ik weet niet meer waar dit bericht vandaan kwam.De EHBO moest naar buiten want daar liep iemand met een bebloed gezicht.
Ik heb de mishandeling zelf niet gezien.
Beveiliger [getuige 2] verklaart bij de politie de wegrennende personen te hebben herkend als de jongens die hij er eerder die avond eruit heeft gezet, maar is dat wel zo?
1. Het was sluitingstijd, dus het was erg druk met mensen die naar huis gingen (verklaring [getuige 2] bij RHC).
Door u is verklaard dat het 'de uitloop' was en het druk was en u snel verder moest met uw werk. Kunt u dit toelichten wat u hiermee bedoelde? Dan gebeuren er verschillende dingen: de zalen lopen leeg, de mensen gaan haar huis, ze lopen naar de fiets. Wij willen dan graag veel oog op alle plekken houden. We zijn dan druk met signaleren wat er gebeurt.
2. Het betreft een herkenning op grote afstand: [getuige 2] was nog binnen toen hij hoorde dat er buiten wat aan de hand was (…) en iemand met een bebloed gezicht rondliep. De mishandeling heeft plaatsgevonden bij de stoplichten, aan de overkant van de Twenteroute (…).
U raadsheer-commissaris vraagt mij of ik de groep die de jongen aanviel heb gezien op het moment van de aanval? Ja, maar alleen op afstand. (...)
3. Het was donker en hij heeft de personen waarschijnlijk voornamelijk op de rug gezien. Ze renden immers de andere kant op.
Aanvullende verklaring aangever:
Op een gegeven moment hielden de jongens op en zag ik dat ze richting de weilanden van de Landstraat renden. Hierna kwamen ook al snel de beveiligers aanrennen.
Waarom houden de jongens op? Omdat [getuige 1] claxonneert.
Toen ik dit zag schrok ik enorm en heb ik direct geclaxonneerd. Ik ben voorbij gereden en keek in mijn achteruitrijspiegel naar hun reactie. Ik zag dat de jongens stopten met slaan.
4. De herkenning is niet objectief, maar gegrond op een gevoel dat [getuige 2] had:
Ik weet niet waarom precies, maar toen ik het bericht hoorde dat er buiten iets aan de hand was, ging ik er gevoelsmatig van uit dat de 4 jongens hier mee te maken hadden. Ik had het gevoel dat het om hen ging.
U vraagt mij hoe ik dan wist wie we bij de kladden moesten grijpen. Ik snap dat u die vraag stelt, ik weet het niet meer.Op de een of andere manier wisten we precies wie we moesten hebben.
Hij heeft [betrokkene 1] meegenomen naar [discotheek] waar inmiddels ook politie was aangekomen. Verbalisanten hebben [betrokkene 1] horen zeggen dat hij niet degene was die had geschopt, hij had alleen een keer gestompt.Verbalisanten hoorden aangever roepen: “Dat zijn ze. Dit zijn die andere drie".Verbalisant is naar de drie jongens die kwamen aangelopen toegegaan. Deze jongens bleken verdachte en de medeverdachten [betrokkene 3] en [betrokkene 2] te zijn.
Echter, herkenning van aangever is niet authentiek. Hij kan bovendien niet uitleggen waarom hij ze herkent, maar wijst ze alleen maar aan als de daders:
De persoon die bij jouw collega staat heeft mij ook geslagen.
Ik ben in gesprek gegaan met de politieagenten en op moment we klaar waren, wilde ik weer vertrekken. Op moment dat ik bij mijn fiets stond, zag ik vier personen aan komen lopen die mij daarvoor hadden geschopt. Ik heb dit direct aan de politie doorgegeven. Ik zag dat de politie bij de jongens stond en ben toen naar huis gegaan.
Het is echter niet een op zichzelf staande herkenning door aangever, maar vindt plaats in samenspraak met de beveiliging. Het is ook de beveiliging die de groep van cliënt aanwijst als daders.
Van de aanwezige beveiliginghoorden wij dat vier Turkse jongeren één andere jongen hadden mishandeld, nadat deze vier eerder op de avond wegens wangedrag door de beveiliging uit het uitgaancentrum waren verwijderd.
Volgens de beveiliger zou [slachtoffer] mishandeld zijn door de groep. Overigens had de beveiliging de mishandeling nietziengebeuren.
We hebben een kledingbeschrijving gegeven en die jongens zijn ook aangehouden.
Vervolgens gaat de politie op zoek naar de drie Turkse jongens:
Vervolgens zijn wij, verbalisanten,op zoek gegaan naar de overige drie Turkse jongeren welke, volgens de beveiligers, de weilanden in gevlucht waren. Buiten de uitgaansgelegenheid praatten wij eerst nog even met [slachtoffer] toenwijdrie jongens zagen aan komen lopen. Wij hoorden [slachtoffer]ende beveiliginghierop zeggen datdit de andere drie jongens waren welke [slachtoffer] mishandeld zouden hebben. Hierop hebben wij, samen met [verbalisant 2], het drietal staande gehouden en gegevens genoteerd.
Feit is dat direct na de mishandeling aangever en de beveiliging met elkaar hebben gesproken.
Ik weet dat we na afloop samen met de politie hebben gezeten en dat wij toen heel gedetailleerd hebben besproken wat wij hebben gezien.
Dat de getuigen met elkaar gesproken hebben, blijkt uit de verklaring van [getuige 2]. Hij beschrijft bij de RHC de mishandeling alsof hij dit heeft gezien, terwijl dit niet het geval is.
U raadsheer-commissaris zegt mij dat ik eerder heb verklaard wat ik heb gezien terwijl u nu moet constateren dat wat ik beschreven heb ik niet zelf heb gezien en u vraagt mij hoe deze informatie bij mij terecht is gekomen. Ik weet het niet. Ik durf niet te zeggen waar ik het dan vandaan gehaald heb.
En [slachtoffer] bij RHC:
Ik herkende de persoon nergens van. Wat ik wel hoorde nadien is dat de beveiliging van de [discotheek] die mensen al naar buiten hadden gegooid. Ze waren al vervelend. Ik had hem niet eerder gezien die avond.
Volgens [slachtoffer] is er best wat tijd verstreken na de mishandeling (…) en de herkenning:
Toen ik te grazen was genomen duurde het best lang voordat de politie kwam. Dat heeft misschien wel twee of drie uur geduurd in mijn beleving. Ik heb toen duidelijk beschreven wie het waren. Toen de politie kwam heb ik een heel gesprek met ze gehad. Toen ik wegging om naar huis te gaan en naar de huisartsenpost, zag ik de mensen die mij hadden aangevallen. Die kwamen naar de auto toelopen. De politie was er toen ook nog en toen heb ik hen aangewezen. De politie heeft hen toen ook aangesproken en ik dacht dan is daar mee de kous of. Ik snap niet dat daar nu nog onduidelijkheid over is. Ik kan mij nu niet meer herinneren hoe zij er uitzagen. De personen die dit hebben gedaan heb ik destijds aangewezen en toen heeft de politie hen opgepakt. Dat waren in ieder geval vier mensen.
Bovendien was aangever evident onder invloed van alcohol:
verklaring beveiliger [getuige 2] en PVB
[slachtoffer] leek onder invloed van alcoholische drank.
[getuige 2] RC[AG: lees RHC]
De jongen die we uit de wei hebben gehaald was niet één van de daders, dat was een meeloper. Dat weet ik omdat hij aan de zijkant stond bij het groepje dat het slachtoffer aanviel.
De herkenning door [slachtoffer] vindt dus pas plaats na het gesprek met de beveiligers en de politie. In dit gesprek is [slachtoffer] ook ter ore gekomen dat een bepaalde groep (…) al de hele avond vervelend was. Ook is er, volgens de verklaring van beveiliger [getuige 2], een kledingbeschrijving gegeven door hen. Het is de beveiliging die, hoewel niemand de mishandeling heeft gezien, de vier jongens aanwijst als daders. Dit is, zo volgt uit de verklaring van [getuige 2], een onderbuikgevoel. Als de politie op zoek gaat naar deze jongens worden zij herkend door de beveiliging en aangever. De herkenning van aangever is niet authentiek en de herkenning door de beveiliger [getuige 2] is onbetrouwbaar.”