II.
Het tweede cassatiemiddel en de bespreking daarvan
Het middel
4. Het tweede middel behelst de klacht dat de bewezenverklaring van de in randnummer 1 genoemde feiten onbegrijpelijk is, althans onvoldoende gemotiveerd.
De bewezenverklaring en de bewijsoverwegingen van het hof
5. Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
“1.
hij in de periode van 01 februari 2017 tot en met 06 oktober 2017 in Nederland,
heeft deelgenomen aan een organisatie, te weten een samenwerkingsverband in elk geval met [betrokkene 1] en [medeverdachte 1] en [betrokkene 2] en [betrokkene 3] en andere onbekend gebleven personen,
welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk:
- het opzettelijk vervaardigen van heroïne (art 10 lid 4 Opiumwet), terwijl heroïne vermeld staat op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2.
hij op tijdstippen in of omstreeks de periode van 10 mei 2017 tot en met 16 augustus 2017 te [plaats] , meermalen tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk heeft vervaardigd, hoeveelheden van een materialen bevattende heroïne, zijnde heroïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
3.
hij in de periode van 01 maart 2017 tot en met 06 oktober 2017 in Nederland tezamen en in vereniging met anderen, om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het vervaardigen van heroïne, te weten een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden en/of te bevorderen:
- (meermalen) een of meer anderen heeft getracht te bewegen om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe middelen te verschaffen, immers:
hebben verdachte en/of zijn mededader(s) D. [medeverdachte 2] en/of [C] BV bewogen tot het plaatsen van een of meer bestellingen van azijnzuuranhydride bij [D] NV en/of [E] BV en/of [F] en het laten leveren azijnzuuranhydride bestellingen bij [A] BV,
- (meermalen) een stof voorhanden hebben gehad, waarvan hij verdachte en/of diens mededaders wisten of ernstige reden hadden om te vermoeden dat zij bestemd was tot het plegen van dat feit, immers:
heeft hebben zij (telkens) groet hoeveelheden azijnzuuranhydride voorhanden gehad,
zijnde azijnzuuranhydride een stof bestemd/geschikt voor het vervaardigen van heroïne, terwijl heroïne vermeld staat op de bij de Opiumwet behorende lijst I.”
6. Het hof heeft voorts – voor zover hier van belang – het volgende vastgesteld en overwogen:
“
De beoordeling van de tenlastelegging
14 tot en met 17 augustus 2017
Aangetroffen goederen en stoffen in [plaats]
Op 17 augustus 2017 om 0:07 uur is een arrestatieteam van de politie binnengetreden op het bedrijfsterrein van [A] B.V. in [plaats] . Later in de ochtend heeft een doorzoeking plaatsgevonden.
Op het bedrijfsterrein aan de [a-straat 1] te [plaats] zijn op verschillende plekken goederen aangetroffen die passen bij de productie van heroïne, meer in het bijzonder bij de omzetting van morfine in heroïne.
De aangetroffen goederen bevatten stoffen die:
- doorgaans gebruikt worden bij dit productieproces (azijnzuuranhydride, natriumbicarbonaat);
- stoffen die ontstaan tijdens het productieproces (acetylcodeïne en acetylthebaol, 06- monoacetylmorfine);
- het eindproduct betreffen, danwel daarvan onderdeel uitmaken (heroïne en noscapine);
- als versnijdingsmiddel voor het eindproduct gebruikt worden (coffeïne en paracetamol).
Gelet op de bovenstaande feiten en omstandigheden, en de hierboven weergegeven deskundigenrapportages, stelt het hof vast dat in [plaats] heroïne is geproduceerd. Meer in het bijzonder is deze heroïne geproduceerd door middel van omzetting van morfine in heroïne, waarbij gebruik is gemaakt van azijnzuuranhydride en natriumcarbonaat. Gelet op de aard van de goederen en de plek waar deze zijn aangetroffen, stelt het hof vast dat het ‘kookproces’ in de koelcel (K/L) heeft plaatsgevonden en dat de portocabine (I) diende als opslagplaats voor vaten c.q. jerrycans waarin de azijnzuuranhydride zat.
Ging het om reguliere werkzaamheden?
Gelet op de hierboven vastgestelde feiten en omstandigheden concludeert het hof dat vele personen die op de beelden van het terrein in [plaats] in de avond en nacht over de periode 14 tot en met 16 augustus 2017 te zien zijn op enige wijze betrokken zijn geweest bij een samenwerking die was gericht op de productie van heroïne, meer in het bijzonder de omzetting van morfine in heroïne met behulp van azijnzuuranhydride en natriumcarbonaat.
Bij dit productieproces werd door verschillende betrokkenen gebruik gemaakt van overalls/re c.q. beschermende kleding, en van gasmaskers.
Activiteiten voorafgaand aan 14 augustus 2017
Aankoop azijnzuuranhydride
Meldingen bestellingen azijnzuuranhydride
Op 20 februari 2017 kwam bij het Meldpunt verdachte transacties chemicaliën (onderdeel van de FIOD, hierna: het Meldpunt) een melding binnen afkomstig van het bedrijf [E] B.V. (hierna: [E] ). [E] had van het bedrijf [C] B.V. een aanvraag ontvangen voor het leveren van azijnzuuranhydride voor het schoonmaken van gootjes en vloeren in de tuinbouw. Aangezien [E] zelf niet beschikte over azijnzuuranhydride zijn zij op zoek gegaan naar een leverancier en kwamen uit bij [F] B.V. (hierna: [F] ). Dit bedrijf gaf aan dat om azijnzuuranhydride te kunnen leveren zowel [E] als [C] B.V. moesten beschikken over een registratienummer. Omdat daarvan bij beide bedrijven geen sprake was kon er niet geleverd worden.
Op 7 april 2017 kwam bij het Meldpunt een melding binnen afkomstig van [F] . De reden van melding was dat een aanvraag van [C] B.V. was ontvangen voor het leveren van 900 liter azijnzuuranhydride in combinatie met chloorbleekloog, waterstofperoxide en azijnzuur. In de aanvraag stond als reden voor de aanvraag vermeld: ‘we verkopen dit aan tuinders, wat we mee geven aan het water om leidingen schoon te houden’. Bij verdere navraag kreeg [F] een door [betrokkene 12] ondertekende verklaring van [A] B.V..
Op 30 mei 2017 kwam bij het Meldpunt een melding binnen van het bedrijf [D] NV (hierna: [D] ), dat eveneens van [C] B.V. een aanvraag had ontvangen voor het leveren van azijnzuuranhydride en waterstofperoxide. Het zou gaan om een bestelling tot januari 2018, waarbij [C] B.V. maandelijks 8 drums van 200 liter (1600 liter per maand) azijnzuuranhydride en 2000 liter waterstofperoxide wilde afnemen. Bij de bestelling zaten twee eindgebruikersverklaringen op naam van [C] B.V. voor de doorverkoop aan [A] B.V., en op naam van [A] B.V.
Bestelling azijnzuuranhydride
In de computer van [medeverdachte 2] zijn mails aangetroffen waaruit blijkt dat [medeverdachte 2] sinds februari 2017 bij diverse firma's heeft getracht azijnzuuranhydride te bestellen. In eerste instantie informeert hij bij [betrokkene 13] van [G] B.V., die hem meedeelt dat azijnzuuranhydride onder de wetgeving voor drugsprecursoren valt en dat er strenge wettelijke regels zijn verbonden aan de verkoop van azijnzuuranhydride. [medeverdachte 2] wordt in die mail verwezen naar een link met informatie over drugsprecursoren van de Belastingdienst. Ook [E] , waar [medeverdachte 2] vervolgens navraag doet, meldt hem dat azijnzuuranhydride gebruikt wordt voor de productie van synthetische drugs en dat alle afnemers geregistreerd moeten zijn bij de Douane. Volgens [E] vond de douane de gestelde toepassing voor het product verdacht, omdat vanuit het criminele circuit veel vraag is naar het middel.
[medeverdachte 2] zegt daarop de bestelling van azijnzuuranhydride bij [E] af met de mededeling dat hij de levering van de azijnzuuranhydride al niet vertrouwde en dat hij geen problemen wil.
Enkele maanden later (4 april 2017) heeft [medeverdachte 2] echter wederom geprobeerd azijnzuuranhydride te bestellen bij [E] , met als reden dat deze stof goed zou werken voor het schoonmaken van leidingen. [E] besloot niet te leveren en gaf aan dat er voor het schoonmaken van leidingen andere, betere middelen te verkrijgen zijn die bij andere tuinders ook goed werken. Daarbij vermeldde [E] wederom dat zij van de Douane had vernomen dat deze de bestelling zeer verdacht vond. [E] verstrekte aan [medeverdachte 2] de gegevens van hun leverancier, [F] , zodat hij de azijnzuuranhydride daar rechtstreeks zou kunnen kopen.
[medeverdachte 2] probeerde vervolgens bij [F] te bestellen. [F] vroeg om eindgebruikersverklaringen, die door [medeverdachte 2] werden verstuurd. Deze verklaringen waren ondertekend door ‘ [betrokkene 12] ’ namens [A] B.V., waarbij als autorisatienummer was ingevuld het reisdocumentnummer van [betrokkene 12] . [F] deelde op 2 mei 2017 aan [medeverdachte 2] mee dat zij de azijnzuuranhydride nog niet kon leveren ‘omwille van de beschikbaarheid bij de leverancier’.
Diezelfde dag nam [medeverdachte 2] contact op met het bedrijf [D] . Na over en weer gemaild te hebben, nam [D] [medeverdachte 2] op als klant en werd er azijnzuuranhydride geleverd.
Omstreeks 4 mei 2017 deed [C] B.V. een bestelling van azijnzuuranhydride namens [A] B.V., waarna [betrokkene 14] (verkoper bij [D] ) op 9 mei 2017 een rondleiding kreeg bij het bedrijf [C] B.V. Daarbij is gesproken over de levering van azijnzuuranhydride. [D] is met [medeverdachte 2] overeengekomen dat [D] tot januari 2018 maandelijks 1600 liter AA (8 vaten van 200 liter) aan [A] B.V. zou leveren.
Uit transportdocumenten blijkt dat op of omstreeks 31 mei 2017 en op 3 juli 2017 door het transportbedrijf [H] in opdracht van [D] in totaal 3200 kilo azijnzuuranhydride aan [A] B.V. is geleverd. De facturen van [D] naar aanleiding van deze leveringen vermelden dat de maandelijkse kosten van 1680 kilo AA € 3.354,12 (inclusief BTW) bedragen.
Verdachte heeft erkend dat hij feitelijk leiding gaf aan [A] B.V. en via [A] B.V. en [medeverdachte 2] de azijnzuuranhydride heeft besteld.
Gelet op het voorgaande concludeert het hof dat op bestelling van de verdachte in ieder geval op 31 mei 2017 en 3 juli 2017 in totaal 3200 liter azijnzuuranhydride is geleverd aan [A] B.V. op de locatie [plaats] . Bovendien had men op de locatie van [A] B.V. [plaats] de beschikking over azijnzuuranhydride uit andere bron. Gelet op het feit dat op deze locatie van [A] B.V. daadwerkelijk azijnzuuranhydride is gebruikt voor de productie van heroïne en er geen ander doel voor dit middel aannemelijk is geworden, gaat het hof ervan uit dat de azijnzuuranhydride die namens [A] B.V. is besteld uitsluitend tot doel had dit te gebruiken voor de productie van heroïne.
Zoals hiervoor al is overwogen, werd ook natriumcarbonaat gebruikt bij de omzetting van morfine in heroïne en is die stof in de periode van 14 tot en met 16 augustus 2017 ook daadwerkelijk voor een dergelijk productieproces gebruikt. Met betrekking tot dit natriumcarbonaat is uit onderzoek het volgende gebleken.
Op 4 mei 2017 is bij [B] een bestelling gedaan voor 21 zakken natriumcarbonaat.
[medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij die bestelling op 5 mei 2017 heeft opgehaald en dat hij dat moest doen voor verdachte.
Alles overziend is het hof van oordeel dat ook de natriumcarbonaat werd aangeschaft ten behoeve van de heroïneproductie. Daarbij past ook dat [medeverdachte 1] op 14 augustus 2017, na zijn terugkomst uit [plaats] , met de partij natriumcarbonaat direct langs, de loodsen naar de achterkant van het terrein rijdt. Daar bevindt zich namelijk de loods met de koelcel (K/L) waarbij de pallet met daarop nog 2 zakken natriumcarbonaat nog geen drie dagen later is aangetroffen.
Camerabeelden [plaats] en tapgesprekken eind juli 2017
Gelet op het bovenstaande stelt het hof vast dat op voormelde data op de locatie in [plaats] activiteiten zijn verricht die grote overeenkomsten vertonen met de latere activiteiten (15-16 augustus 2017) waarvan al is vastgesteld dat die te maken hadden met een samenwerking tussen verschillende personen met het oog op de productie van heroïne.
Het gaat daarbij steeds om werkzaamheden in de avond en nachtelijke uren door personen die tot een andere groep behoorden dan het dagelijks personeel. Op geen van deze nachten is de auto van [betrokkene 7] of [betrokkene 6] op het terrein gezien zodat het, gelet ook op hun hiervoor al besproken verklaringen, niet aannemelijk is dat gedurende deze avonden/nachten spuitwerkzaamheden in het kader van de normale bedrijfsvoering hebben plaatsgevonden en ook overigens is niet gebleken van enige (bedrijfs-) calamiteit of van een andere bijzondere reden om ‘s avonds en ‘s nachts werkzaamheden in verband met de kwekerij te verrichten.
Op de beelden zijn ook in deze periode meerdere personen te zien gekleed in overall met laarzen en handschoenen en mond/gelaatsmaskers. Er wordt gelopen met jerrycans van en naar de portocabine. Het betreft hetzelfde soort (witte en blauwe) jerrycans waarvan later is vastgesteld dat deze azijnzuuranhydride bevatten en zij worden op precies dezelfde plek opgeslagen (de portocabine). Ook worden gasflessen in- en uitgeladen. Bij gebreke van een logische andere verklaring, is het hof van oordeel dat het hierbij gaat om gasflessen benodigd voor het kookproces ten behoeve van de productie van heroïne. Zeker nu uit een tapgesprek tussen verdachte en een onbekend gebleven man volgt dat deze man zegt dat de knoppen van de gasfles zorgen voor het kookpunt. Uit tapgesprekken blijkt verder dat voor het werk in de avond/nacht de beschikbaarheid van gasmaskers essentieel is want op 17 juli 2017 zijn [betrokkene 3] , [betrokkene 1] , [betrokkene 15] en [betrokkene 5] op zoek naar de gasmaskers. Als verdachte aan [betrokkene 3] telefonisch vraagt of alleen de gasmaskers er niet zijn, dan beaamt [betrokkene 3] dat en zegt vervolgens dat “dit het meest belangrijk is, die jongen kan het medicijn/bestrijdingsmiddel anders niet geven/toedienen.”
Zoals hiervoor al overwogen zijn gasmaskers gebruikt bij de productie van heroïne van 15 op 16 augustus 2017.
Vast staat dat bij [A] B.V. vanaf mei 2017 al azijnzuuranhydride en natriumcarbonaat voorhanden was. Zoals hiervoor al geoordeeld, was dit ingekocht met geen ander doel dan het te gebruiken bij de productie van heroïne. Verder is de geleverde azijnzuuranhydride corrosief en kan bij gebruik onder meer de ogen irriteren. Dit kan verklaren dat [medeverdachte 1] en [betrokkene 3] in de avond/nacht van 10 op 11 juni 2017 op het terrein rondlopen terwijl zij in hun ogen wrijven en [betrokkene 3] een mondkapje om zijn nek heeft.
Gelet op de voorgaande feiten en omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien, is het hof van oordeel dat op verschillende data in de periode tussen 7 mei en 17 augustus 2017 heroïne is vervaardigd op het terrein van de kwekerij te [plaats] .
Activiteiten na 17 augustus 2017
Het hof constateert dat van mei 2017 tot en met september 2017 in totaal 3.800 liter azijnzuuranhydride aan verdachte/ [A] B.V. is afgeleverd.
Bij al deze bestellingen is verdachte naar het oordeel van het hof zodanig betrokken geweest dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan voorbereidingshandelingen, want hij heeft [medeverdachte 2] (gelet op de activiteiten van [medeverdachte 2] en [C] B.V. op dit punt) al vanaf februari 2017 bewogen tot het bestellen van de azijnzuuranhydride. Deze azijnzuuranhydride, die zoals hiervoor geconstateerd, slechts is aangeschaft ten behoeve van het vervaardigen van heroïne, heeft verdachte vervolgens laten leveren en samen met anderen voorhanden gehad.
Conclusie ten aanzien van het onder 2 en 3 tenlastegelegde
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep maakt het hof in de eerste plaats op dat de verdachte leiding gaf aan de locaties van de kwekerij ( [A] ) waar de opslag van bij de productie van heroïne benodigde stoffen en voorwerpen en de productie van heroïne heeft plaatsgevonden, en dat hij de stoffen die doorgaans bij de productie van heroïne worden gebruikt, heeft besteld of laten bestellen. Dat hij geen weet had van de bestemming van de azijnzuuranhydride en natriumcarbonaat acht het hof, als hiervoor reeds uiteengezet, ongeloofwaardig, kort gezegd omdat deze goederen niet daadwerkelijk voor een legale toepassing binnen de kwekerij hebben gediend – daarvan is in het geheel niet gebleken – en die zogenaamde legale toepassing gezien de aard van de stoffen ook niet voor de hand ligt. Integendeel, het hof concludeert uit het zich in het dossier bevindende bewijsmateriaal, dat de verdachte een sturende rol heeft gehad bij het voorbereiden van en de daadwerkelijke productie van heroïne, waartoe hij welbewust azijnzuuranhydride en natriumcarbonaat heeft besteld/ingekocht. Naast het aanschaffen van de azijnzuuranhydride en natriumcarbonaat, blijkt dat hij ook degene is die wordt gebeld als één van deze stoffen ergens moet worden opgehaald of naartoe gebracht en dat hij opdraagt aan anderen wat te doen. Ook op het moment dat er problemen zijn vanwege de afwezigheid van gasmaskers in de avond van 17 juli en op 21 juli 2017, is verdachte degene die hier meerdere telefoongesprekken aan wijdt en in het laatste gesprek zegt dat de gasmaskers heel belangrijk zijn. Al deze stoffen en voorwerpen zijn essentieel voor de productie van heroïne en zijn kennelijk erg belangrijk voor de verdachte (zie daarvoor ook het eerder genoemde tapgesprek tussen de verdachte en [betrokkene 16] op 9 juni 2017 met betrekking tot het bezoek van de leverancier van de azijnzuuranhydride, “het belangrijkste vandaag, eigenlijk belangrijker dan de hele toko bij elkaar”.) Verdachte is zelf in de nachten dat heroïne vervaardigd wordt, niet aantoonbaar aanwezig, maar familieleden met wie hij regelmatig contact heeft, zijn dat wel.
Uit dit samenstel van bewijsmiddelen maakt het hof op dat de verdachte in de periode 1 maart 2017 tot en met 6 oktober 2017 samen met anderen voorbereidingshandelingen heeft gepleegd voor de productie van heroïne en vanaf 10 mei 2017 tot 17 augustus 2017 ook betrokken was bij de productie oftewel vervaardiging van de heroïne. Bij deze productie heeft de verdachte, zoals uit het voorafgaande volgt, niet alleen nauw en bewust met anderen samengewerkt, maar ook een zodanig grote bijdrage geleverd dat van medeplegen sprake is, ook al is hij lijfelijk niet aanwezig geweest in de nachten dat de heroïne werd geproduceerd.
Gelet op het bovenstaande wordt het verweer van de verdediging, dat de verdachte geen weet had van hetgeen zich in het achterste deel van de kwekerij te [plaats] , verworpen.
Conclusie ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde
Aan verdachte is ook ten laste gelegd dat hij heeft deelgenomen aan een criminele organisatie die in elk geval bestond uit de verdachte en zijn medeverdachten [betrokkene 1] [medeverdachte 1] , [betrokkene 2] , en [betrokkene 3] . De organisatie had volgens de tenlastelegging het oogmerk om misdrijven te plegen kort gezegd (1) met betrekking tot kweken en verkopen van hennep en (2) met betrekking tot de vervaardiging van heroïne.
Sprake van criminele organisatie?
Uit hetgeen hierboven is overwogen, blijkt dat op verschillende tijdstippen in de periode van 10 mei tot en met 16 augustus 2017 op de kwekerij van [A] B.V. te [plaats] heroïne is geproduceerd door grotendeels dezelfde personen die met het oog op die productie op verschillende momenten in voormelde periode met elkaar hebben samengewerkt.
Gelet op hetgeen door de politie in [plaats] is aangetroffen, en op hetgeen uit deskundigenrapportages over de omzetting van morfine in heroïne bekend is geworden, moet worden geconcludeerd dat sprake is geweest van een ingewikkeld en gevaarzettend productieproces, waarvoor meerdere personen (‘kokers’), grote hoeveelheden (verboden) (grond)stoffen en specifieke hulpmiddelen (zoals horeca-pannen, gasflessen- en maskers) nodig waren. Bovendien diende het productieproces heimelijk te gebeuren, namelijk onder de dekking van de kwekerij en op tijdstippen waarop het dagelijks personeel niet op deze kwekerij aanwezig was.
Dergelijke activiteiten vergen een nauwkeurig gecoördineerde samenwerking en uit de camerabeelden en tapgesprekken blijkt die samenwerking zonder meer. Het is duidelijk geworden dat er sprake was van een duurzame en gestructureerde samenwerking tussen verschillende personen, die ieder hun rol hadden. Zo waren er personen die belast waren met de eigenlijke vervaardiging van heroïne (het ‘koken’), personen die meer ondersteunende taken verrichtten (het aankopen of ophalen van grondstoffen, het brengen en ophalen van ‘personeel’) en personen die leiding gaven danwel de samenwerking coördineerden of aanstuurden.
Verder blijkt uit hetgeen hiervoor is overwogen, dat – nadat op 17 augustus de productie van heroïne op de locatie te [plaats] was gestopt –, de samenwerking erop was gericht om ten behoeve van de vervaardiging van heroïne op een andere locatie, opnieuw azijnzuuranhydride aan te schaffen en een levering daarvan via de kwekerij in [plaats] op 4 oktober 2017 naar die andere locatie te vervoeren. Duidelijk is dat het oogmerk van deze organisatie volledig en uitsluitend was gericht op de vervaardiging van heroïne.
In totaal is 3800 liter azijnzuuranhydride door verdachte besteld en geleverd via [A] B.V. dat formeel op naam van zijn ex-partner stond maar waar hij feitelijk de leiding had. Met [A] B.V. verschafte hij de organisatie een legale dekmantel om azijnzuuranhydride te kunnen aanschaffen en een plek om deze op te slaan en heimelijk heroïne te produceren. Overdag vonden op de kwekerij in [plaats] de legale activiteiten plaats, en ‘s nachts werd heroïne geproduceerd door een groep mensen waarbij ook zijn naaste familie betrokken was.
Verdachte heeft zich veel moeite getroost om grote hoeveelheden azijnzuuranhydride geleverd te krijgen, van welke stof hij wist dat deze voor de productie van heroïne zou worden gebruikt. Voorts gaf de verdachte opdracht grote hoeveelheden natriumcarbonaat op te halen. Als er problemen waren omdat de voor de productie noodzakelijk gasmaskers kwijt waren, werd hij gebeld en ging hij het regelen. Dat laatste deed hij ook toen het busje met natriumcarbonaat met pech langs de kant van de weg stond. Verdachte had daarmee een coördinerende en aansturende/leidende rol binnen de organisatie. De verdachte heeft aldus aan die organisatie deelgenomen in bovengenoemde zin.”
De strafmotivering door het hof
7. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 76 maanden (met aftrek van het voorarrest) en daartoe onder meer het volgende overwogen:
“
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan het vervaardigen van heroïne en aan het plegen van voorbereidingshandelingen om heroïne te kunnen produceren. Dit alles is gebeurd binnen een criminele organisatie die voor een deel bestond uit verdachte en enkele familieleden (broers en zwager) en waarin verdachte een coördinerende en aansturende/leidende rol heeft gehad.
In mei-juli 2017 is in totaal 3200 liter azijnzuuranhydride door verdachte besteld en geleverd, via een kwekerijbedrijf dat formeel op naam van zijn ex-partner stond maar waarover hij feitelijk de leiding had. Ook werd een grote hoeveelheid natriumcarbonaat aangeschaft. Met deze goederen werd op diverse data in een loods van de kwekerij in [plaats] heroïne vervaardigd.
Uit het dossier blijkt dat met de geleverde hoeveelheid azijnzuuranhydride in potentie honderden kilo's heroïne kunnen worden gemaakt.
Na de inval in het heroïnelaboratorium in [plaats] op 17 augustus 2017 heeft verdachte de maandelijkse bestelling van azijnzuuranhydride meer dan verdubbeld, doch [D] heeft toen 10 vaten van 60 liter kunnen leveren. Een deel van die – gecontroleerde – aflevering van azijnzuuranhydride bij [A] B.V. die vervolgens op 29 september 2017 heeft plaatsgevonden, is aangetroffen in de spuitcabine van een garage in [plaats] , waar alles in gereedheid was gebracht om heroïne te gaan produceren. Alleen door ingrijpen van de politie is dat voorkomen.
Productie van heroïne, zeker in georganiseerd verband, dient met kracht te worden bestreden. Heroïne is een voor de gezondheid van personen zeer schadelijke stof. Door de verspreiding van heroïne en het gebruik ervan wordt niet alleen de volksgezondheid ernstig bedreigd, maar de ervaring leert ook dat dit dikwijls gepaard gaat met andere vormen van criminaliteit. Dit varieert van lichte verwervingscriminaliteit tot zware criminaliteit, zoals geweldsmisdrijven. Verdachte heeft zich hierover niet bekommerd en blijkbaar slechts oog gehad voor eigen financieel gewin.
Dat hem nu een omvangrijke faillissementszaak en een ontneming te wachten staan is derhalve geen factor die het hof in straf verminderende zin zal laten meewegen.
Voorts heeft het hof acht geslagen op de LOVS oriëntatiepunten waar bij de productie van 20 kilo verdovende middelen in georganiseerd verband als uitgangspunt een gevangenisstraf van 72 maanden geldt.
Tot slot heeft het hof acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie van 7 november 2022 van de verdachte waaruit volgt dat hij eerder is veroordeeld voor strafbare feiten, waaronder een Opiumwetdelict.
Naar het oordeel van het hof is de oplegging van een gevangenisstraf noodzakelijk, omdat de aard en de ernst van het gepleegde feit door een lichtere strafrechtelijke afdoening van de zaak miskend zou worden. Het hof is – alles afwegende – van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zeven jaren een passende en geboden reactie vormt. Dit is hoger dan het genoemde oriëntatiepunt. De reden daarvoor ligt in de lange periode waarin is geproduceerd en het feit dat ook sprake was van een criminele organisatie waarbinnen de verdachte een sturende rol had.
De bespreking van het middel
8. Het hof heeft de verdachte kort gezegd veroordeeld voor:
- de deelname aan een criminele organisatie in de periode van 1 februari 2017 tot en met 6 oktober 2017 (feit 1);
- het medeplegen van het vervaardigen van heroïne in de periode van 10 mei 2017 tot en met 16 augustus 2017 (feit 2);
- het medeplegen van voorbereidingshandelingen daartoe in de periode van 1 maart 2017 tot en met 6 oktober 2017 (feit 3).
9. Geklaagd wordt dat het opzet, het medeplegen, de voorbereidingshandelingen en de deelname aan een criminele organisatie niet zonder meer uit de bewijsvoering kunnen volgen, nu uit de gebezigde bewijsmiddelen niet zonder meer kan worden afgeleid dat de in bewezenverklaarde periode daadwerkelijk altijd heroïne is geproduceerd en de verdachte daarvan wetenschap had en daaraan een voldoende actieve bijdrage heeft geleverd.
10. De hiervoor weergegeven vaststellingen van het hof houden onder meer het volgende in. De verdachte was samen met twee broers actief in de glastuinbouw via [A] . De verdachte heeft verklaard dat hij feitelijk leiding gaf aan [A] B.V. Op 17 augustus 2017 zijn bij een doorzoeking van het bedrijfspand [A] B.V. goederen aangetroffen die passen bij de productie van heroïne, waaronder azijnzuuranhydride en natriumcarbonaat. In ieder geval op 31 mei 2017 en 3 juli 2017 is op bestelling van de verdachte in totaal 3200 liter azijnzuuranhydride geleverd aan [A] B.V. door [D] N.V. De bestelling bij [D] N.V. is door [C] B.V. (hierna: [medeverdachte 2] B.V.) namens [A] B.V. gedaan. De verdachte heeft erkend dat hij via [A] B.V. en [medeverdachte 2] de azijnzuuranhydride heeft besteld. Uit meldingen bij het Meldpunt verdachte transacties chemicaliën en uit e-mails op de computer van [medeverdachte 2] B.V. blijkt dat [medeverdachte 2] B.V. sinds februari 2017 bij diverse firma's heeft getracht azijnzuuranhydride te bestellen. Bij een aantal van die aanvragen zijn eindgebruikersverklaringen van [A] B.V. bijgevoegd. Voorts heeft de verdachte opdracht gegeven grote hoeveelheden natriumcarbonaat op te halen. Bij problemen met de voor de productie noodzakelijke gasmaskers en een op de weg gestrand busje met natriumcarbonaat werd hulp van de verdachte ingeschakeld.
11. Naar het mij voorkomt kunnen ’s hofs vaststellingen de bewezenverklaring van het vereiste opzet, het medeplegen, de voorbereidingshandelingen en de deelname aan een criminele organisatie dragen. Ook is in het licht van die vaststellingen de bewezenverklaarde periode voor al de drie feiten toereikend gemotiveerd. Daarbij heb ik in aanmerking genomen dat de bewezenverklaring van een bepaalde periode niet betekent dat de verdachte gedurende de gehele periode de hem verweten handelingen heeft verricht.In het verlengde daarvan is evenmin vereist dat uit de bewijsvoering volgt dat in de bewezenverklaarde periode “daadwerkelijk altijd heroïne is geproduceerd”, zoals de steller van het middel kennelijk meent.
12. Ten overvloede merk ik op dat het hof, blijkens zijn hiervoor aangehaalde strafmotivering, de lengte van de bewezenverklaarde periode verder ook niet in strafverzwarende zin heeft meegewogen bij de strafoplegging. De enkele vaststelling door het hof in die strafmotivering dat de verdachte “in mei/juli 2017” in totaal 3200 liter azijnzuuranhydride heeft besteld en geleverd, maakt de bewezenverklaarde aanvangsdatum van 2 februari 2017 (feit 1) en 1 maart 2017 (feit 2) – in weerwil van de toelichting op het middel – niet onbegrijpelijk, noch innerlijk tegenstrijdig of onvoldoende gemotiveerd.
13. Het middel faalt.