ECLI:NL:PHR:2025:144

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
11 februari 2025
Publicatiedatum
2 februari 2025
Zaaknummer
22/04480
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Strafrecht
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eendaadse samenloop van medeplegen van invoer van cocaïne en voorbereidingshandelingen, beslagbeslissing en overschrijding van de inzendtermijn in cassatie

In deze zaak gaat het om de verdachte die op 22 november 2022 door het gerechtshof Den Haag is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 51 maanden, met aftrek van het voorarrest, wegens eendaadse samenloop van medeplegen van invoer van 250 kilo cocaïne en voorbereidingshandelingen daartoe. De advocaat-generaal heeft in cassatie twee middelen voorgesteld. Het eerste middel betreft de beslissing van het hof om niet te oordelen over de teruggave van een in beslag genomen geheugenkaartje, dat niet op de beslaglijst stond vermeld. De advocaat-generaal concludeert dat het hof hiermee een onjuiste rechtsopvatting heeft gehanteerd. Het tweede middel betreft de overschrijding van de inzendtermijn in cassatie, waarbij de stukken te laat door het hof zijn ingezonden. De advocaat-generaal stelt dat deze termijnoverschrijding moet leiden tot een vermindering van de opgelegde gevangenisstraf. Beide middelen slagen, en de conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de strafoplegging en de beslissing over het beslag. De Hoge Raad zal de zaak zelf afdoen, waarbij rekening wordt gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn.

Conclusie

PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
Nummer22/04480
Zitting11 februari 2025
CONCLUSIE
E.J. Hofstee
In de zaak
[verdachte] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1969,
hierna: de verdachte
I.
Inleiding
1. De verdachte is bij arrest van 22 november 2022 door het gerechtshof Den Haag veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 51 maanden, met aftrek van het voorarrest, wegens:
- (feiten 1 en 2) “de eendaadse samenloop van medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod en medeplegen van om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, door
o een ander trachten te bewegen om dat feit te plegen;
o een ander gelegenheid, middelen of inlichtingen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen;
o voorwerpen en/of vervoermiddelen voorhanden te hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij tot het plegen van dat feit zijn bestemd;”,
- (feit 3) “handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III en handelen in strijd, met artikel 26, eerste lid, van de Wét wapens en munitie”. [1]
2. Er bestaat samenhang met de zaken 22/04361, 22/04481, 22/04426 en 22/04842. Ook in die zaken zal ik vandaag concluderen.
3. Namens de verdachte hebben R.J. Baumgardt en M.J. van Berlo, beiden advocaat in Rotterdam, twee middelen van cassatie voorgesteld.
II.
Het eerste cassatiemiddel en de bespreking daarvan
Het middel
4. Het middel behelst de klacht dat het arrest van het hof niet in stand kan blijven, omdat het hof ten onrechte niet heeft beslist over de teruggave van een geheugenkaartje dat in een Samsung Galaxy telefoon zat die inbeslaggenomen is tijdens de doorzoeking van de woning van de verdachte op 31 december 2016.
De beslagbeslissing in eerste aanleg
5. Blijkens het proces-verbaal van de terechtzitting in eerste aanleg van 4 april 2018 heeft de raadsman van de verdachte aldaar verzocht om teruggave van het geheugenkaartje in de Samsung Galaxy telefoon. Daarover relateert dat proces-verbaal het volgende:

De raadsman mr. Bordewijkvoert aan:
[…]
Ten slotte verzoek ik u het geheugenkaartje welke in de Samsung Galaxy zit terug te geven aan mijn cliënt. Er staan foto’s van het gezin op.
De officier van justitiewordt in de gelegenheid gesteld te repliceren. Zij deelt mede:
[…] Ik verzet mij niet tegen teruggave van de geheugenkaart, als die in de telefoon zit.”
6. De rechtbank heeft ten aanzien van het beslag onder meer het volgende overwogen en beslist:

8. In beslag genomen voorwerpen
[…]
De verdediging heeft verzocht om het geheugenkaartje, welke in de Samsung-telefoon zit, terug te geven aan de verdachte. Op het geheugenkaartje staan persoonlijke foto’s van de verdachte.
De volgende in beslag genomen voorwerpen zullen worden verbeurd verklaard:
- Samsung smartphone (G_389818);
[…]
Ten aanzien van het geheugenkaartje in de Samsung smartphone G_389818 – welke niet apart is vermeld op de beslaglijst – zal een last worden gegeven tot teruggave aan de verdachte.
[…]
11. Beslissing
De rechtbank:
[…]
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- verklaart verbeurd als bijkomende straf voor de feiten 1 en 2:
o Samsung smartphone (G_389818);
[…]
- gelast de teruggave aan verdachte van:
o Geheugenkaartje in de Samsung smartphone G_389818.”
De beslagbeslissing in hoger beroep
7. Namens de verdachte is in hoger beroep – zo maak ik op uit het proces-verbaal van ’s hofs terechtzitting van 7 en 8 november 2022 en de daaraan gehechte pleitnota van de raadsman – niet opnieuw het verzoek gedaan tot teruggave van het geheugenkaartje van de Samsung Galaxy telefoon.
8. De advocaat-generaal heeft op de terechtzitting van 8 november 2022 wél nadrukkelijk de teruggave van het geheugenkaartje gevorderd. Op de schriftelijke vordering van de advocaat-generaal die ter terechtzitting van 8 november 2022 is overgelegd aan het hof en aan het proces-verbaal van die zitting is gehecht, staat de volgende, handgeschreven aantekening genoteerd:
“vv telefoons, teruggave geheugenkaartje.”
9. Het door de advocaat-generaal op 8 november 2022 overgelegde requisitoir houdt verder het volgende in:
“Ten aanzien van het beslag: vv 3 telefoons en teruggave geheugenkaartje Samsung.”
10. Het bestreden arrest houdt – voor zover hier relevant – het volgende in:

Beslag
Het hof zal het op de beslaglijst onder 12 genummerde voorwerp (een Samsung telefoon) die onder de verdachte in beslag is genomen en nog niet is teruggegeven – overeenkomstig de vordering van de advocaat-generaal – verbeurd verklaren, aangezien dit voorwerp aan de verdachte toebehoort en de strafbare feiten met behulp van dit toestel zijn begaan of voorbereid. Het hof heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.
[…]
Voorts merkt het hof op dat geen beslissing zal worden genomen over een geheugenkaartje, nu dit voorwerp niet op de beslaglijst staat vermeld.”
De bespreking van het middel
11. Het hof heeft – niettegenstaande de vordering van de advocaat-generaal in hoger beroep – niet beslist over de teruggave van het geheugenkaartje dat in de Samsung Galaxy telefoon van de verdachte zat. Daartoe heeft het hof overwogen dat het voorwerp niet op de beslaglijst staat vermeld.
12. Voor zover het hof daarmee heeft bedoeld te zeggen dat alleen dan een beslissing wordt genomen omtrent een inbeslaggenomen voorwerp indien dit voorwerp op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen staat, berust dat oordeel op een onjuiste rechtsopvatting. Voor het antwoord op de vraag of een voorwerp in beslag is genomen, is namelijk niet doorslaggevend of dat voorwerp is vermeld op een kennisgeving van inbeslagname, in een proces-verbaal van bevindingen, of op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen. [2]
13. Voor zover het hof heeft bedoeld te zeggen dat het strafdossier ook voor het overige geen aanwijzingen bevat dat het geheugenkaartje in beslag is genomen, is dat oordeel niet zonder meer begrijpelijk. Een blik achter de papieren muur [3] leert mij namelijk dat in het opsporingsonderzoek door de politie onderzoek is gedaan naar de inbeslaggenomen Samsung Galaxy en naar de SD-kaart die daarin zat. Ik verwijs naar het daarvan opgemaakte proces-verbaal van 20 januari 2017 (documentcode 1701091438.OIG), waarin onder meer is gerelateerd:

SD-kaart
Ik zag dat in het toestel een externe geheugenkaart aanwezig was.
Geautomatiseerd uitlezen
Met gebruikmaking van de daartoe bestemde soft- en hardware werden door mij, voor zover mogelijk, de in het toestel en de op de SIM-kaart en SD-kaart aanwezig gegevens uitgelezen.
Het rapport met de uitgelezen gegevens werd digitaal opgeslagen bij het onderzoeksteam.”
De op de SD-kaart aanwezige gegevens die zijn uitgelezen door de politie worden vervolgens nader beschreven in het ‘Proces-verbaal onderzoek uitgelezen gegevens’ van 2 februari 2017 (documentcode 1702020749.OIG).
14. Het middel is aldus terecht voorgesteld. Ik heb mij afgevraagd of de verdachte wel belang heeft bij cassatie. De verdachte kan immers op de voet van art. 552a Sv een klaagschrift indienen over het uitblijven van een last tot teruggave van het desbetreffende voorwerp. [4] Gelet op het feit dat het oordeel van het hof om niet te beslissen over de teruggave van het geheugenkaartje lijkt te berusten op een onjuiste rechtsopvatting, ligt een vernietiging naar mijn inzicht hier evenwel meer in de rede. [5] De Hoge Raad kan de zaak om doelmatigheidsredenen zelf afdoen.
III.
Het tweede cassatiemiddel en de bespreking daarvan
15. Het tweede middel klaagt dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6 lid 1 EVRM in de cassatiefase is overschreden omdat de stukken te laat door het hof zijn ingezonden.
16. Namens de verdachte is op 30 november 2022 beroep in cassatie ingesteld. De stukken van het geding zijn op 7 september 2023 ter griffie van de Hoge Raad binnengekomen. Daarmee is de inzendtermijn van acht maanden met meer dan een maand overschreden. Het middel klaagt daarover terecht. Een voortvarende behandeling die de overschrijding van de inzendtermijn zou kunnen compenseren, is niet meer mogelijk. Ik meen dat deze termijnoverschrijding dient te leiden tot vermindering van de opgelegde gevangenisstraf in een mate die de Hoge Raad gepast zal voorkomen.
IV.
Slotsom
17. Beide middelen slagen.
18. Ambtshalve merk ik op dat de Hoge Raad uitspraak zal doen nadat meer dan twee jaren zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep, waarmee de redelijke termijn als bedoeld in art. 6 lid 1 EVRM wordt overschreden, hetgeen eveneens tot vermindering van de door het hof opgelegde gevangenisstraf zal moeten leiden.
19. Overige gronden waarop de Hoge Raad gebruik zou moeten maken van zijn bevoegdheid de bestreden uitspraak ambtshalve te vernietigen, heb ik niet aangetroffen.
20. Deze conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de strafoplegging en voor zover het hof heeft verzuimd te beslissen over het beslag, tot vermindering van de strafoplegging aan de hand van de gebruikelijke maatstaf en ten aanzien van het beslag tot een zodanige op art. 440 Sv gebaseerde beslissing als de Hoge Raad gepast zal voorkomen.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG

Voetnoten

1.Ook is een Samsung telefoon verbeurdverklaard, zijn een pistool, munitie en twee Blackberry telefoons onttrokken aan het verkeer en is de teruggave gelast van een tweetal voorwerpen, een en ander zoals bepaald in het arrest.
2.HR 25 mei 2021, ECLI:NL:HR:2021:777; HR 21 maart 2017, ECLI:NL:HR:2017:479.
3.Zie over de vensters die de Hoge Raad in de papieren muur heeft aangebracht: A.J.A. van Dorst & M.J. Borgers,
4.HR 7 juni 2016, ECLI:NL:HR:2016:1005,
5.Vgl. HR 25 mei 2021, ECLI:NL:HR:2021:777 en de daaraan voorafgaande conclusie van mijn ambtgenoot Spronken (randnummer 4.3, in de publicatie op www.rechtspraak.nl kennelijk per abuis genummerd als 4.2). In dit arrest wees de Hoge Raad de zaak terug, wellicht omdat de hoogte van het terug te geven bedrag niet zonder meer kon worden vastgesteld op basis van het in cassatie voorhanden dossier (dat de hoogte van dit bedrag niet zonder meer kon worden vastgesteld ontleen ik aan randnummer 4.5 (op www.rechtspraak.nl per abuis genummerd als 4.3) van de conclusie van A-G Spronken).