In deze zaak is de betrokkene, geboren in 1967, door het gerechtshof 's-Hertogenbosch veroordeeld tot betaling van € 245.844,00 aan de staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel uit een cocaïneversnijdingslaboratorium. De betrokkene heeft cassatie ingesteld, waarbij K.R. Verkaart als advocaat optreedt. De zaak heeft samenhang met drie andere zaken van medebetrokkene(n). De rechtbank heeft vastgesteld dat het laboratorium was ingericht in de woning van de betrokkene en zijn partner, en dat zij samen met hun zoon en andere medebetrokkene(n) betrokken waren bij de verwerking van cocaïne. Het hof heeft in zijn uitspraak de rolverdeling van de betrokkenen vastgesteld en het voordeel dat aan hen is toegerekend. De verdediging heeft geklaagd over de toerekening van het voordeel aan de betrokkene, maar het hof heeft geoordeeld dat de toerekening op basis van de rolverdeling in de organisatie voldoende onderbouwd is. Het hof heeft de conclusie getrokken dat de betrokkene, samen met de andere medeplegers, een gelijkwaardige rol heeft vervuld, terwijl de medebetrokkene met een kleinere rol als medeplichtige is aangemerkt. De conclusie van de procureur-generaal strekt tot vermindering van het ontnemingsbedrag, maar verwerping van het beroep voor het overige. De redelijke termijn in cassatie is overschreden, wat ook leidt tot een vermindering van de betalingsverplichting.