ECLI:NL:PHR:2025:12

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
14 januari 2025
Publicatiedatum
19 december 2024
Zaaknummer
23/04526
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Strafrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep tegen veroordeling voor het medeplegen van voorbereidingshandelingen voor de productie van amfetamine en/of MDMA met zoutzuur

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep ingesteld door de verdachte, die is veroordeeld door het gerechtshof 's-Hertogenbosch tot 10 jaren en 8 maanden gevangenisstraf voor verschillende feiten, waaronder het medeplegen van voorbereidingshandelingen voor de productie van amfetamine en/of MDMA. De verdachte werd beschuldigd van het voorhanden hebben van ongeveer 722 liter zoutzuur, dat zou zijn gebruikt voor de productie van verdovende middelen. De verdediging voerde aan dat er onvoldoende bewijs was voor de veroordeling, met name omdat het monster van het zoutzuur niet door het NFI was onderzocht en er geen wettig bewijs was dat de jerrycans daadwerkelijk zoutzuur bevatten. De verdediging stelde dat de geur van zoutzuur niet onderscheidend was en dat de Encrochat-berichten niet voldoende bewijs boden voor de aanwezigheid van zoutzuur. Het hof oordeelde echter dat de aangetroffen chemicaliën, op basis van de bevindingen van de LFO-experts, wettig en overtuigend bewezen konden worden verklaard als zoutzuur. De Hoge Raad concludeert dat het hof de bewijsvoering voldoende heeft gemotiveerd en dat de klachten van de verdediging niet opgaan. De conclusie van de Procureur-Generaal strekt tot verwerping van het cassatieberoep.

Conclusie

PROCUREUR-GENERAAL

BIJ DE

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

Nummer23/04526
Zitting14 januari 2025

CONCLUSIE

A.E. Harteveld
In de zaak
[verdachte] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1979,
hierna: de verdachte
De verdachte is bij arrest van 9 november 2023 door het gerechtshof 's-Hertogenbosch wegens 1. "medeplegen van om een feit bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet voor te bereiden of te bevorderen, een ander te trachten te bewegen om dat feit te plegen, mede te plegen of om daarbij behulpzaam te zijn of om daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen te verschaffen of zich of een ander gelegenheid, middelen of inlichtingen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen of voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden of andere betaalmiddelen voorhanden hebben, waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit", 2 primair. "medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod en medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod", 3. "medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder D van de Opiumwet gegeven verbod en medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod", 4. "medeplegen van om een feit bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet voor te bereiden of te bevorderen, zich of een ander gelegenheid, middelen of inlichtingen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen of voorwerpen en stoffen, voorhanden hebben, waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit", 5. "medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd", 6. "handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III", 7. "medeplegen van om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, stoffen voorhanden hebben, waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit", en 8. "deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven en deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van een misdrijf als bedoeld in artikel 10, derde lid, vierde lid en vijfde lid en artikel 10a, eerste lid van de Opiumwet", veroordeeld tot 10 jaren en 8 maanden gevangenisstraf, met aftrek van voorarrest als bedoeld in art. 27, eerste lid, Sr.
Er bestaat samenhang met de zaken 23/04383, 23/04388, 23/04495, 23/04477, 23/04391, 23/04433, 23/04440, 23/04374, 23/04413, 23/04462 en 23/04429. In deze zaken zal ik vandaag ook concluderen.
Het cassatieberoep is ingesteld namens de verdachte. A.A. Franken, advocaat in Arnhem, heeft één middel van cassatie voorgesteld.
Het middel
4.1
Het middel klaagt dat het onder 7 bewezenverklaarde, mede in het licht van een gevoerd verweer, ontoereikend is gemotiveerd.
4.2
De door de raadsman van de verdachte ter terechtzitting van 28 juni 2023 overgelegde pleitnota houdt, voor zover van belang en met weglating van de voetnoten, het volgende in:
“Feit VII - ZD 19 – voorbereidingshandeling (…) zoutzuur
Onder feit 7 gaat het om voorbereidingshandelingen, verfeitelijkt door het voorhanden hebben van (…) ongeveer 750 liter zoutzuur.
(…)
Zoutzuur?
Anders dan de Rechtbank en het Openbaar Ministerie ben ik van mening dat er ook onvoldoende bewijs is om cliënt te veroordelen voor het voorhanden hebben van zoutzuur. Evenals het monster van de Apaa is ook het monster van de veronderstelde zoutzuur niet onderzocht door het NFI, terwijl dit wel de bedoeling was, en ook zo staat opgenomen in het dossier.
Uit het rapport van het LFO volgt dat er een indicatief onderzoek heeft plaatsgehad naar de aangetroffen chemicaliën, waarbij de suggestie wordt gewekt dat dat ook de aangetroffen jerrycans zijn getest (R1 en R3). Niet wordt beschreven hoeveel monsters er zijn afgenomen, of dat bijv. één monster is uit één jerrycan, meerdere monsters uit dezelfde jerrycan, of meerdere monsters uit verschillende jerrycans. Het proces-verbaal van het LFO is daar niet duidelijk over, zodat ook al had er een indicatieve test plaatsgehad, niet duidelijk zou zijn geweest in hoeverre de indicatieve test als representatief zou kunnen worden beschouwd.
Dit is echter niet het belangrijkste punt. Het belangrijkste punt is dat uit het proces-verbaal van het LFO ook geenszins de uitslag van die indicatieve test volgt. In het proces-verbaal staat het volgende:
Anders dan wordt gesteld, volgt uit de tabel op geen enkele wijze dat de indicatieve test zou hebben uitgewezen dat het mogelijkerwijs om zoutzuur gaat. Immers staat in de omschrijving telkens ‘met geur zoutzuur’. Dat is geen uitkomst c.q. resultaat van de indicatieve test; het is niets anders dan een zintuigelijke waarneming van één verbalisant.
En dat de inhoud van de jerrycans onder R1 en R3 niet indicatief zijn onderzocht, volgt ook letterlijk uit de tabel. Beschreven wordt dat de indicatieve test de afkorting FD heeft, en de enige keer dat FD terugkomt in de tabel is onder R4, te weten ‘FD:metamfetamine’. Kennelijk is enkel R4 indicatief getest.
Nu er geen enkel testrapport voorhanden is ontbreekt wettig bewijs voor de noodzakelijke vaststelling dat de jerrycans daadwerkelijk zoutzuur hebben bevat. Vergelijk hierbij de jurisprudentie van het testen van aangetroffen (vermoedelijk) verdovende middelen. Ook in die gevallen vinden er in de regel testen plaats, zowel indicatief als door het NFI. Onder (zeer) uitzonderlijke omstandigheden kan er zonder een test tot een bewezenverklaring worden gekomen. Zie bijv. een arrest van de Hoge Raad uit 2007, waarbij het ging om een verdachte die had verklaard deskundig te zijn op het gebied van XTC-pillen, dat hij deze al zes a zeven jaar gebruikte, dat hij de pillen inkocht per 500 stuks, dat hij de pillen altijd liet testen bij een laboratorium en dat hij bekend was met de werkzame stof in XTC-pillen. De Hoge Raad liet het oordeel van het
Hof dat in dit geval geen test benodigd was voor een bewezenverklaring in stand.
Een dergelijke uitzonderlijke omstandigheid doet zich in casu niet voor. De bewijsmiddelen in het dossier zijn sec, maar ook in onderling verband en samenhang bezien onvoldoende redengevend om de conclusie te kunnen dragen dat er daadwerkelijk sprake is van zoutzuur.
Ten eerste omdat de geur van zoutzuur niet zonder meer onderscheidend is. De geur komt overeen met verschillende andere zuren en chloren, waaronder bijv. zwavelzuur, waterstofperoxide, perazijnzuur, etc. Datzelfde geldt voor het gegeven dat er rook van de vloeistof afkam, ook dat komt voor bij verschillende andere zuren en chloren.
Ten tweede heeft te gelden dat ook niet uit de Encrochat-berichten kan worden afgeleid dat het daadwerkelijk om zoutzuur gaat. Belangrijk om te vermelden is dat de Encrochat-berichten uit het dossier een samenraapsel betreffen van verschillende gesprekken tussen verschillende deelnemers in de periode 11 t/m 18 mei 2020. Inderdaad wordt daar - zoals de Rechtbank ook heeft overwogen – onder meer gesproken over zout en zoutzuur. Echter, anders dan de Rechtbank
en het Openbaar Ministerie menen kan aan de hand van die berichten niet zonder meer de koppeling worden gemaakt met worden afgeleid dat de inhoud van de jerrycans zoutzuur bevatte. Uit de berichten van 18 mei 2020 blijkt namelijk dat er 1400 liter geleverd zou worden, en dat dit zou worden opgehaald in een witte Sprinter bus. Dit komt niet overeen met hetgeen is aangetroffen, te weten 1) geen Sprinter bus, en 2) geen 1400 liter maar 720 liter.
Ten derde heeft te gelden dat uit de berichten volgt dat de leverancier een voor hen onbekende was, zodat ook op basis daarvan niet kan worden vastgesteld dat - indien zou worden aangenomen dat het de bedoeling was om zoutzuur af te nemen - er ook daadwerkelijk zoutzuur is geleverd.
Niet is uitgesloten dat de leverancier uiteindelijk een andere vloeistof heeft geleverd.
Conclusie feit VII
Integrale vrijspraak, nu (…) niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat cliënt zoutzuur voorhanden heeft gehad.”
4.3
Ten laste van de verdachte is onder 7 bewezenverklaard dat:
“hij omstreeks 18 mei 2020 te Ede tezamen en in vereniging met anderen om een feit bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk vervaardigen van amfetamine en/of MDMA, zijnde middelen vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen
- een stof voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte, en zijn mededaders wisten dat die bestemd waren tot het plegen van dat feit
hebbende hij, verdachte, en zijn mededaders
in een bedrijfsauto Renault Master, voorzien van kenteken [kenteken] , een grote hoeveelheid chemicaliën/grondstoffen, te weten ongeveer 722 liter zoutzuur, voorhanden gehad”.
4.4
Deze bewezenverklaring steunt, voor zover van belang, op de volgende bewijsmiddelen:

“ ZD19 – (…) CHEMICALIËN [verdachte]

(…)
Een proces-verbaal van bevindingen van de politie Eenheid Oost-Brabant, opgemaakt en ondertekend door [verbalisant 1] en [verbalisant 2] d.d. 29 juli 2020 (ZD19, pag. 11, onderliggende bron(nen) pag. 67-69).
(…)
Op de parkeerplaats, behorende bij de vakantiewoning, werd een bus aangetroffen voorzien van het kenteken [kenteken] . Het voertuig staat op naam van [bedrijf] . Bij een onderzoek aan deze bus werden in deze bus aangetroffen:
- 24 jerrycans met een transparante vloeistof (vermoedelijk zoutzuur);
- 10 blauwe vaatjes met een vaste substantie.
(…)
Verdovende middelen
(…)
Bus met chemicaliën
Een proces-verbaal van bevindingen van de politie Eenheid Oost-Brabant, met nummer OBRAA20010-48(ZD19, pag. 137-144):
Op 18 mei 2020 werd er in het kader van onderzoek Whitleybay, de [verdachte] aangehouden. Tevens werd er een doorzoeking verricht in het vakantiehuisje, waarin hij verbleef. Het betrof een chalet op [camping] aan de [a-straat 1] in Ede.
Tijdens de doorzoeking van het vakantiehuisje werd tevens een Renault Master voorzien van het kenteken [kenteken] op de oprit van het vakantiehuisje aangetroffen. Het voornoemde voertuig betreft een huurvoertuig op naam [bedrijf] .
Bij de doorzoeking van deze bestelbus werd een huurcontract aangetroffen op naam van [betrokkene 1] , geboren op [geboortedatum] 1991 te [geboorteplaats] en wonende aan de [b-straat 1] te [plaats] . Tevens werden in de laadruimte van deze bus, tien blauwe vaten en 24 doorzichtige jerrycans aangetroffen.
Een aanvullend proces-verbaal van bevindingen van de politie Landelijke Eenheid, met nummer 2020-05-19 Renault Master [kenteken] , (3e aanvulling deel 2, pag. 1162-1165):
Ten behoeve van de voorlopige vaststelling van de aangetroffen chemicaliën werd door ons onder andere gebruik gemaakt van een identificatieapparaat dat werkt op basis van Ramantechnologie, de ThermoScientific First Defender (FD). De uitkomst van dit onderzoek is tevens vermeld in onderstaande tabel:
AAFF1874NL
R1
24x witte 30L jerrycan, allen verzegeld en gevuld met sterk zure rokende vloeistof met geur zoutzuur. Allen zonder etikettering, 3x met opschrift S of 5.
AAFF1875NL
R3
Groene 5L brandstof jerrycan, halfvol met sterk zure rokende vloeistof met geur zoutzuur.
(Nader) onderzoek data 26Lemont
Een proces-verbaal van bevindingen van de politie Eenheid Oost-Brabant, opgemaakt en ondertekend door [verbalisant 1] en [verbalisant 2] d.d. 29 juli 2020 (ZD19, pag. 14-16, onderliggende bron(nen) pag. 48-63):
Onderzoek chatname ' [gebruikersnaam 1] '
In het onderzoek 26Lemont is onderzoek gedaan naar de gebruikers van gebruikersnamen van de encrotelefoons. Hieruit bleek dat [verdachte] gebruik maakte van de gebruikersnaam [gebruikersnaam 1] (Encrochat.com). Uit de chats tussen [gebruikersnaam 1] en andere Encrochatgebruikers bleek onder andere het volgende:
(…)
In een chatgesprek op 18 mei 2020 met een Encrochat gebruiker met de naam [gebruikersnaam 2] zegt [gebruikersnaam 1] dat de kinderen naar [a-straat 1] gebracht moeten worden.
Op 18 mei 2020 is [verdachte] aangehouden in een vakantiewoning aan de [a-straat 1] in Ede. Zijn kinderen [betrokkene 2] en [betrokkene 3] waren op dat moment in de vakantiewoning aanwezig.
Een proces-verbaal van bevindingen van de politie Eenheid Oost-Brabant, opgemaakt en ondertekend door [verbalisant 1] en [verbalisant 2] d.d. 29 juli 2020 (ZD19, pag. 14-16, onderliggende bron(nen) pag. 145-156):
Identificatie gebruiker ' [gebruikersnaam 2] '
In het onderzoek 26Lemont is onderzoek gedaan naar de gebruiker van de encrotelefoon met de gebruikersnaam [gebruikersnaam 2] @Encrochat.com.
Aan de hand van de inhoud van deze chatgesprekken is vastgesteld dat
[betrokkene 4] , geboren [geboortedatum] -2001 te [geboorteplaats] ,
de gebruiker is van de telefoon met de gebruikersnaam [gebruikersnaam 2] .
Uit deze chats blijkt namelijk dat [gebruikersnaam 2] door de politie wordt uitgenodigd om een verklaring af te komen leggen met betrekking tot een diefstal van een vrachtauto gepleegd in België. [betrokkene 4] is via zijn moeder uitgenodigd voor een verhoor.
Verder blijkt dat [gebruikersnaam 2] zich in diverse chats broer van ' [gebruikersnaam 3] ' noemt. [betrokkene 4] is een broer van [verdachte] . Ook wordt in chats gezegd dat [gebruikersnaam 2] de broer van [gebruikersnaam 1] is.
(…)
Een proces-verbaal van bevindingen van de politie Eenheid Oost-Brabant, opgemaakt en ondertekend door [verbalisant 1] en [verbalisant 2] d.d. 29 juli 2020 (ZD19, pag. 14-16, onderliggende bron(nen) pag. 167-169):
Contacten met ' [gebruikersnaam 1] '
Uit het onderzoek 26Lemont is gebleken dat de Encrochatcontacten [gebruikersnaam 2] en [gebruikersnaam 4] fysiek contact hebben met de gebruiker van de Encrochatnaam [gebruikersnaam 1]
vraagt op diverse data in maart en april 2020 hoe laat een gebruiker van de Encrochatnaam [gebruikersnaam 4] bij hem is. Hij zegt dat [gebruikersnaam 4] achterom moet komen.
Ook aan [gebruikersnaam 2] vraagt [gebruikersnaam 1] op verschillende data in maart, april en mei 2020 hoe laat hij bij hem is. [gebruikersnaam 1] waarschuwt [gebruikersnaam 2] ook om op te letten: 'Kijk wel goed uit he pik je niet gevolgt word zet hem anders paar straten verderop en laat iemand in de auto achter die de boek in de gaten kan houden dat ze niet kenne plakken'. Even later vraagt [gebruikersnaam 1] aan [gebruikersnaam 2] of hij er al is. [gebruikersnaam 2] zegt dat hij voor de deur staat.
(…)
Een proces-verbaal van bevindingen van de politie Eenheid Oost-Brabant, opgemaakt en ondertekend door [verbalisant 1] en [verbalisant 2] d.d. 29 juli 2020 (ZD19, pag. 16, onderliggende bron(nen) pag. 172-188):
Encrochatberichten aangetroffen bus met chemicaliën
Bij de aanhouding van [verdachte] op 18 mei 2020, werd op de parkeerplaats die aan de vakantiewoning toebehoorde, een Renault Master aangetroffen voorzien van het kenteken [kenteken] . In deze bus werden onder andere chemicaliën aangetroffen.
Uit het onderzoek 26Lemont werden diverse Encro chatberichten bekend die betrekking hebben op chemicaliën.
Tussen 11 mei 2020, 17.43 uur en 20 mei 2020, 20.20 uur werden diverse chatberichten verstuurd via PGP telefoons die betrekking hebben op de koop en verkoop van grondstoffen t.b.v. de productie van verdovende middelen. Voor het vervoer van de chemicaliën werd een bus geregeld.
Uit deze chats bleek namelijk dat:
- [gebruikersnaam 1] via [gebruikersnaam 2] ©Encrochat.com aan een NN om 1400 liter zoutzuur vraagt. [gebruikersnaam 2] laat weten dat zoutzuur 6 euro per liter kost en dat 1400 liter mogelijk is.
- [gebruikersnaam 1] regelt een bakwagen waarmee 2 pallets verpakt in folie opgehaald kunnen worden.
- [gebruikersnaam 1] krijgt bericht dat alles geregeld is en zegt dat de 'Ap' maandag op gehaald kan worden.
- Op 17 mei 2020 krijgt [gebruikersnaam 2] het bericht dat de chauffeur morgen om 12 a 13 uur gaat rijden richting Veenendaal.
- [gebruikersnaam 2] stuurt de naam [gebruikersnaam 5] naar [gebruikersnaam 1] en stuurt de naam [gebruikersnaam 1] naar [gebruikersnaam 5] .
- [gebruikersnaam 1] zegt dat hij morgen klem zit omdat hij een rit Antwerpen heeft en die 'apa' en huurbussen moet ophalen.
- [gebruikersnaam 2] stelt voor om bril' de ap op te laten halen.
- [gebruikersnaam 1] zegt dat het naar Ede moet en gelijk uitgepakt moet worden.
- Op 18 mei 2020 hebben [gebruikersnaam 1] en [gebruikersnaam 2] contact over het bedrag dat betaald moet worden en waar het vandaan moet komen.
- [gebruikersnaam 1] zegt dat [gebruikersnaam 2] maar even die 9000 moet pakken.
- [gebruikersnaam 2] vraagt aan Encrochatgebruiker [gebruikersnaam 6] @Encrochat.com of hij 9 rugge bij de hand heeft.
- [gebruikersnaam 6] laat weten dat hij 2500 heeft liggen en over anderhalf uur de rest kan hebben.
- Dit wordt door [gebruikersnaam 2] teruggekoppeld aan [gebruikersnaam 1] .
- [gebruikersnaam 1] zegt dat 'ze' naar het hotel moeten komen. Zodra [gebruikersnaam 2] het geld heeft gaat hij ze mailen.
- [gebruikersnaam 6] laat aan [gebruikersnaam 2] weten dat het in de kist zit en dat de schuur open is. [gebruikersnaam 2] laat direct aan [gebruikersnaam 1] weten dat het geld klaar ligt.
- [gebruikersnaam 1] zegt dat het zout kan komen en dat ze naar het hotel moeten komen (...).
- Om 20.15 uur vraagt [gebruikersnaam 2] na hoeveel kannen het waren. [gebruikersnaam 2] zegt dat het 47 x 25 liter is dus 1175 liter waarop gereageerd wordt dat het 30 liter kannen zijn.
(…)”
4.5
Het bestreden arrest houdt, voor zover van belang, het volgende in:
“Feit 7: voorbereidingshandelingen (voorhanden hebben van zoutzuur) (ZD19)
Ten aanzien van feit 7 is aangevoerd dat er onvoldoende bewijs voorhanden is dat de jerrycans zoutzuur bevatten. Het monster is niet onderzocht door het NFI en er is geen enkel testrapport voorhanden waardoor wettig bewijs ontbreekt dat de jerrycans zoutzuur bevatten. Er heeft slechts een indicatief onderzoek door het LFO plaatsgevonden naar de aangetroffen chemicaliën, maar niet wordt beschreven hoeveel monsters er zijn afgenomen en uit hoeveel jerrycans. Verder volgt uit het LFO-rapport niet dat de indicatieve test heeft uitgewezen dat het om zoutzuur gaat. In de omschrijving staat vermeld ‘geur van zoutzuur’, maar dat is slechts een zintuigelijke waarneming van de verbalisant en die geur is niet onderscheidend. Ook uit de Encrochatberichten kan niet worden afgeleid dat het om zoutzuur gaat. Tot slot volgt uit die berichten dat de leverancier van de jerrycans een voor de verdachte onbekende was, zodat niet kan worden vastgesteld of er daadwerkelijk zoutzuur is geleverd.
Het hof overweegt als volgt.
Uit de inhoud van de bewijsmiddelen volgt dat wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat [verdachte] zich omstreeks 18 mei 2020 - kort gezegd - schuldig heeft gemaakt aan het (in vereniging) plegen van voorbereidingshandelingen voor de productie van amfetamine en/of MDMA.
Daartoe is het volgende in het bijzonder redengevend.
Bij de aanhouding van [verdachte] op 18 mei 2020 is bij het vakantiehuisje (chalet 4) waarin [verdachte] op dat moment verbleef een bedrijfsauto aangetroffen met daarin onder meer 24 met chemicaliën gevulde doorzichtige jerrycans. De auto werd ongeveer anderhalf uur voor de aanhouding bij het vakantiehuisje geparkeerd, waarna drie personen uitstapten en naar het huisje liepen. Dit waren de bestuurder [betrokkene 5] en daarnaast [betrokkene 4] en een NN-persoon. In de auto werd een huurcontract aangetroffen op naam van [betrokkene 1] , die aanwezig was in het vakantiehuisje ten tijde van de aanhouding van [verdachte] .
Het hof acht op basis van de gebezigde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat deze jerrycans gevuld waren met (circa 722 liter) zoutzuur.
De enkele omstandigheid dat het monster dat is genomen van de inhoud van (een van) de 24 jerrycans niet door het NFI is onderzocht, leidt niet tot een ander oordeel. Hetgeen de raadsman overigens op dit punt heeft aangevoerd evenmin. Het hof overweegt dat het onderzoek aan de jerrycans is uitgevoerd door twee LFO-experts van de politie ( [verbalisant 3] en [verbalisant 4] ) waarbij gebruik is gemaakt van een identificatieapparaat dat werkt op basis van Ramantechnologie, de ThermoScientific First Defender (FD). Uit dat onderzoek kwam naar voren dat ‘alle 24 jerrycans (30 liter) gevuld waren met sterk zure rokende vloeistof met geur zoutzuur’. Het hof heeft geen enkele reden om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de bevindingen van de verbalisanten en hun deskundigheid op het gebied van de herkenning van zoutzuur, omdat zij als LFO-experts beroepsmatig geregeld met deze chemicaliën worden geconfronteerd. In dat kader merkt het hof nog op dat [verbalisant 3] bij het openen van een andere halfgevulde 5L jerrycan opmerkte dat een zure witte damp vrijkwam, hetgeen typerend is voor zoutzuur. Hieruit blijkt dat [verbalisant 3] ambtshalve kennis van zaken heeft.
De enkele omstandigheid dat er slechts een monster is genomen uit één van de jerrycans leidt evenmin tot een ander oordeel nu de genoemde LFO-expert [verbalisant 3] heeft gerelateerd dat meerdere jerrycans als één partij worden omschreven als de inhoud van de vaten organoleptisch gelijk is. Als van een dergelijke partij een monster is genomen is dit aselect uit een van de verpakkingen in deze partij gedaan. Uit de in dit proces-verbaal opgenomen tabel blijkt dat de 24 jerrycans inderdaad als één partij zijn omschreven en dat daaraan één SIN is gekoppeld, te weten AAFF1874NL (vide 3e Aanvulling onderzoek Calabrese, dossiernummer OBRAA17008-4489, pg. 1164).
Daar komt bij dat uit onderschepte Encrochatgesprekken, die hebben plaatsgevonden in de periode kort voorafgaand aan het aantreffen van het busje met chemicaliën bij de vakantiewoning van [verdachte] , blijkt dat hij, verdachte [verdachte] :
- vraagt om 1.400 liter zoutzuur, dat ‘ [gebruikersnaam 2] @encrochat.com’ (uit onderzoek blijkt dat dit [betrokkene 4] is) dit vervolgens voor hem navraagt bij zijn vader en de volgende dag aangeeft wat de prijs per liter is, waarop de verdachte zegt ‘ok pik’, en waarop ‘ [gebruikersnaam 2] ’ vraagt of hij, verdachte, een bakwagen kan laten regelen waar de spullen dan in worden geladen (12 mei 2020), waarbij ook wordt gesproken over vacuümtrekken, smelten, ‘op save spelen’;
- met ‘ [gebruikersnaam 2] ’ op 17 mei 2020 ‘s-avonds bespreekt hoe laat en waar het zout morgen kan worden gebracht;
- zegt dat “het” naar [a-straat 1] te Ede moet en
- zegt dat “het zout” kan komen;
- praat over “apaan ophalen”
Nadat [verdachte] zei dat de spullen naar Ede moeten (ZD19, pag. 182), vraagt hij aan ‘ [gebruikersnaam 2] ’ “En moet denk rond de 4500 betalen voor da zout toch”, waarop laatstgenoemde antwoordt: “Nee meer. 1400L”. Hierop zegt [verdachte] : “Btr hen er vandaag toch maar 700 als goed is. (…) Ik mail zo wel dat ie kijkt voor 700 als da ken en over paar dahrn (hof begrijpt: dagen) weer.”
De hiervoor genoemde gesprekken bevestigen niet alleen de bevindingen van het LFO dat de aangetroffen chemicaliën zoutzuur bevatten, maar ook dat [verdachte] opdracht heeft gegeven voor het bezorgen van deze jerrycans aan het adres van het vakantiehuisje te Ede waar hij verbleef, dat de jerrycans met zoutzuur (gelet op de hoeveelheid en gelet op het feit dat de verdachte spreekt over het ophalen van apaan) bestemd waren voor de productie van synthetische drugs en dat [verdachte] precies wist hoeveel zoutzuur er in de bus zat. Uit laatstgenoemde uitlatingen blijkt immers dat [verdachte] kennelijk de initiële bestelling 1400 liter zoutzuur in twee delen wilde laten komen: eerst 700 liter en een paar dagen later weer 700 liter. Dat past naar het oordeel van het hof ook (nagenoeg) naadloos bij de aangetroffen hoeveelheid zoutzuur.
Gelet op het voorgaande, in onderlinge samenhang met de gebezigde bewijsmiddelen, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] de onder 7 tenlastegelegde voorbereidingshandelingen door het voorhanden hebben van ongeveer 722 liter zoutzuur tezamen en in vereniging met anderen heeft gepleegd.”
4.6
In de toelichting op het middel wordt aangevoerd dat de in de aanvulling bewijsmiddelen op p. 909 weergegeven tekst en tabel (hiervoor weergegeven onder 4.4 [1] ) bij een oppervlakkige beschouwing lijken op de tekst en tabel die in de onder 4.2 weergegeven pleitnota is opgenomen, maar dat een nauwkeurige vergelijking laat zien dat het hof aan de tekst en de tabel een (geheel) andere betekenis heeft gegeven dan daaraan (in redelijkheid) kan worden toegekend. Volgens de steller van het middel is sprake van denaturering. Uit de in de pleitnota weergegeven tekst bij de tabel zou immers blijken dat alleen dan van een identificatieapparaat op basis van Ramantechnologie gebruik is gemaakt als dat in de tabel is vermeld met FD, zodat alleen de chemicaliën met SIN AAFF1876NL en LFO-code R4 op deze wijze zijn geïdentificeerd. Nu deze aanduiding niet voorkomt bij SIN AAFF1874NL (LFO-code R1) en bij SIN AAFF1875NL (LFO-code R2 en R3) kan niet anders worden geconcludeerd dan dat de inhoud van de jerrycans niet met het bedoelde identificatieapparaat is getest. Door in het gebezigde bewijsmiddel de tekst “met FD” weg te laten zou ten onrechte de (onjuiste) suggestie worden gewekt dat ook bij SIN AAFF1874NL (LFO-code R1) en bij SIN AAFF1875 (LFO-code R2 en R3) gebruik is gemaakt van de bedoelde identificatieapparatuur. Bij deze stand van zaken zouden ook de in de bewijsoverweging genoemde conclusies dat bij het onderzoek aan de inhoud van de jerrycans gebruik is gemaakt van een identificatieapparaat op basis van Ramantechnologie (FD) en dat een monster is genomen uit (één van de) jerrycans, worden weersproken door de werkelijke tekst en tabel uit het aanvullende proces-verbaal. Er is uit de jerrycans geen monster genomen, laat staan een monster dat is getest met dat identificatieapparaat.
4.7
Het hof heeft vastgesteld dat de in de bestelbus aangetroffen 24 jerrycans (LFO-code R1) en de jerrycan met LFO-code R3 gevuld waren met 722,5 liter [2] zoutzuur. Aan dit oordeel heeft het hof blijkens de bewijsoverweging ten grondslag gelegd dat het onderzoek aan de jerrycans is uitgevoerd door twee LFO-experts [3] van de politie, waarbij gebruik is gemaakt van een identificatieapparaat dat werkt op basis van Ramantechnologie, de ThermoScientific First Defender (FD). Het hof stelt vast dat uit dit onderzoek naar voren kwam dat ‘alle 24 jerrycans (30 liter) gevuld waren met sterk zure rokende vloeistof met geur zoutzuur’ en dat bij het openen van de jerrycan met LFO-code R3 een zure witte damp vrijkwam, hetgeen typerend is voor zoutzuur. Volgens het hof is er geen enkele reden om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de bevindingen van de verbalisanten en hun deskundigheid op het gebied van de herkenning van zoutzuur, nu zij als LFO-experts beroepsmatig geregeld met deze chemicaliën worden geconfronteerd en wijst voornoemde bevinding met betrekking tot de jerrycan met LFO-code R3 erop dat [verbalisant 3] ambtshalve kennis van zaken heeft. Ook stelt het hof vast dat er een monster is genomen uit één van de 24 jerrycans met SIN AAFF1874NL.
4.8
Een blik achter de papieren muur leert dat het hier aan de orde zijnde aanvullend proces-verbaal van bevindingen van de politie Landelijke Eenheid, met nummer 2020-05-19 Renault Master [kenteken] , (3e aanvulling deel 2, pag. 1162-1165), voor zover van belang, het volgende inhoudt:
“Proces-verbaal nr. 2020-05-19 Renault Master [kenteken]
Onderwerp: Proces verbaal van bevindingen
Proces-verbaal
Hierbij verklaar ik, [verbalisant 3] , Operationeel Specialist C werkzaam als LFO expert, dienstdoende bij de Politie, Landelijke Eenheid, Dienst Specialistische Ondersteuning Samenwerking, Landelijke Faciliteit Ondersteuning Ontmantelen (LFO) het volgende:
Op dinsdag 19 mei 2020 omstreeks 10.30 uur en later heb ik op verzoek van [verbalisant 5] werkzaam bij team opsporing Oost-Brabant, een onderzoek ingesteld aan een Renault Master met kenteken [kenteken] , welke was aangetroffen bij een doorzoeking van het perceel [a-straat 1] te Ede. Dit in verband met een mogelijke overtreding van de Opiumwet en/of Wet Voorkoming Misbruik Chemicaliën.
Ik heb het onderzoek uitgevoerd samen met mijn collega [verbalisant 4] , ook werkzaam als LFO expert bij bovengenoemde eenheid. Wij hebben het onderzoek uitgevoerd op het parkeerterrein van het politiebureau gelegen aan de Mathildelaan 44 te Eindhoven.
Eerste bevindingen
Ik zag een witte bestelbus staan met kenteken [kenteken] . Ik zag dat laadruimte van de bus te openen was met twee deuren en dat aan de rechter zijkant een schuifdeur zat.
Na het openen van de schuifdeur zag ik in de laadruimte 24 witte jerrycans staan met een inhoudsmaat van 30 liter. Ik zag dat ze allen gevuld waren. Op drie van de jerrycans stond het opschrift ‘5’ of ‘S’.
(…)
Er stond ook een kleine groene vijf liter brandstof jerrycan in de laadruimte. Bij het openen hiervan kwam een zure witte damp vrij, wat typerend is voor zoutzuur.
(…)
Nader onderzoek en monsterneming
Hieronder volgt in een tabel een opsomming van de goederen die werden aangetroffen. Hierbij zijn de goederen nader onderzocht, geïnventariseerd, gefotografeerd en deels bemonsterd. Wanneer een monster genomen is, staat het Spoor Identificatie Nummer (SIN) vermeld.
Ik heb met behulp van schoon en ongebruikt monstername materiaal monsters genomen van diverse goederen. Deze monsters worden ter analyse overgebracht naar het NFI afdeling verdovende middelen te Den Haag. Het NFI rapport zal worden nagezonden. Indien de resultaten van dit onderzoek afwijken van de voorlopig interpretatie zal aanvullend proces-verbaal worden opgemaakt.
Indien meerdere jerrycans of vaten als één partij worden omschreven dat is dit omdat de inhoud van deze vaten organoleptisch gelijk is. Als van een partij een monster is genomen, dan is dit aselect uit een van de verpakkingen in deze partij gedaan.
Ten behoeve van de voorlopige vaststelling van de aangetroffen chemicaliën werd door ons onder andere gebruik gemaakt van een identificatieapparaat dat werkt op basis van Ramantechnologie, de ThermoScientific First Defender (FD). De uitkomst van dit onderzoek is tevens vermeld in onderstaande tabel met ‘FD:’.
4.9
De door het hof weergegeven onderdelen van genoemd aanvullend proces-verbaal in de aanvulling met bewijsmiddelen zijn in overeenstemming met de onder 4.8 weergegeven volledige inhoud van dat proces-verbaal. Daarbij merk ik op dat de aan de tabel voorafgaande tekst erop neerkomt dat bij de voorlopige vaststelling van de aangetroffen chemicaliën verschillende onderzoeksmethoden zijn gebruikt, waaronder identificatie met een FD apparaat en dat de uitslag van dat specifieke onderzoek in de tabel is vermeld met “FD”, zoals enkel het geval is bij SIN AAFF1876NL met LFO-code R4. Voor zover het hof in de bewijsoverweging heeft overwogen dat bij het onderzoek aan de jerrycans gebruik is gemaakt van genoemd identificatieapparaat is dat onjuist. Het hof overweegt echter ook dat uit dat onderzoek - hetgeen overigens ook in algemene zin kan terugslaan op het onderzoek aan de jerrycans - naar voren kwam dat ‘alle 24 jerrycans (30 liter) gevuld waren met sterk zure rokende vloeistof met geur zoutzuur’ en dat er bij het openen van de andere jerrycan (LFO-code R3) “een zure witte damp vrij [kwam], hetgeen typerend is voor zoutzuur”. Deze vaststellingen hebben duidelijk geen betrekking op een onderzoek met behulp van een FD-apparaat, maar op herkenningen (op basis van geur en verschijningsvorm) door de verbalisanten, hetgeen het hof in verband met zijn oordeel over de betrouwbaarheid van genoemde bevindingen ook met zoveel woorden benoemd. Van denaturering is zo bezien geen sprake, terwijl de andere door de steller van het middel gewraakte conclusie van het hof - dat een monster is genomen uit één van de 24 jerrycans - ook steun vindt in het onder 4.8 weergegeven aanvullende proces-verbaal. Hierop stuit deze deelklacht af.
4.1
Verder wordt nog geklaagd dat de overweging (of opmerking) van het hof dat [verbalisant 3] bij het openen van een andere jerrycan heeft opgemerkt dat een zure witte [4] damp vrijkwam en dat die opmerking getuigt van kennis van zaken, niet wordt ondersteund door enig bewijsmiddel. Ook ’s hofs overweging over de Encrochatberichten zou onbegrijpelijk zijn, omdat zonder nadere motivering niet valt in te zien hoe berichten over 1400 liter in een Sprinter bestelbus, waarbij alleen in een bericht van 12 mei 2020 melding is gemaakt van zoutzuur, kunnen worden gekoppeld aan 722 liter in een Renault bestelbus. De bewezenverklaring zou daarom ontoereikend zijn gemotiveerd.
4.11
Ook deze klachten falen. Daarbij merk ik wat betreft het eerste onderdeel van de klacht op dat in cassatie niet wordt opgekomen tegen ’s hofs oordeel over de betrouwbaarheid van de door de verbalisanten gedane bevindingen die voor het bewijs zijn gebruikt en over de deskundigheid van genoemde verbalisanten (LFO-experts) op het gebied van de herkenning van zoutzuur, terwijl de gewraakte overweging steun vindt in het onder 4.8 weergegeven aanvullende proces-verbaal, waarop het hof blijkens de bewijsoverweging duidelijk het oog heeft. [5] Het tweede onderdeel van de klacht ziet eraan voorbij dat het hof uit het op dossierpagina 182 van ZD19 weergegeven gesprek niet onbegrijpelijk heeft afgeleid dat de verdachte de initiële bestelling van 1400 liter zoutzuur in twee delen wilde laten komen: eerst 700 liter en een paar dagen later weer 700 liter, hetgeen ook (nagenoeg) bij de aangetroffen hoeveelheid zoutzuur past.
4.12 ’
’s Hofs oordeel dat op grond van de onderzoeksbevindingen en de inhoud van de onderschepte Encrochatgesprekken, in onderlinge samenhang met de gebezigde bewijsmiddelen, bewezen is dat de jerrycans gevuld waren met (circa 722 liter) zoutzuur is niet onbegrijpelijk en - ook in het licht van het gevoerde verweer - toereikend gemotiveerd. [6]
4.13
Het middel faalt in al zijn onderdelen en kan worden afgedaan met de aan art. 81 RO ontleende motivering.
5. Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden uitspraak aanleiding behoren te geven.
6. Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden

AG

Voetnoten

1.Een aanvullend proces-verbaal van bevindingen van de politie Landelijke Eenheid, met nummer 2020-05-19 Renault Master [kenteken] , (3e aanvulling deel 2, pag. 1162-1165).
2.24x30 liter (= 720 liter) en 1x 2,5 liter.
3.LFO: Landelijke Faciliteit Ondersteuning Ontmantelen.
4.Dat het om een witte damp gaat volgt uit het onder 4.8 weergegeven proces-verbaal.
5.HR 23 oktober 2007, ECLI:NL:HR:2007:BA5851, NJ 2008/69.
6.Vgl. bijv. HR 5 juni 2007, ECLI:NL:HR:2007:AZ8803, NJ 2007/340 (MDMA in XTC-pillen) en de conclusie van mijn ambtgenoot Bleichrodt voor HR 13 juni 2017, ECLI:NL:HR:2017:1076 (PHR 9 mei 2017, ECLI:NL:PHR:2017:434), waarin de vaststelling dat sprake was van hennep beruste op de waarneming van één verbalisant.