5.4Het hof heeft inzake het onder 1 bewezenverklaarde feit onder meer als volgt overwogen (met weglating van verwijzingen):
“
Feit 1: (medeplegen van) verhandelen, overdragen en voorhanden hebben van vuurwapens, onderdelen van vuurwapens en munitie (ZD05)
De raadsman heeft, op de gronden als verwoord in de pleitnota, integrale vrijspraak bepleit van het onder 1 tenlastegelegde.
De raadsman heeft in de kern aangevoerd dat er geen koppeling is te maken tussen [verdachte] en de (stash)locaties waarin vuurwapens, onderdelen van vuurwapens en munitie zijn aangetroffen. [verdachte] is weliswaar aanwezig geweest in de schuur, maar daaruit kan niet zonder meer worden afgeleid dat hij wist van de in de schuur aangetroffen voorwerpen. Voorts is op geen enkel vuurwapen DNA-materiaal van [verdachte] aangetroffen. [verdachte] is op het merendeel van de door de politie beschreven dagen, waarop blijkens de OVC-gesprekken en camerabeelden vuurwapen gerelateerde activiteiten in de schuur waren, niet aanwezig en als hij wel aanwezig is, voegt hij slechts bij uitzondering wat relevants toe aan de gesprekken. De raadsman heeft in de pleitnota vervolgens de dagen afzonderlijk besproken waarop [verdachte] op de OVC-gesprekken of camerabeelden al dan niet terugkomt in relatie tot het voorhanden hebben of verhandelen van wapens, met als eindconclusie dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat [verdachte] vuurwapens ‘in zijn algemeenheid’ voorhanden heeft gehad. Dat geldt ook voor de vuurwapens die zijn aangetroffen op de stashlocaties. Er zijn geen aanknopingspunten om [verdachte] op deze locaties te plaatsen, zodat deze wapens niet aan hem kunnen worden toegerekend.
Ten aanzien van het Smith & Wesson pistool dat in de BMW met kenteken [kenteken 1] is aangetroffen, heeft de raadsman aangevoerd dat het voertuig weliswaar op naam van [verdachte] stond, maar dat er sterke aanwijzingen zijn dat de auto feitelijk door anderen werd gebruikt. Uit het sms-bericht dat [verdachte] na de inbeslagname van de auto stuurde, kan evenmin worden afgeleid dat [verdachte] op de hoogte was van de aanwezigheid van het vuurwapen. Integendeel, uit de tekst lijkt eerder te volgen dat hij die wetenschap juist niet had. Derhalve kan niet wettig en overtuigend worden bewezen dat [verdachte] dit vuurwapen voorhanden heeft gehad.
Het hof overweegt als volgt.
In ZD05 gaat het om de verdenking van het voorhanden hebben van en handel in vuurwapens, onderdelen daarvan en munitie. In het dossier worden concrete wapenvondsten beschreven op diverse locaties. Ook is op enkele wapens of onderdelen daarvan DNA aangetroffen dat aan diverse verdachten wordt toegeschreven. Daarnaast is het dossier opgebouwd aan de hand van OVC-gesprekken, voor het overgrote deel gemaakt in de schuur met vergaderruimte ('kantoor') aan de [a-straat 3] , en camerabeelden, ook weer voor het overgrote deel van die locatie. Aan de hand van dat geluid- en beeldmateriaal is in het dossier in 33 hoofdstukken weergegeven wat er op in totaal 33 data tussen 6 augustus 2018 en 8 november 2019 te horen en te zien zou zijn geweest tegen de achtergrond van de hiervoor genoemde vuurwapenverdenkingen. Waar op deze geluid- en beeldbestanden mogelijk vuurwapengerelateerde geluiden te horen waren of vuurwapens te zien waren, is door [verbalisant 3] , een vuurwapendeskundige van de politie, in een proces-verbaal beschreven hoe hij deze geluiden en beelden duidt. Het gaat dan bijvoorbeeld om de vorm en kenmerken van op vuurwapens gelijkende voorwerpen en om geluiden als doorladen, ontladen of afvuren. Van passages waarin mogelijk over vuurwapens gesproken wordt, is door een andere deskundige van de politie, [verbalisant 2] , beschreven hoe hetgeen wordt besproken, volgens hem kan worden geduid (…). Het gaat dan bijvoorbeeld om bepaalde merknamen en typenummers van vuurwapens.
Deeloverweging 4: voorhanden hebben van vuurwapens, onderdelen van vuurwapens en
munitie
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat alle verdachten (bij wie onderhavig feit ten laste is gelegd) in de tenlastegelegde periode meermalen:
- vuurwapens van categorie II en categorie III (waaronder een of meerdere (automatische) vuurwapens) en/of
- onderdelen van dergelijke vuurwapens en/of
- munitie van categorie II en/of categorie III,
voorhanden hebben gehad.
Ad 4.1 Het voorhanden hebben van vuurwapens (in de schuur) op het woonwagenkamp aan de [a-straat] , zoals naar voren komt uit de OVC-gesprekken en de camerabeelden
In de eerste plaats gaat het dan om het voorhanden hebben van (automatische) vuurwapens in de schuur op het woonwagenkamp, welke vuurwapens niet nader in de tenlastelegging zijn geduid met merk of type.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat alle verdachten meermalen aanwezig zijn geweest op momenten dat er vuurwapens in de schuur aanwezig waren (in de meeste gevallen zonder dat is gebleken dat op die dagen sprake was van handel) en/of er concreet over vuurwapenbezit werd gesproken.
Het hof is van oordeel dat elke verdachte zich in meerdere of mindere mate bewust was van de (waarschijnlijke) aanwezigheid van vuurwapens op het woonwagenkamp. Het kamp en, meer in het bijzonder, de schuur was immers een belangrijke locatie van het CSV, waar de verdachten geregeld kwamen, naar binnen en naar buiten liepen en waar strafbare feiten werden besproken, beraamd en gepleegd. Zeker geen plek voor ongenode gasten en ook geen plek om slechts een kopje koffie te komen drinken. In die schuur zijn bij de doorzoeking weliswaar geen vuurwapens meer aangetroffen (vaststaat dat deze er wel zijn geweest), maar wel allerlei vuurwapenonderdelen, patronen en hulzen. Het hof acht het onaannemelijk dat dergelijke voorwerpen worden achtergelaten op een locatie waar bezoekers komen die niets met vuurwapens te maken hebben.
Alle verdachten wisten dat daar strafbare feiten plaatsvonden, welke daar uitgebreid werden besproken, en hielpen daar – in wisselende samenstellingen – aan mee. Het hof acht het onaannemelijk dat verdachten die aanwezig waren op het moment dat er werd gesproken over vuurwapens, er handelingen werden verricht met deze vuurwapens en de vuurwapens (in tassen of vaten) in en uit de schuur werden gesjouwd, daarvan geen enkele notie hadden. En zelfs in het geval dat het een keer voorkwam dat een verdachte wel (of soms net iets later) aanwezig was, maar zich toevallig in een andere ruimte in de schuur bevond en niets concreets heeft gehoord of gezien in relatie tot vuurwapens, dan moet dat moment naar het oordeel van het hof niet op zichzelf worden bezien. Het gaat bij alle verdachten om meerdere dagen - variërend tussen de 4 ( [medeverdachte 13] ) en 27 ( [medeverdachte 4] ) - waarop zij in de schuur aanwezig zijn geweest op het moment dat er vuurwapens aanwezig waren en/of er concreet over vuurwapenbezit werd gesproken. Elke verdachte wist dat er in de (omgeving van de) schuur met regelmaat vuurwapens aanwezig waren.
Ook acht het hof bewezen dat de aanwezige verdachten de beschikkingsmacht hadden over de vorenbedoelde vuurwapens. Er was geen sprake van een onverhoeds of ongewild kortstondig moment waarop een wapen tevoorschijn kwam of dat een verdachte onverwacht kennis kreeg van de aanwezigheid in zijn nabijheid van een wapen of munitie van een ander. Integendeel, het aanwezig hebben van vuurwapens en verrichten van handelingen daarmee was een bijna alledaags gebeuren waar iedereen vanaf wist en het was een onderdeel van het crimineel handelen van het CSV. Er werd openlijk over (de aanwezige) vuurwapens gesproken en de verdachten reageren ook op geen enkel moment geschrokken of huiverig als er vuurwapens tevoorschijn komen en daar handelingen mee worden verricht. In dit verband wijst het hof in het bijzonder nog op hetgeen [verbalisant 1] heeft gerelateerd met betrekking tot zijn bevindingen aangaande de gebeurtenissen in de schuur van 19 februari 2019. Op die dag zijn naast [medeverdachte 4] , [medeverdachte 1] . [medeverdachte 10] , [betrokkene 1] en vermoedelijk [verdachte] , ook [betrokkene 2] en [medeverdachte 4] jr. (het zoontje van [medeverdachte 1] en tevens kleinzoon van [medeverdachte 4] ) in de schuur aanwezig terwijl er aan de hand van de OVC vastgesteld kan worden dat er een of meerdere vuurwapens (pistool) voorhanden zijn, er vuurwapen gerelateerde geluiden (waaronder een gedempt schot) te horen zijn en dat het kind het pistool in handen krijgt. (…). Of sprake was van een hiërarchische structuur binnen de organisatie, waarin de vuurwapens in de meeste gevallen toebehoorden aan [medeverdachte 4] en/of [medeverdachte 5] , doet naar het oordeel van het hof voor een bewezenverklaring niet ter zake; dat doet niet af aan de beschikkingsmacht van de overige verdachten over deze vuurwapens.
De vuurwapens, onderdelen daarvan en munitie bevonden zich voor de aanwezige verdachten in hun directe nabijheid en vaak open en bloot in de (vergaderruimte van de) schuur en uit de bewijsmiddelen volgt dat de verdachten ook concrete uitlatingen deden over de vuurwapens die op dat moment aanwezig waren. Voorts blijkt uit de bewijsmiddelen dat meerdere verdachten op diverse momenten in de schuur vuurwapens in hun handen hebben gehad en daar handelingen mee hebben verricht en/of met tassen of vaten die waarschijnlijk waren gevuld met vuurwapens hebben gesjouwd. De vuurwapens bleven dus niet sec onder het bereik van degene van wie het vuurwapen mogelijk in strikt civielrechtelijke zin eigendom zou zijn. Tot slot overweegt het hof dat de verdachten wel fysiek bij de wapens konden en ook hadden kunnen ingrijpen. Zo hadden zij, met hun wetenschap, de politie kunnen bellen, al dan niet anoniem om zo een einde te maken aan de aanwezigheid van de vuurwapens op het kamp. Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat alle verdachten feitelijke macht hadden over de vuurwapens die in de schuur aanwezig waren.
Het hof acht derhalve wettig en overtuigend bewezen dat [medeverdachte 4] , [medeverdachte 10] , [medeverdachte 11] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 6] (1964), [medeverdachte 1] , [medeverdachte 9] , [medeverdachte 13] en [verdachte] in de tenlastegelegde periode meermalen vuurwapens, waaronder automatische vuurwapens, voorhanden hebben gehad op het woonwagenkamp aan de [verbalisant 2] .
Voor zover er namens de verdediging verweer is gevoerd op het voorhanden hebben van vuurwapens, respondeert het hof daar hieronder nog op, in aanvulling op hetgeen hierboven reeds is overwogen.
Hetgeen de raadsman heeft aangevoerd ten aanzien van de betrokkenheid van [verdachte] op een aantal specifieke dagen die door de politie zijn uitgewerkt op basis van de OVC-gesprekken/camerabeelden, brengt het hof niet tot een ander oordeel ten aanzien van het in de tenlastegelegde periode meermalen voorhanden hebben van vuurwapens. Het hof overweegt dat [verdachte] op 7 dagen in het dossier voorkomt op het moment dat er concreet over vuurwapens wordt gesproken c.q. er vuurwapens in de schuur aanwezig zijn en daar in een aantal gevallen handelingen mee worden verricht.
[verdachte] neemt in elk geval op 18 februari 2019 (spreekt hij over een PPK’tje, OVC Jetta 180219-214334), 2 oktober en 15 oktober 2019 ook actief deel aan gesprekken over vuurwapens en op de camerabeelden van 3 mei 2019 is waargenomen dat hij naast [medeverdachte 5] in de schuur liep terwijl laatstgenoemde een automatisch vuurwapen bij zich droeg. Anders dan de raadsman stelt, is het hof van oordeel dat het op grond van de bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang bezien, niet anders kan zijn dan dat [verdachte] meermalen bewustheid heeft gehad van de (waarschijnlijke) aanwezigheid van vuurwapens en dat hij daarover beschikkingsmacht heeft gehad.
Met betrekking tot hetgeen de raadsman heeft aangevoerd over de betrokkenheid van [verdachte] op 31 december 2018/1 januari 2019 overweegt het hof nog als volgt.
De raadsman heeft aangevoerd dat [verdachte] rond de jaarwisseling weliswaar in de schuur aanwezig is, maar niet op de momenten waarop men met vuurwapens bezig lijkt te zijn of daarover spreekt en dat [verdachte] ook geen vuurwapen in zijn handen heeft gehad.
Het hof overweegt hieromtrent dat uit de bewijsmiddelen blijkt dat rond de jaarwisseling een groot aantal verdachten (onder meer [medeverdachte 11] , [medeverdachte 4] , [medeverdachte 1] , [verdachte] , [medeverdachte 6] (1964) in de schuur en op het woonwagenkamp aan de [a-straat] aanwezig zijn, dat er die avond en nacht (tenminste) een automatisch vuurwapen in de schuur aanwezig is, dat daarmee (door verschillende verdachten) handelingen worden uitgevoerd en dat er daadwerkelijk diverse keren met dit automatische vuurwapen wordt geschoten.
[verdachte] is met oud en nieuw op het kamp aanwezig en is meerdere keren (in elk geval twee keer) de schuur in- en uitgegaan. De eerste keer dat hij is vastgelegd wanneer hij de schuur en vervolgens de vergaderruimte inloopt, is om 00.11.57 uur. Dat is 22 seconden nadat op de camerabeelden is waargenomen dat [medeverdachte 4] de schuur en vervolgens de vergaderruimte inloopt en in de vergaderruimte bezig is met het demonteren van een op een lang vuurwapen gelijkend voorwerp (…). Tot enkele minuten daarvóór (tot ongeveer 0.08 uur) zijn meerdere geluiden hoorbaar die kunnen passen bij geweersalvo’s (…).
Ook lijkt [verdachte] wel degelijk in of in de nabijheid van de schuur te zijn op/rond het moment dat er handelingen plaatsvinden met vuurwapens, er met vuurwapens geschoten wordt en daarover gesproken wordt. Het OVC-gesprek (…) begint immers op 1 januari 2019 te 0.13.28 uur en 2 minuten en 35 seconden na het begin van het bestand klinkt er een knal die voorkomt als een vuurwapenschot, gevolgd door knallen die doffer klinken. Er worden diverse malen geluiden gemaakt gelijkend op het spannen of ontspannen van een vuurwapen. En 4 minuten en 44 seconden na het begin van het bestand is een vuursalvo en een hapering te horen, gevolgd door nog enkele afgevuurde salvo’s. Uit de camerabeelden blijkt dat [verdachte] om 0.15.50 uur de schuur verlaat, om 0.16.40 uur de schuur weer inloopt en om 0.17.50 uur de schuur weer verlaat.
Naar het oordeel van het hof kan het, gelet op al het voorgaande en de gebezigde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd, niet anders zijn dan dat [verdachte] zich bewust was van de aanwezigheid van een of meerdere (automatische) vuurwapens en dat hij daarover beschikkingsmacht heeft gehad.
Ad 4.2 voorhanden hebben van concreet aangetroffen vuurwapens in opbergplaatsen/stashes
In de directe omgeving van de [verbalisant 2] te Oss en in de dubbele wand van de Mercedes-Benz Sprinter aan de [b-straat 1] te Oss zijn tientallen vuurwapens (waaronder automatische en semiautomatische), tientallen onderdelen van vuurwapens (zoals magazijnen, geluiddempers, richtmiddelen) en vele honderden stuks munitie (diverse soorten vuurwapenpatronen) aangetroffen. De locaties waar deze en ook andere illegale goederen zijn aangetroffen, worden in het dossier aangeduid als stashlocaties.
Ten aanzien van deze locaties neemt het hof, net als de rechtbank, tot uitgangspunt dat dit vaste opslaglocaties waren voor vuurwapens en aanverwante voorwerpen, dat zij als zodanig in gebruik waren bij het CSV, en dat het gebruik van stashes een vast onderdeel was van de werkwijze van de organisatie. Uit de bewijsmiddelen volgt dat de vuurwapens die op het woonwagenkamp aanwezig waren (en die naar alle waarschijnlijkheid voor het overgrote deel werden verhandeld) veelal weggebracht werden naar, bewaard werden in en/of opgehaald werden uit deze stashes.
De concreet in de tenlastelegging genoemde vuurwapens, onderdelen van vuurwapens en munitie, zijn aangetroffen in een BMW met kenteken [kenteken 1] en een Citroën Berlingo ( [kenteken 2] ) nabij de woning [a-straat 1] Oss, het braakliggend terrein ter hoogte van [a-straat 2] , in een aantal voertuigen, aanhanger en Cola-automaat op dat braakliggende terrein en – voor het overgrote deel – in de Mercedes Benz Sprinter en de ondergrondse bergruimte in het bosgebied aan de achterzijde van het woonwagenkamp.
Voor zover de voorwerpen zijn aangetroffen in andere locaties dan algemene stashlocaties van het CSV, zoals de woning [a-straat 1] , de BMW en de Citroën die aan specifieke verdachte(n) kunnen worden gelinkt, zal het hof deze onder deeloverweging 7 bespreken.
Met betrekking tot de in de tenlastelegging genoemde voorwerpen die zijn aangetroffen in de ondergrondse ruimte in het bosgebied, de schuur, de Mercedes Sprinter, het braakliggend terrein en hetgeen op dat terrein stond waaronder de Chrysler Voyager, overweegt het hof als volgt.
In deze verschillende (stash)locaties is op een aantal vuurwapens of onderdelen daarvan DNA aangetroffen dat matcht met het DNA-materiaal van de verdachten [medeverdachte 4] (in de schuur, de Mercedes Sprinter en de ondergrondse bergruimte), [medeverdachte 6] (1964) (in de Mercedes Sprinter), [medeverdachte 1] (ondergrondse bergruimte) en [medeverdachte 13] (in de ondergrondse bergruimte). De twee stashlocaties waarin veruit de meeste wapens zijn aangetroffen en welke door het CSV dus kennelijk als belangrijkste stashlocaties werden aangemerkt, zijn de ondergrondse bergruimte in het bosgebied en de Mercedes Sprinter bus.
De ondergrondse bergruimte bevond zich in de directe omgeving van de schuur met vergaderruimte van waaruit de verdachten opereerden. Alleen al die omstandigheid is een sterke aanwijzing dat alle verdachten van het bestaan van die stashlocatie wisten. Dat geldt ook voor het braakliggend terrein en de Cola-automaat en de voertuigen, waaronder de grijze Chrysler Voyager, die op 23 oktober 2019 op dat terrein zonder kentekenplaten is aangetroffen. De Chrysler Voyager werd gebruikt als stashauto en had twee verborgen ruimtes, waarin onder meer koffertjes van Glock pistolen en een .22 LongRifle geweer (lang vuurwapen) zijn aangetroffen. Verder blijkt uit OVC-gesprekken dat diverse leden van het CSV over deze auto spreken als stashlocatie ( [medeverdachte 10] , [medeverdachte 13] , [medeverdachte 11] die het hebben over wegleggen van wapens in de grijze wagen, (…); [medeverdachte 3] die zegt dat ‘in die Voyager’ een boodschappentas staat met een blauwe trui erop, (…); [medeverdachte 4] , [medeverdachte 11] , [betrokkene 3] en [medeverdachte 1] die praten over wapens (Glock, M16’s en een lang wapen) die in de kofferbak van ‘die grijze’ liggen(…) ; [medeverdachte 4] die na de doorzoeking op 23 oktober 2019 zegt “Die grijze stond op jouw naam. Vijf dagen geleden lagen er 12 M-16tjes in en een Glock”). Op diverse camerabeelden is voorts te zien dat verschillende verdachten met gevulde tassen in de richting van dat terrein lopen of daarvandaan komen.
Van het terrein aan de [b-straat] in Oss is op grond van de bewijsmiddelen vast te stellen dat dat in gebruik was bij leden van het CSV, terwijl de Mercedes-Benz Sprinter waarin de vuurwapens zijn aangetroffen door leden van het CSV daar naartoe is gereden en is gestald, naar het hof vaststelt, op verzoek of in opdracht van [medeverdachte 4] (vide verklaring [medeverdachte 13] ). In elk geval [medeverdachte 13] , [medeverdachte 10] en [medeverdachte 15] waren hier verder bij betrokken. En, zoals gezegd, werd op een van de vuurwapens die in de bus zijn aangetroffen, DNA-materiaal aangetroffen dat matcht met het DNA van [medeverdachte 4] en [medeverdachte 6] (1964).
Op grond van deze feiten en omstandigheden schrijft het hof de op de stashlocaties aangetroffen vuurwapens, onderdelen daarvan en munitie toe aan het CSV waarvan verdachten deel uitmaakten.
Het hof concludeert voorts dat het niet anders kan zijn dan dat alle verdachten van het CSV op de hoogte waren van het bestaan van deze (stash)locaties.
Door en namens een aantal verdachten is in hoger beroep betoogd dat zij niet afwisten van de stashlocaties. Het hof hecht aan die verklaringen geen geloof.
In de eerste plaats heeft het hof hiervoor al overwogen dat alle verdachten wisten van de (frequente) aanwezigheid van vuurwapens op het woonwagenkamp, dat zij op diverse momenten vuurwapens in of nabij de schuur voorhanden hebben gehad en dat zij bekend waren met het feit dat binnen het CSV sprake was van vuurwapenhandel, waarbij [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] de centrale spelers waren. Die vuurwapens moesten ergens vandaan komen en buiten het zicht en op een veilige plek worden opgeborgen. Het ligt voor de hand dat dit op of in de nabijheid van het woonwagenkamp gebeurde.
Daar komt bij dat uit de bewijsmiddelen blijkt dat alle verdachten in zijn algemeenheid bekend waren en in voorkomende gevallen zich actief ook bezighielden met het opbergen van vuurwapens in verborgen ruimtes/stashplekken. Het gebruik van stashes was dus niet alleen een vast onderdeel van de werkwijze van de organisatie als geheel; elke individuele verdachte komt in het dossier voor in relatie tot het stashen/opbergen van wapens (in een verborgen ruimte). Dit volgt uit DNA-matches met het DNA van diverse verdachten op vuurwapens/vuurwapenonderdelen die in de stashlocaties zijn aangetroffen, uit de auto’s met verborgen ruimtes die zijn aangetroffen en die aan verdachten kunnen worden toegeschreven, uit camerabeelden waarop te zien is dat verdachten vanuit de schuur met tassen richting perceel [a-straat 2] lopen (waar zich stashplaatsen bevonden), verdwijnen tussen de geparkeerde auto’s en terugkomen met lege handen, en uit de OVC-gesprekken waarin op diverse momenten door verdachten zelf wordt gesproken over opbergen, stashen en het daaruit ophalen of daarnaar wegbrengen van vuurwapens. Het hof geeft hieronder, niet uitputtend een aantal uit de bewijsmiddelen blijkende voorbeelden.
- Zo is in de gepantserde auto op naam van [verdachte] en die door hem werd gebruikt achter een paneel in het dashboard een verborgen ruimte met daarin een pistool aangetroffen (van merk Smith & Wesson) met daarin 13 patronen.
- In de Citroën Berlingo [kenteken 2] , die in gebruik was bij [medeverdachte 1] (…) is in het dashboard een verborgen ruimte aangetroffen, waarin een doorgeladen pistool Walther PPK met patroonhouder en totaal 19 patronen alsmede een patroonhouder van een Walther PK380 met 8 stuks munitie werden aangetroffen (…).
- In de ondergrondse bergplaats achter de [a-straat 3] werd een Walther PK380 en bijbehorend patroonmagazijn aangetroffen. Op beide voorwerpen werd een DNA-mengprofiel van onder meer [medeverdachte 1] aangetroffen (…).
- In de woning van [medeverdachte 3] ( [a-straat 1] ) is in een laars in de kruipruimte een blikje met 7 patronen aangetroffen. Tussen de erfafscheiding, de betonnen schutting en een gaashekwerk werd in een laars een (in vacuüm verpakt) vuurwapen Beretta 70 met patroonhouder en 7 patronen aangetroffen. Op het vuurwapen is een DNA-mengprofiel met onder meer een match met het DNA van [medeverdachte 3] aangetroffen (…).
- Zoals het hof hierna zal overwegen, acht het hof bewezen dat [verdachte] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] deze wapens voorhanden hebben gehad. Zij moeten derhalve ook bekend zijn geweest met de verborgen ruimtes.
- Op 9 oktober 2018 vindt een gesprek plaats tussen [medeverdachte 3] en een onbekende man. Het gesprek gaat over een verborgen ruimte die nog in de auto gemaakt moet worden en hoe die dan geopend moet worden door het bedienen van bepaalde knoppen in een bepaalde volgorde (…).
- Op 26 november 2018 zegt [medeverdachte 4] in gesprek met [medeverdachte 12] en [medeverdachte 6] (1964): [medeverdachte 4] :
'Mij interesseert het niet. Ze hebben dat stash autootje gekocht voor 18 ruggen geloof ik, dat zat volgepakt met wapens zonder kentekenborden die verlopen zijn, staat ergens geparkeerd...' (…).
- Op 22 december 2018 zegt [medeverdachte 4] : “
Westashennu (…) met eenstashauto.” (…).
- [medeverdachte 4] klaagt op 2 januari 2019 (in aanwezigheid van [medeverdachte 9] en [medeverdachte 6] (1964)) erover dat ‘ze’ (hof: onbekend wie hij daarmee bedoelt) niet weten hoe ze een
stash autoopen moeten maken terwijl ze er 600 keer hebben bijgestaan. Even later gaat het kennelijk over waar wapens moeten worden opgeborgen en zegt [medeverdachte 9] “
sporttas”, waarop [medeverdachte 4] antwoordt dat het daar niet bij past want daar liggen die eitjes (het hof begrijpt: handgranaten) onderin. “
Deze zit vol”, merkt [medeverdachte 4] op, “
of je moet die Kalasjnikov eruit pakken en dat geweer, dan wel”. [medeverdachte 9] reageert: “
Dan kan je beter dit wegleggen” (…).
- Op 21 februari 2019 zegt [medeverdachte 4] in aanwezigheid van/gesprek met [medeverdachte 10] , [medeverdachte 6] (1979), [verdachte] en [medeverdachte 6] (1964): “
Moet je even die grote weegschaal uit de bus pakken (…) Boven meteen voor de deur, in destash” (…).
- [medeverdachte 4] op 28 februari 2019: “
kijk maar in destash”. [medeverdachte 6] (1979): “
Heeft daar water in gestaan?” [medeverdachte 4] : “Welke? Ja daar”. (…).
- Op 20 maart 2019 vraagt [medeverdachte 4] aan [medeverdachte 1] of er nog 2 geweren in die ‘
bush’(fon) liggen, hetgeen [medeverdachte 1] bevestigt. Ook vraagt [medeverdachte 4] “
Wat ligt er in de auto dan”, waarop [medeverdachte 1] zegt dat die helemaal vol ligt. [medeverdachte 11] bevestigt dit. [medeverdachte 1] zegt vervolgens “
Dan gooi ik deze wel in de Caddy” (…).
- Op 21 mei 2019 zegt [medeverdachte 5] in aanwezigheid van [medeverdachte 11] , [medeverdachte 4] , [verdachte] dat hij zijn
stashniet dicht kreeg, dat hij
zijnstash had openstaan in verband met een UZI geweer (…).
- In de ondergrondse bergruimte is een Spectre M4 aangetroffen, zijnde een zeer zeldzaam voorkomend vuurwapen. Ook [medeverdachte 5] spreekt er op 13 juni 2019 over als een zeldzaam wapen. In gesprek met [medeverdachte 13] en [medeverdachte 11] en later [medeverdachte 4] spreekt [medeverdachte 5] op 13 juni 2019 over een Spectre (…).
- Op 13 juni 2019 zegt [medeverdachte 4] in aanwezigheid van onder andere [medeverdachte 1] en [medeverdachte 10] dat iemand tegen hem had gezegd dat hij wapens moet ‘
wegstashen’ en [medeverdachte 5] zegt dat hij wapens in die stashruimte heeft liggen in een boodschappentas (…).
- Op diezelfde dag vraagt [betrokkene 3] op enig moment “
Is dat waar destashin zit”, waarop [medeverdachte 10] reageert met “Ja”. [betrokkene 3] zegt vervolgens dat [medeverdachte 10] even moet uitleggen hoe de
stashwerkt en dat hij die dan even moet wegleggen (…).
- Ook op die dag (13 juni 2019) hebben [medeverdachte 9] , [betrokkene 4] en [medeverdachte 13] het over vuurwapens (karabijn) en dempers, zijn er vuurwapengeluiden te horen en zegt [medeverdachte 9] op enig moment “
Lekker slim. Hij zegt net tegen mij dat die andere in destashgelegd”. [medeverdachte 13] reageert: “
Die zijn niet in destashgelegd, die liggen hier.” [medeverdachte 9] : “
Nee”. [medeverdachte 13] : “
Ik zet ze zelf hier neer (…) die moeten bij [medeverdachte 3] in de auto” (…).
- Op 11 juli 2019 wordt in aanwezigheid van [medeverdachte 11] over
stashautogesproken waarop [medeverdachte 11] zegt: “
Beter he?” (…). Even later zegt [medeverdachte 11] “
Wacht effe ouwe, dan kun je die tas wegleggen”, waarop [medeverdachte 6] (1964) vraagt: “
Wat deze?”. [medeverdachte 11] reageert ‘
ja’ en zegt: “
Hij is open… Nee nee nee die is dicht”. (…).
- Op 2 oktober 2019 zegt [medeverdachte 5] in aanwezigheid van [medeverdachte 4] en [verdachte] : “
Ik laat even 4 dozen hier [betrokkene 5] . Ik krijg ze niet in mijnstash” (…).
Nu elke verdachte wist dat zich met grote regelmaat en in grote aantallen zware vuurwapens op het woonwagenkamp bevonden, zij allen bekend waren met het stashen van vuurwapens en diverse verdachten ook concreet kunnen worden gelinkt aan in de stashlocaties aangetroffen vuurwapens of onderdelen van vuurwapens, kan het naar het oordeel van het hof niet anders dan dat de verdachten, als onderdeel van de bestendige samenwerking, wisten van deze stashlocaties. Dat niet is vast te stellen dat al deze verdachten individueel kennis hadden van de specifieke vuurwapens, onderdelen daarvan en munitie die daarin tijdens de doorzoekingen zijn aangetroffen, staat aan een bewezenverklaring van het medeplegen van het voorhanden hebben van deze voorwerpen niet in de weg. Nu het voorhanden hebben van vuurwapens en het gebruik van stashlocaties een vast onderdeel van hun werkwijze was en de verdachten op de hoogte moeten zijn geweest van het bestaan van deze stashlocaties met daarin opgeslagen vuurwapens, onderdelen daarvan en munitie, is daarmee naar het oordeel van het hof het voorwaardelijk opzet van al deze verdachten ook gericht geweest op het voorhanden hebben van de concreet in de tenlastelegging genoemde voorwerpen die in deze stashlocaties zijn aangetroffen. De inhoud van de stashlocaties, zo blijkt ook uit de OVC-gesprekken, wisselde ook voortdurend. Vuurwapens kwamen en gingen en soms moest er zelfs ruimte gemaakt worden omdat een stashlocatie vol zat.
Omdat sprake is van medeplegen is daarbij niet noodzakelijk dat elke verdachte individueel de beschikkingsmacht had over al deze voorwerpen afzonderlijk. Voldoende is dat de verdachten die beschikkingsmacht gezamenlijk hadden. Dat is naar het oordeel van het hof het geval. Zij wisten dat in de stashlocaties de wapens van de leden van het CSV waren opgeslagen, en ten aanzien van verschillende verdachten blijkt uit de bewijsmiddelen dat zij (op enig moment) gebruik maakten van de stashlocaties, door wapens daarnaartoe te brengen of daaruit op te halen. Kennelijk hadden zij toegang tot de stashlocaties.
Het hof komt aldus tot een bewezenverklaring van het medeplegen van het voorhanden hebben van de in de genoemde stashlocaties aangetroffen vuurwapens, onderdelen daarvan en munitie.
Het hof stelt vast dat geen vuurwapens van het merk Glock zijn aangetroffen. Wel zijn koffertjes van dit merk aangetroffen alsmede diverse attributen die bij het desbetreffende vuurwapen horen. Uit het relaas van [verbalisant 2] volgt dat deze koffers behoorden bij echte vuurwapens. Uit de OVC-gesprekken is - kort gezegd - op te maken dat deze koffers inclusief de daadwerkelijke vuurwapens op eerdere momenten daadwerkelijk in het bezit waren van het CSV en vervolgens uit de koffers zijn gehaald om in de verborgen ruimte van het voertuig van [medeverdachte 5] te kunnen worden vervoerd. Op grond hiervan verklaart het hof, net als de rechtbank, ook het voorhanden hebben van deze vuurwapens voor alle verdachten bewezen, ook al zijn die vuurwapens zelf niet meer aangetroffen.
Ad 4.3 voorhanden hebben van concreet aangetroffen vuurwapens op andere plaatsen
In het onderzoek is ook een aantal vuurwapens en onderdelen daarvan gevonden op andere plaatsen dan deze stashlocaties. Het hof is net als de rechtbank van oordeel dat deze voorwerpen niet via de hiervoor besproken redenering aan alle verdachten die voor dit feit worden vervolgd, kunnen worden toegerekend. Voor deze voorwerpen zal het hof hierna bespreken voor welke verdachten het voorhanden hebben ervan wordt bewezenverklaard. De andere verdachten worden vrijgesproken van het voorhanden hebben van die concrete voorwerpen.
i. Smith & Wesson, model 659
Het in de tenlastelegging opgenomen vuurwapen van het merk Smith & Wesson, model 659, is aangetroffen in een gepantserde BMW 560L met kenteken [kenteken 1] ., die op naam stond van [verdachte] . Hij bespreekt in een op zijn telefoon aangetroffen bericht dit voertuig en het aangetroffen pistool: “Boys in mijn auto is blijkbaar een pistool gevonden in de BMW dus kan zijn dat ik morgen word opgehaald. Zal wel nie veel speciaals zijn miss ff paar dagen vastzitten” Het hof gaat er op grond van de bewijsmiddelen vanuit dat [verdachte] wetenschap had van de aanwezigheid van dit vuurwapen en daarover de beschikkingsmacht had. Het hof is van oordeel dat uit het woord ‘blijkbaar’ niet volgt dat [verdachte] geen wetenschap had van dit aangetroffen vuurwapen. Het hof begrijp het aldus dat [verdachte] hiermee bedoelde dat hij had vernomen of geconstateerd dat het vuurwapen ‘blijkbaar’ was aangetroffen. Hij toont zich ook niet verrast over de aanwezigheid van een vuurwapen in zijn auto en stelt geen vragen, bijvoorbeeld over van wie het vuurwapen afkomstig is, hetgeen wel in de rede had gelegen als een onbekende een vuurwapen in zijn auto zou achterlaten. Het hof acht derhalve wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] dit vuurwapen voorhanden heeft gehad.
In het bosgebied bij het woonwagenkamp aan de [verbalisant 2] in Oss is één vuurwapen van het merk Walther, model PPK, aangetroffen. Ook in de Citroen Berlingo, kenteken [kenteken 2] , is een vuurwapen van dat merk en model aangetroffen. Daarnaast zijn in dat voertuig aangetroffen een patroonhouder Walther PK 380 en munitie aangetroffen. Dit voertuig werd gebruikt door [medeverdachte 1] en stond ter hoogte van zijn perceel geparkeerd. Het hof verklaart bewezen dat [medeverdachte 1] deze voorwerpen voorhanden had.
Bij de woning aan de [a-straat 1] , destijds in gebruik bij [medeverdachte 3] , is in een laars een pistool van het merk Beretta, model 70, aangetroffen. Hierop is DNA aangetroffen dat is toe te schrijven aan [medeverdachte 3] . In de kruipruimte van die woning zijn in een blikje in een laars ook patronen aangetroffen. Het hof verklaart op grond hiervan bewezen dat [medeverdachte 3] deze voorwerpen voorhanden heeft gehad.
Het in de tenlastelegging opgenomen vuurwapen van het merk Zastava, model M57, is aangetroffen in een vakantiewoning in [plaats] , Friesland. Deze vakantiewoning was niet in gebruik bij de verdachten die voor dit feit worden vervolgd. Het hof zal de verdachten daarom (partieel) vrijspreken van het voorhanden hebben van dit vuurwapen.
In de zaken van [medeverdachte 9] , [medeverdachte 13] , [verdachte] , [medeverdachte 6] (1964) en [medeverdachte 3] komt het hof tot een bewezenverklaring van het medeplegen van voorhanden hebben van vuurwapens, onderdelen van vuurwapens en munitie, meermalen gepleegd.”