Conclusie
1.Inleiding
2.Het eerste middel
Audi A1 met [kenteken 3] (2, 3g en 3n)
[VIN 1]
D.P.) en het kenteken dat is gebruikt voor het ‘omkatten’ van de auto ( [kenteken 3] ) op naam stond van de verdachte vanaf het moment dat het nieuwe kenteken werd afgegeven. Verder is daarbij van belang dat het hof heeft vastgesteld dat het oorspronkelijke zitmeubilair van de gestolen auto (Audi A1) is aangetroffen in de loods die werd gehuurd door de verdachte, terwijl in die Audi zitmeubilair was geïnstalleerd dat afkomstig was uit de in de nacht van 29 op 30 oktober 2019 gestolen Audi met [kenteken 2] . Het hof heeft daaruit kennelijk en niet onbegrijpelijk afgeleid dat het zitmeubilair van de ‘omgekatte’ Audi is verwijderd en vervangen, nadat de verdachte deze voorhanden had gekregen en de verdachte daarvan wetenschap droeg.
3.Het tweede middel
Vordering tot schadevergoeding [benadeelde 2]
Schade
in veel gevallenkan worden gekozen voor berekening van de schade uitsluitend aan de hand van de (vervangings)waarde [4] van die zaak in het economisch verkeer (abstracte schadeberekening) en er ook in andere, bijzondere gevallen op zowel praktische gronden als om redenen van billijkheid een
uitzonderingkan worden gemaakt op het uitgangspunt van concrete schadeberekening. Anders dan de steller van het middel lees ik hier niet in dat er in een geval als onderhavige ‘geen rechtsgrond’ bestaat om een hoger bedrag toe te wijzen dan de dagwaarde. [5]