ECLI:NL:PHR:2024:86
Parket bij de Hoge Raad
- Rechtspraak.nl
Cassatieberoep tegen veroordeling voor mensenhandel en ontuchtige handelingen met minderjarigen
In deze zaak is de verdachte, geboren in 2001, bij arrest van 26 oktober 2022 door het gerechtshof Amsterdam veroordeeld voor meerdere feiten, waaronder mensenhandel en ontuchtige handelingen met minderjarigen. Het hof heeft de verdachte een jeugddetentie van tien maanden opgelegd, waarvan zeven maanden voorwaardelijk, en een schadevergoeding van € 5.000,00 aan de benadeelde partij toegewezen. De verdachte heeft cassatie ingesteld tegen deze veroordeling, waarbij zijn advocaat drie middelen van cassatie heeft voorgesteld. Het eerste middel betreft de verwerping door het hof van een door de verdachte geschetst alternatief scenario. Het hof heeft geoordeeld dat de verklaring van de verdachte niet als een betrouwbaarheidsverweer kon worden aangemerkt. Het tweede middel richt zich op de motivering van de strafoplegging, waarbij de steller van het middel aanvoert dat het hof onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de opgelegde jeugddetentie van tien maanden gerechtvaardigd is. Het derde middel betreft de toekenning van de immateriële schadevergoeding, waarbij de steller van het middel meent dat het hof onvoldoende heeft gemotiveerd waarom het bedrag van € 5.000,00 is toegewezen. De Procureur-Generaal concludeert dat alle middelen falen en dat er geen gronden zijn voor vernietiging van de uitspraak. De conclusie strekt tot verwerping van het beroep.