Conclusie
1.Inleiding en samenvatting
2.Feiten en procesverloop
3.Bespreking van het cassatiemiddel
onderdeel IIIdat doet, geldt daarvoor hetzelfde. Dat onderdeel bevat echter ook nog een zelfstandige klacht (hierna 3.8). Het onderdeel richt zich tegen rechtsoverweging 5.3:
onderdeel IVbevat zowel voortbouwklachten als zelfstandige klachten. Het onderdeel richt zich tegen rechtsoverweging 5.4:
alinea IV.2verwijst naar de onder [IV.]1 aangehaalde betwisting, bouwt zij voort op de klacht van de voorgaande alinea. Daarnaast lees ik in de alinea de klacht dat het hof [eiseres] B.V. had moeten toelaten tot tegenbewijs.
vaststaandbeschouwen (met een uitzondering voor het geval dat aanvaarding van de stellingen zou leiden tot een rechtsgevolg dat niet ter vrije bepaling van partijen staat). Welnu, vaststaande feiten behoeven niet te worden bewezen en tegenbewijs tegen vaststaande feiten is niet aan de orde.
als bestuurder van de vennootschapmet de renteverlagingen heeft ingestemd, namelijk de spreeknotities van de advocaat van [eiseres] B.V. bij gelegenheid van de mondelinge behandeling in hoger beroep onder 5 t/m 13. Lees ik die alinea’s door, dan lees ik onder 10 de stelling dat [vader van kleinkinderen 1 en 2] (ook) namens [kleinkind 2] en [kleinkind 1] met een rente van 2,5% heeft ingestemd.
bijzonder curator. [7] Dat het belang van [vader van kleinkinderen 1 en 2] als toenmalig bestuurder en aandeelhouder van [eiseres] B.V. tegengesteld was aan dat van [kleinkinderen 1 en 2] is evident. De uitleg die het hof aan het handelen van [vader van kleinkinderen 1 en 2] heeft gehecht, kan men duiden als een vorm van conformerende uitleg: [8] zonder duidelijke aanwijzingen van het tegendeel dient niet te worden aangenomen dat een wettelijke vertegenwoordiger heeft gedaan wat hij niet behoorde te doen, namelijk in plaats van om de benoeming van een bijzonder curator te verzoeken, de minderjarige ondanks het tegengestelde belang vertegenwoordigen.
enkel(meer noemt hij niet) de lage rentestand, de financiële positie van [eiseres] B.V. en het handelen van [vader van kleinkinderen 1 en 2] . Daarom vermeld ik voor zijn begrip dat dynamische uitleg niet een zelfstandige uitlegmaatstaf is, maar eenvoudig een toepassing van de Haviltex-maatstaf naar aanleiding van tussen partijen voortschrijdende gebeurtenissen. Uitgaande van een driepartijenovereenkomst komt het voor de hoogte van de overeengekomen rente ook bij dynamische uitleg dus nog steeds mede aan op hetgeen [eiseres] B.V. en eventueel ook [vader van kleinkinderen 1 en 2] als wettelijk vertegenwoordiger van [kleinkinderen 1 en 2] als de bedoeling van de grootouders redelijkerwijs mochten begrijpen en verwachten.
onderdeel VIhad het hof met toepassing van art. 25 Rv de stellingen van [eiseres] B.V. mede als een beroep op de klachtplicht van art. 6:89 BW moeten duiden. Verwezen wordt naar de volgende vindplaatsen:
onder Cin de procesinleiding in cassatie valt te lezen.