In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden werd behandeld, hebben appellanten [appellante] en [appellant] hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland. Het hof heeft in een eerder tussenarrest van 31 januari 2023 geoordeeld dat de vorderingen van appellanten toewijsbaar zijn. De zaak betreft renteberekeningen die door de geïntimeerde, Bosma B.V., werden betwist. Het hof heeft partijen de gelegenheid gegeven om hun eigen berekeningen van de achterstallige rente over te leggen. Beide partijen hebben hierop gereageerd met hun berekeningen, waarbij [appellante] aanspraak maakt op € 39.435,05 en [appellant] op € 43.312,52 aan rente, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding.
Bosma B.V. heeft de bedragen niet gemotiveerd betwist, waardoor het hof deze bedragen heeft overgenomen en Bosma B.V. heeft veroordeeld tot betaling. Daarnaast heeft Bosma B.V. verzocht om terug te komen van eerdere beslissingen in het tussenarrest, maar het hof heeft dit verzoek afgewezen, omdat het niet in lijn was met de goede procesorde. Het hof heeft geconcludeerd dat het hoger beroep van appellanten slaagt, het bestreden vonnis wordt vernietigd en Bosma B.V. wordt veroordeeld tot betaling van de gevorderde bedragen, inclusief de proceskosten van de eerste aanleg.
De beslissing van het hof omvat ook de veroordeling van Bosma B.V. in de proceskosten van beide instanties, met specificatie van de kosten die door appellanten zijn gemaakt. Het hof heeft bepaald dat de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad zijn en heeft verdere vorderingen afgewezen.