Conclusie
Nummer22/02047
Inleiding
Het eerste en het tweede middel
Te beoordelen verzoeken
Het derde middel
Het vierde middel
De verdachte heeft zijn deelname aan de gesprekken niet ontkend.
Parket bij de Hoge Raad
In deze zaak gaat het om de verdachte, geboren in 1981, die door het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 2 juni 2022 is veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht maanden voor deelname aan een criminele organisatie, met name in verband met de Opiumwet. De verdachte heeft cassatie ingesteld en vijf middelen van cassatie voorgesteld, waarbij de focus ligt op de afwijzing van getuigenverzoeken en de betrouwbaarheid van tapgesprekken. De eerste twee middelen klagen over de afwijzing van verzoeken om getuigen te horen, die volgens de verdediging belastende verklaringen zouden kunnen opleveren. Het hof heeft deze verzoeken afgewezen, omdat de verdediging niet voldoende heeft aangetoond dat er twijfel bestaat over de inhoud van de tapgesprekken. De verdediging heeft ook betoogd dat de getuigen belastende verklaringen hebben afgelegd, maar het hof oordeelt dat de getuigenverzoeken niet zijn gedaan om een belastende verklaring te betwisten. Het hof heeft verder overwogen dat de verdachte nooit heeft ontkend dat hij gespreksdeelnemer is in de tapgesprekken, en dat er geen concrete argumenten zijn aangedragen die de betrouwbaarheid van de tapverslagen in twijfel trekken. De conclusie van de Advocaat-Generaal strekt tot strafvermindering, omdat de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak is overschreden. De overige middelen falen, en de uitspraak van het hof wordt vernietigd, maar alleen wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf.