ECLI:NL:PHR:2024:49
Parket bij de Hoge Raad
- Rechtspraak.nl
Falende bewijsklachten mensenhandel en de rol van de verdachte in de facilitering van prostitutie
In deze zaak is de verdachte, geboren in 1993, veroordeeld door het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 7 februari 2022 voor mensenhandel, waarbij de betrokken persoon nog geen achttien jaar oud was. De verdachte kreeg een gevangenisstraf van acht maanden, met aftrek van voorarrest, en er werd een schadevergoedingsmaatregel opgelegd aan de benadeelde partijen. De zaak heeft samenhang met andere zaken tegen medeverdachten. De advocaat van de verdachte, W.B. Lisi, heeft twee middelen van cassatie ingediend. Het eerste middel betwist de bewijsvoering van het hof, met de stelling dat niet kan worden vastgesteld dat de verdachte wist of moest vermoeden dat het slachtoffer zich beschikbaar stelde voor seksuele handelingen. Het hof heeft echter vastgesteld dat de verdachte het slachtoffer een verblijfadres heeft geboden en dat hij en een medeverdachte het slachtoffer begeleidden naar klanten. Dit leidde het hof tot de conclusie dat de verdachte zich bewust was van de prostitutiewerkzaamheden van het slachtoffer, wat de bewezenverklaring ondersteunt. Het tweede middel betwist de kwalificatie van medeplegen, maar het hof heeft geoordeeld dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte, wat voldoende gemotiveerd is. Beide middelen falen, en de conclusie van de procureur-generaal strekt tot verwerping van het beroep. De redelijke termijn in cassatie zal op 8 februari 2024 worden overschreden, maar er zijn geen gronden voor vernietiging van de uitspraak.