ECLI:NL:PHR:2024:477

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
14 mei 2024
Publicatiedatum
26 april 2024
Zaaknummer
22/04915
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Strafrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep tegen veroordeling voor overval en witwassen

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van de verdachte, die eerder door het gerechtshof Amsterdam was veroordeeld voor diefstal met geweld en medeplegen van eenvoudig witwassen. De verdachte is op 28 december 2019 betrokken geweest bij een gewapende overval op een Lidl-supermarkt in Amsterdam, waarbij hij samen met een medeverdachte geweld heeft gebruikt tegen het personeel. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaar, met aftrek van voorarrest. In cassatie zijn drie middelen van cassatie ingediend. Het eerste middel betreft klachten over de bewijsvoering van het bewezen verklaarde feit van diefstal. Het tweede middel richt zich tegen de kwalificatie van het witwassen, en het derde middel betreft de overschrijding van de inzendtermijn in de cassatiefase. De conclusie van de Procureur-Generaal is dat de middelen falen, behalve het derde middel, dat slaagt vanwege de overschrijding van de inzendtermijn. De Procureur-Generaal adviseert tot vernietiging van de uitspraak, maar alleen wat betreft de duur van de opgelegde straf, en tot verwerping van het beroep voor het overige.

Conclusie

PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
Nummer22/04915
Zitting14 mei 2024
CONCLUSIE
T.N.B.M. Spronken
In de zaak
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2000,
hierna: de verdachte

1.Het cassatieberoep

1.1
De verdachte is bij arrest van 20 december 2022 door het gerechtshof Amsterdam wegens het tenlastegelegde onder:
1. “diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen” en
3. “medeplegen van eenvoudig witwassen”,
veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren met aftrek van de tijd als bedoeld in art. 27 Sr. Daarnaast heeft het hof de vorderingen van de benadeelde partijen (gedeeltelijk) toegewezen en voor de toegewezen bedragen een schadevergoedingsmaatregel opgelegd, een en ander zoals nader in het arrest omschreven.
1.2
Er bestaat samenhang met de zaak 22/04809, waarin ik vandaag ook zal concluderen.
1.3
Het cassatieberoep is ingesteld namens de verdachte. S.J. van der Woude, advocaat te Amsterdam, heeft drie middelen van cassatie voorgesteld.
1.4
Het eerste middel komt met verschillende klachten op tegen de bewijsvoering van het onder 1 bewezen verklaarde feit. Het tweede middel klaagt over de kwalificatie van het onder 3 bewezen verklaarde feit. Het derde middel klaagt over de overschrijding van de inzendtermijn. Ik geef hierna – voor zover voor de bespreking van de middelen van belang – eerst de bewezenverklaring, de bewijsmiddelen en de bewijsoverwegingen weer en bespreek daarna de middelen.

2.Bewezenverklaring, bewijsmiddelen en bewijsoverwegingen

2.1
Ten laste van verdachte is bewezen verklaard dat:
“1. hij op 28 december 2019 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen 1996,44 euro toebehorende aan de Lidl en drie telefoons toebehorende aan [betrokkene 1] of [betrokkene 2] of [betrokkene 3] , welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen [betrokkene 1] en [betrokkene 2] en [betrokkene 3] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij, verdachte, en zijn mededader, gemaskerd en met een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, en een koevoet, de winkel zijn binnengegaan en dat vuurwapen, althans dat op een vuurwapen gelijkend voorwerp hebben gericht op [betrokkene 1] en [betrokkene 2] en vervolgens met dat vuurwapen, althans met dat op een vuurwapen gelijkend voorwerp meermalen tegen het hoofd van [betrokkene 1] hebben geslagen en [betrokkene 1] en [betrokkene 2] en [betrokkene 3] , met dat vuurwapen, althans met dat op een vuurwapen gelijkend voorwerp hebben gedwongen mee te lopen naar een ander vertrek (kantoor) en vervolgens in genoemd vertrek tegen [betrokkene 1] en [betrokkene 2] en [betrokkene 3] hebben gezegd dat zij op hun buik moesten gaan liggen en [betrokkene 2] tegen de grond hebben geduwd en/of getrokken en de armen van [betrokkene 1] en [betrokkene 2] en [betrokkene 3] hebben vastgebonden en de kleding van [betrokkene 1] en [betrokkene 2] en [betrokkene 3] hebben doorzocht;
3. hij in de periode van 28 december 2019 tot en met 30 december 2019 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, een voorwerp, te weten een geldbedrag van 869,39 euro, voorhanden heeft gehad, terwijl hij, verdachte, wist dat dat voorwerp – onmiddellijk – afkomstig was uit eigen misdrijf.”
2.2
De bewezenverklaring steunt, voor zover voor de bespreking van het eerste middel van belang, onder andere op de volgende bewijsmiddelen:
“11. Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2019271988 van 17 januari 2020, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 2] . Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven,
als mededeling van de verbalisanten[doorgenummerde pagina’s 058-059]:
Op 28 december 2019, omstreeks 21:15 uur, kregen wij de opdracht te gaan naar de Lidl supermarkt, Zuideinde te Amsterdam.
Wij hoorden via de collega’s van de uniformdienst dat zij via de find my Iphone app van het weggenomen toestel van het slachtoffer [betrokkene 3] de locatie hadden achterhaald van dit toestel. Vervolgens hoorden wij van de collega’s dat zij alle drie de telefoontoestellen van de slachtoffers hadden aangetroffen in een aanhangwagen op het Zuideinde ter hoogte van perceel 326 te Amsterdam (het hof begrijpt aan de hand van Google Maps dat deze locatie is gelegen tussen de overvallen Lidl aan het Zuideinde 280 en de telefoonmast(en) aan het Perenpad die de telefoons van de verdachte en zijn mededader omstreeks 21:15 uur aanstraalden).
(…)
22. Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2019271988 van 14 juni 2021, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 2] . Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven,
als mededeling van de verbalisant[doorgenummerde pagina’s 289-292]:
Telefoonnummer [telefoonnummer 1]
Van het telefoonnummer [telefoonnummer 1] werden historische telefonische gegevens gevorderd voor de periode van 1 oktober 2019 tot en met 5 januari 2020. De gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer 1] werd vastgesteld als [verdachte] . ik zag dat het telefoonnummer alleen in de periode van 12 december 2019 tot en met 29 december 2019 in gebruik was. Met betrekking tot de periode kort voor, na en tijdens de overval, zie ik op de historische gegevens het volgende:
Datum
Tijd
Cell-ID
Huidige locatie blijkens Cell-ID LIO
28-12-2019
17:41
[nummer 1]
Molukkenstraat 493-545, 1095BJ, Amsterdam
28-12-2019
18:41
[nummer 2]
Grondzeiler 1-80, 1035AK Amsterdam
28-12-2019
21:15
[nummer 3]
Perenpad 3, 1033TB, Amsterdam
Telefoonnummer [telefoonnummer 2]
Van het telefoonnummer [telefoonnummer 2] werden historische telefonische gegevens gevorderd voor de periode van 14 december 2019 tot en met 20 januari 2020. De gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer 2] werd vastgesteld als [medeverdachte] . Ik zag dat het telefoonnummer de gehele gevorderde periode in gebruik was. Met betrekking tot de periode kort voor, na en tijdens de overval, zie ik op de historische gegevens het volgende:
Cell-ID
Datum
Starttijd
Eindtijd
Locatie
[nummer 4]
28-12-2019
20:23.38
20:24.09
Scheepsbouwerweg Landsmeer 1121PC
[nummer 5]
28-12-2019
20:23.43
20:23.43
Klaprozenweg 75 Amsterdam 1033NN
[nummer 5]
28-12-2019
21:13.31
21:13.57
Klaprozenweg 75 Amsterdam 1033NN
[nummer 6]
28-12-2019
21:13.31
21:14.24
Kometensingel (bij C2000 bekend op Perenpad) 30 Amsterdam 1033BW
23. Een proces-verbaal van bevindingen met documentcode 14974846 van 17 juni 2021, ondertekend op 24 juni 2021, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 3] . Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang
Onderzoeksvraag
Het onderzoeksteam heeft mij gevraagd om navraag te doen wat de omschrijving “(bij C2000 bekend op Perenpad)” inhoudt.
Ik heb de vraag voorgelegd aan het team Interceptie en Sensing van de Landelijke Eenheid en kreeg onderstaand antwoord terug, ik citeer:
“Er bestaat op diezelfde plek waar de mast staat ook een fietspad met de naam Perenpad, wat de link naar C2000 is weet ik natuurlijk niet maar het lijkt mij logisch dat dezelfde mast ook een antenne voor C2000 heeft die daar onder de locatie-naam Perenpad ipv Kometensingel hangt en dat de monteur dat wist.””
2.3
Het hof heeft de bewezenverklaring, voor zover voor de bespreking van de middelen van belang, als volgt gemotiveerd:
“Bewijsoverweging feit 1
(…)
TelefoongegevensUit de camerabeelden van de [A] volgt dat de overvallers om 21:03 uur uit de Lidl kwamen. Het hof leidt uit de historische gegevens van de telefoonnummers van de verdachte en zijn medeverdachte [medeverdachte] af dat hun telefoons gedurende de overval niet actief waren en vrijwel gelijktijdig na de overval (21:13 uur respectievelijk 21:15 uur) in gebruik werden genomen in de buurt van het Perenpad te Amsterdam. Het hof leidt daaruit af dat zij direct na de overval dicht bij elkaar waren. De afstand tussen de Lidl en het Perenpad is blijkens Google Maps 1,2 kilometer en de fietsafstand bedraagt zes minuten. Uit het dossier komt naar voren dat de overvallers op de scooter zijn weggereden en dat de plaats waar de van het Lidl-personeel afgenomen telefoons zijn aangetroffen, op de route ligt van de Lidl naar het Perenpad. Het hof volgt de raadsman niet in zijn betoog dat uit de telefoongegevens van de verdachte blijkt dat hij gedurende de overval thuis is geweest.
(…)
Bewijsoverweging feit 3Voor een veroordeling van eenvoudig witwassen is vereist dat de verdachte het bedrag in de tenlastelegging voorhanden heeft gehad en/of heeft verworven, dat het bedrag van enig eigen misdrijf afkomstig is en dat de verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat dit bedrag van eigen misdrijf afkomstig was.
Het hof heeft – op basis van het voorgaande – vastgesteld dat de verdachte tezamen en in vereniging met medeverdachte [medeverdachte] de overval op de Lidl heeft gepleegd en dat het gestorte muntgeld, ten bedrage van € 869,39, een deel van de buit betreft. Het hof is aldus van oordeel dat de verdachte en medeverdachte [medeverdachte] dit bedrag voorhanden hebben gehad en wisten dat dit bedrag onmiddellijk van eigen misdrijf afkomstig was. Uit de bewijsmiddelen volgt dat de verdachte dit deel van de buit thuis in een kast heeft gelegd, dat hij zijn broer [betrokkene 4] de opdracht heeft gegeven om dit geldbedrag bij de medeverdachte [medeverdachte] te brengen, waarna het op 30 december 2019 op de rekening van medeverdachte [medeverdachte] is gestort. De medeverdachte [medeverdachte] heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij het geldbedrag op zijn rekening heeft gestort. Het hof acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan de voortgezette handeling van medeplegen van eenvoudig witwassen van € 869,39 zoals onder 3 tenlastegelegd. In zoverre zal het door de raadsman gevoerde verweer tot vrijspraak worden verworpen. Het hof zal de verdachte voor het overige tenlastegelegde partieel vrijspreken.”

3.Het eerste middel

3.1
Het eerste middel klaagt dat het hof de bewezenverklaring blijkens de bewijsmotivering mede heeft doen steunen op omstandigheden die niet kunnen worden afgeleid uit de door het hof gebezigde bewijsmiddelen. Het middel ziet op de door het hof vastgestelde omstandigheden dat:
1. de telefoons van de verdachte en medeverdachte [medeverdachte] gedurende de overval niet actief waren en vrijwel gelijktijdig na de overval (21.15 uur en 21.13 uur) in gebruik werden genomen;
2. deze ingebruikname van de telefoons in de buurt van het Perenpad te Amsterdam geschiedde;
3. de plaats waar de van het Lidl-personeel afgenomen telefoons zijn aangetroffen, op de route ligt van de Lidl naar het Perenpad;
4. en dat het hof de raadsman niet in zijn betoog volgt dat uit de telefoongegevens van de verdachte blijkt dat hij gedurende de overval thuis was.
3.2
Het middel bevat in de toelichting diverse klachten tegen de in randnummer 3.1 vermelde vaststellingen van het hof, die ik hieronder puntsgewijs opsom:
Klacht 1
Uit bewijsmiddel 22 kan volgens de steller van het middel niet volgen dat de telefoon van verdachte ten tijde van de overval (die blijkens de bewijsmiddelen rond 21.00 uur plaatsvond) buiten werking zou zijn geweest. De steller van het middel werpt het hof daarnaast tegen dat uit bewijsmiddel 22 volgt dat het telefoonnummer van medeverdachte [medeverdachte] de gehele gevorderde periode in gebruik was. Deze vaststelling zou, zo begrijp ik de steller van het middel, strijdig zijn met de conclusie van het hof dat de telefoon tijdens de overval uitgeschakeld is geweest.
Verder acht de steller van het middel de verklaring die in bewijsmiddel 23 wordt gegeven ten aanzien van de vermelding van de tekst “(bij C2000 bekend op Perenpad)” in bewijsmiddel 22 strijdig met de inhoud van bewijsmiddel 22, waaruit volgens de steller van het middel blijkt dat de telefoon van verdachte zowel voor als na de overval een mast aan de Klaprozenweg en/of de Kometensingel aanstraalde. Uit bewijsmiddel 22 en 23 zou zodoende niet kunnen worden afgeleid dat de telefoons van verdachte en medeverdachte [medeverdachte] , en daarmee de verdachte en medeverdachte zelf, in elkaars nabijheid zijn geweest.
Klacht 2
De steller van het middel klaagt voorts over de in bewijsmiddel 23 opgenomen toelichting van het lid van het team Interceptie en Sensing van de Landelijke Eenheid. De toelichting die het teamlid geeft over de tekst “bij C2000 bekend op Perenpad” uit bewijsmiddel 22 zou een ontoelaatbare gissing bevatten.
Klacht 3
Ten aanzien van de hiervoor onder 3.1. aangehaalde derde omstandigheid merkt de steller van het middel op dat dit een conclusie uit eigen onderzoek van het hof betreft. Het middel klaagt dat het hof deze omstandigheid niet ter terechtzitting ter sprake heeft gebracht, terwijl het hof daartoe wel gehouden was.
Bespreking van het middel
3.3
Bij de beoordeling van het middel moet worden vooropgesteld dat de selectie en waardering van het voorhanden bewijsmateriaal is voorbehouden aan de rechter die over de feiten oordeelt. In cassatie kan niet kan worden onderzocht of de door de feitenrechter in zijn bewijsmotivering vastgestelde feiten en omstandigheden juist zijn. De door de feitenrechter hieruit getrokken conclusies van feitelijke aard kunnen in cassatie slechts op hun begrijpelijkheid worden getoetst. [1]
3.4
In de eerste klacht gaat het om een verschil van inzicht tussen de steller van het middel en het hof over hoe de historische telefoongegevens kunnen of moeten worden geïnterpreteerd. De steller van het middel vindt in de telefoongegevens steun voor het standpunt dat de verdachte ten tijde van de overval thuis was, hetgeen de verdediging in hoger beroep heeft aangevoerd. Het hof leidt uit de telefoongegevens af dat de telefoons van verdachte en medeverdachte [medeverdachte] gedurende de overval niet actief waren en na de overval vrijwel gelijktijdig weer in gebruik werden genomen in de buurt van het Perenpad te Amsterdam. [2] Het hof concludeert op grond van deze vaststellingen dat de verdachte en medeverdachte na de overval dicht bij elkaar waren. Ook stelt het hof vast dat de plaats waar de van het Lidl-personeel afgenomen telefoons zijn gevonden op de route ligt van de Lidl naar het Perenpad.
3.5
In de vaststellingen die het hof op basis van de historische telefoongegevens heeft gedaan, ligt mijns inziens een voldoende gemotiveerde verwerping van het door de verdediging geschetste scenario, dat de verdachte thuis was, besloten. Dat het hof tot een andere interpretatie van de telefoongegevens komt dan de verdediging, met name met betrekking tot de vraag waar de mast die na de overval wordt aangestraald precies is gelegen, is onderdeel van de vrije bewijswaardering van de feitenrechter en kan in cassatie enkel op zijn begrijpelijkheid worden getoetst. De conclusie van het hof dat de verdachte zich kort na de overval in de nabijheid van medeverdachte [medeverdachte] bevond, is gelet op de inhoud van de bewijsmiddelen 22 en 23 niet onbegrijpelijk, zodat het middel in zoverre faalt.
3.6
In de tweede klacht wordt gesteld dat de toelichting op de tekst “bij C2000 bekend op Perenpad” in bewijsmiddel 23 een ontoelaatbare gissing betreft. De passage waarop de klacht ziet, is de volgende:
“Er bestaat op diezelfde plek waar de mast staat ook een fietspad met de naam Perenpad, wat de link naar C2000 is weet ik natuurlijk niet maar het lijkt mij logisch dat dezelfde mast ook een antenne voor C2000 heeft die daar onder de locatie-naam Perenpad ipv Kometensingel hangt en dat de monteur dat wist.”
3.7
Bewijsmiddel 23 is een proces-verbaal van bevindingen, in de wettelijke vorm opgemaakt door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar. Het proces-verbaal is daarmee een bewijsmiddel in de zin van art. 344 lid 1 sub 2° Sv en mag, net als een getuigenverklaring, geen feiten of omstandigheden bevatten die niet op eigen waarneming of ondervinding gebaseerd zijn. In het proces-verbaal voorkomende meningen, gissingen en/of conclusies mogen niet voor het bewijs gebruikt worden. [3]
3.8
In de passage waar het om gaat, geeft een lid van het team Interceptie en Sensing van de Landelijke Eenheid toelichting op de vermelding van de tekst “(Bij C2000 bekend op Perenpad)” in het overzicht van historische telefoongegevens van medeverdachte [medeverdachte] . Het betrokken teamlid geeft allereerst aan dat op de plaats waar de telefoonmast staat ook een fietspad met de naam Perenpad is gelegen. Dit is geen gissing en reeds op grond hiervan heeft het hof kunnen vaststellen dat de telefoon van medeverdachte [medeverdachte] in gebruik werd genomen in de buurt van het Perenpad. De klacht met betrekking tot de verklaring die gegeven wordt over de link tussen C2000 en het Perenpad behoeft dan ook geen verdere inhoudelijke bespreking.
3.9
Ten derde wordt geklaagd dat de vaststelling van het hof, inhoudende dat de plaats waar de van het Lidl-personeel afgenomen telefoons zijn aangetroffen op de route ligt van de Lidl naar het Perenpad, is gebaseerd op een conclusie uit eigen onderzoek van het hof. Volgens de steller van het middel heeft het hof deze omstandigheid niet ter terechtzitting ter sprake gebracht, terwijl het hof daartoe wel gehouden was. De passage waarop de klacht ziet, is de volgende (onderstreping door mij aangebracht):
“Vervolgens hoorden wij van de collega’s dat zij alle drie de telefoontoestellen van de slachtoffers hadden aangetroffen in een aanhangwagen op het Zuideinde ter hoogte van perceel 326 te Amsterdam (
het hof begrijpt aan de hand van Google Maps dat deze locatie is gelegen tussen de overvallen Lidl aan het Zuideinde 280 en de telefoonmast(en) aan het Perenpad die de telefoons van de verdachte en zijn mededader omstreeks 21:15 uur aanstraalden).”
Anders dan de steller van het middel betoogt, was het hof niet gehouden de onderstreepte passage ter zitting ter sprake te brengen en wel omdat het hier gaat om feiten van algemene bekendheid die ingevolge art. 339 lid 2 Sv geen bewijs behoeven en dus ook niet op de zitting ter sprake hoeven worden gebracht.
In dit verband kan worden verwezen naar een arrest van de Hoge Raad van 10 juli 2018 waarin de Hoge Raad op grond van de bewijsvoering van het hof en de daarin opgenomen verwijzing naar “de openbare bron www.google.nl/maps” vaststelde dat het hof kennelijk heeft geoordeeld dat het van algemene bekendheid is dat de woning van de getuige en haar echtgenoot recht tegenover het schuifhek is gelegen. Dit oordeel getuigde volgens de Hoge Raad niet van een onjuiste rechtsopvatting en was niet onbegrijpelijk. De Hoge Raad nam daarbij het volgende in aanmerking:
“2.4.1.
Ingevolge art. 339, tweede lid, Sv behoeven feiten of omstandigheden van algemene bekendheid geen bewijs. In de regel is een gegeven dat aan een internetbron is ontleend van algemene bekendheid indien dat gegeven geen specialistische kennis veronderstelt en de juistheid daarvan redelijkerwijs niet voor betwisting vatbaar is. (Vgl. HR 29 maart 2016, ECLI:NL:HR:2016:522, NJ 2016/249, rov. 2.4.)
2.4.2.
Geen rechtsregel dwingt de rechter ertoe een algemeen bekend gegeven bij het onderzoek op de terechtzitting ter sprake te brengen. Indien echter niet zonder meer duidelijk is of het gaat om een algemeen bekend gegeven, behoort de rechter dat gegeven aan de orde te stellen bij de behandeling van de zaak op de terechtzitting. Aldus wordt voorkomen dat hij zijn beslissing doet steunen op mededelingen of waarnemingen die hem buiten het geding ter kennis zijn gekomen en waarvan de overige bij het geding betrokkenen onkundig zijn gebleven, zodat zij niet in staat zijn geweest zich daarover uit te laten. Indien bij dat onderzoek op de terechtzitting vervolgens het uitdrukkelijk onderbouwde standpunt wordt ingenomen dat en waarom het gegeven niet van algemene bekendheid is, zal de rechter in geval van afwijking van dat standpunt in zijn uitspraak op de voet van art. 359, tweede lid, Sv de redenen dienen op te geven die daartoe hebben geleid. (Vgl. HR 11 januari 2011, ECLI:NL:HR:2011:BP0291, NJ 2011/116, rov. 3.2.2.)” [4]
3.1
In het onderhavige geval heeft het hof met behulp van Google Maps vastgesteld dat het perceel Zuideinde 326 gelegen is tussen de overvallen Lidl aan het Zuideinde 280 en de telefoonmasten aan het Perenpad die de telefoons van de verdachte en zijn medeverdachte omstreeks 21.15 uur aanstraalden. Nu de locaties (adressen) van de telefoonmasten aan het Perenpad zijn vermeld in bewijsmiddel 22, is deze vaststelling die het hof aan de algemeen toegankelijke bron Google Maps heeft ontleend, een gegeven dat door ieder van de in het geding betrokken partijen eenvoudig te achterhalen was. De vaststelling van het hof kan worden aangemerkt als een feit in de zin van art. 339 lid 2 Sv, waardoor het hof niet gehouden was deze vaststelling ter terechtzitting ter sprake te brengen.
3.11
Het middel faalt in al zijn onderdelen.

4.Het tweede middel

4.1
Het tweede middel is gericht tegen de kwalificatie van het onder 3 bewezen verklaarde feit. Volgens de steller van het middel had het hof het onder 3 bewezen verklaarde niet mogen kwalificeren als een afzonderlijk strafbaar feit en, daarmee, niet afzonderlijk in de strafoplegging mogen betrekken, omdat:
“ten aanzien van het verwerven of voorhanden hebben van voorwerpen die onmiddellijk uit eigen misdrijf afkomstig zijn, geldt dat die gedragingen niet zonder meer als witwassen als bedoeld in artikel 420bis lid 1 Sr kunnen worden gekwalificeerd wanneer uit de motivering van de uitspraak niet kan blijken dat de gedragingen van de verdachte ook (kennelijk) gericht zijn geweest op het daadwerkelijk verbergen of verhullen van de criminele herkomst van het voorwerp”.
4.2
Het middel berust op een verkeerde lezing van het arrest van het hof. Het hof heeft de verdachte niet veroordeeld voor witwassen in de zin van art. 420bis lid 1 Sr, maar voor
eenvoudigwitwassen in de zin van art. 420bis.1 Sr. Voor strafbaarheid op grond van laatstgenoemde bepaling is niet vereist dat – in het geval de verdachte middelen verwerft of voorhanden heeft die uit eigen misdrijf afkomstig zijn – door de verdachte handelingen zijn verricht die daadwerkelijk gericht zijn op het verbergen en verhullen van de criminele herkomst. [5]
4.3
Het middel faalt.

5.Het derde middel

5.1
Het derde middel klaagt over de overschrijding van de inzendtermijn in cassatie.
5.2
Blijkens de cassatieakte is op 28 december 2022 namens de verdachte cassatieberoep ingesteld. De stukken van het geding zijn op 10 oktober 2023 op de griffie van de Hoge Raad ontvangen. De inzendtermijn van 8 maanden is daarmee met ongeveer 6 weken overschreden; dit dient volgens de gebruikelijke maatstaf tot strafvermindering te leiden.
5.3
Het middel slaagt.

6.Slotsom

6.1
Het eerste en het tweede middel falen. Nu de verdachte door de rechtbank is vrijgesproken van het onder 1 tenlastegelegde, het hof in hoger beroep ten aanzien van dit feit tot een veroordeling is gekomen en naar mijn oordeel in cassatie tevergeefs is geklaagd over de bewijsvoering ten aanzien van dit feit door het hof, ligt afdoening met de aan art. 81 lid 1 RO ontleende motivering ten aanzien van het eerste middel niet in de rede. [6] Het derde middel slaagt.
6.2
Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden uitspraak aanleiding behoren te geven.
6.3
Deze conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde straf, tot vermindering daarvan naar de gebruikelijke maatstaf en tot verwerping van het beroep voor het overige.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG

Voetnoten

1.HR 18 september 2001, ECLI:NL:HR:2001:AD3530, rov. 3.3.
2.Zie de bewijsoverweging van het hof ten aanzien van feit 1, weergegeven in randnummer 2.3.
3.HR 21 januari 1975, ECLI:NL:HR:1975:AB5453, NJ 1975/179. Zie ook: B.F. Keulen & G. Knigge, Strafprocesrecht, Deventer: Wolters Kluwer 2020, par. 14.4.2 en A.J.A. van Dorst & M.J. Borgers, Cassatie in strafzaken, Deventer: Wolters Kluwer 2022, p. 338-339.
4.HR 10 juli 2018, ECLI:NL:HR:2018:1125, NJ 2018/344 m. nt. J.M. Reijntjes.
5.Kamerstukken II 2015/16, 34294, 3, p. 1-2; Mul/Van Rijn-Tonino, in: T&C Sr, art. 420bis.1 Sr, aant. 6.
6.HR 24 januari 2023, ECLI:NL:HR:2023:40, NJ 2023/106, m.nt. N. Keijzer, rov. 2.5.