ECLI:NL:PHR:2024:1419

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
5 november 2024
Publicatiedatum
14 januari 2025
Zaaknummer
23/00422
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Strafrecht
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hennepkwekerij in woning en medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet

In deze zaak heeft het gerechtshof ’s-Hertogenbosch de verdachte op 24 januari 2023 veroordeeld voor het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod. De verdachte, geboren in 1992, kreeg een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand en een taakstraf van 110 uren. Het cassatieberoep is ingesteld door de verdachte, vertegenwoordigd door advocaat E.E.W.J. Maessen. De zaak betreft een hennepkwekerij die op 3 januari 2019 werd aangetroffen in de woning van de verdachte. De politie vond 143 hennepplanten en diverse toebehoren voor de teelt. De verdachte verklaarde dat hij de hennepkwekerij had opgezet vanwege schulden en dat er vijf oogsten waren geweest. De medeverdachte, die ook in de woning verbleef, was op de hoogte van de kwekerij. Het hof concludeerde dat de verdachte en de medeverdachte samen verantwoordelijk waren voor de hennepteelt. De verdediging heeft vrijspraak bepleit, maar het hof verwierp dit en kwam tot een bewezenverklaring van het tenlastegelegde. De conclusie van de Procureur-Generaal strekt tot verwerping van het cassatieberoep, waarbij het hof oordeelt dat de bewijsvoering voldoende is onderbouwd en dat de verklaring van een anonieme getuige niet onterecht is gebruikt.

Conclusie

PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

Nummer23/00422

Zitting5 november 2024
CONCLUSIE
B.F. Keulen
In de zaak
[verdachte] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1992,
hierna: de verdachte
Het gerechtshof ’s-Hertogenbosch heeft de verdachte bij arrest van 24 januari 2023 wegens ‘medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod’ veroordeeld tot een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 maand, met een proeftijd van 2 jaren, alsmede tot een taakstraf van 110 uren, subsidiair 55 dagen hechtenis.
Er bestaat samenhang met de zaken 23/00423 P, 23/00280 en 23/00281 P. In deze zaken zal ik vandaag ook concluderen.
Het cassatieberoep is ingesteld namens de verdachte. E.E.W.J. Maessen, advocaat in Maastricht, heeft een middel van cassatie voorgesteld.
Dat middel betreft een bewijsklacht. Voordat ik het middel bespreek, geef ik de bewezenverklaring en de bewijsvoering weer.

Bewezenverklaring, bewijsmiddelen, bewijsoverwegingen

5. Het hof heeft ten laste van de verdachte bewezenverklaard dat:
‘hij in de periode van 1 augustus 2018 tot en met 03 januari 2019 te [plaats] , tezamen en in vereniging met een ander of anderen, opzettelijk heeft geteeld een groot aantal hennepplanten, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II.’
6. Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen (met weglating van verwijzingen):

1. Het proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij d.d. 30 maart 2019 (…), voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 1] , [verbalisant 2] en [verbalisant 3] :
(…)
Op het adres [a-straat 1] te [plaats] , staat de volgende persoon ingeschreven:
Achternaam : [verdachte]
Voornamen : [...]
Geboren : [geboortedatum] 1992
Op 3 januari 2019 bleek dat op genoemd adres een hennepkwekerij aanwezig was, waarvan de planten kennelijk waren geoogst. De kweekruimte was ingericht in een voormalige (slaap)kamer. In de kamer stond een kweektent met 143 plantenpotten. In de potten staken nog afgeknipte hennepplanten. De geknipte planten lagen nog in de kweektent naast de potten. In het midden van de ruimte stond een weegschaal. Tevens lagen er op de vloer, in een openstaande doos en in een droognet nog enkele henneptoppen. De toppen hadden bij elkaar een netto gewicht van 70 gram. (…)
In de gang tussen de kweekruimte en de woonkamer stonden diverse afvalzakken met hennepafval. Om de woning en de woonkamer te betreden moest men langs deze afvalzakken lopen. In de woonkamer stonden enkele toebehoren voor de teelt van hennep. Dit betroffen groeimiddelen en een box-ventilator. Op het balkon stonden twee zakken met hennepafval. Wij, verbalisanten, constateerden op grond van onze kennis en ervaring, opgedaan bij eerdere ontmantelingen van hennepkwekerijen, dat het hennepplanten waren.
De stroomvoorziening van de hennepkwekerij is onderzocht door een fraude-inspecteur bij netwerkbeheerder Essent. Hierbij werd geconstateerd dat de stroom ten behoeve van de hennepkwekerij legaal werd afgenomen.
2. Het proces-verbaal van verhoor d.d. 10 januari 2019 (…), voor zover inhoudende weergave van het verhoor van verdachte [verdachte] :
(…)
De vragen die aan de verdachte werden gesteld zijn in dit proces-verbaal aangegeven middels de letter ‘V’.
De antwoorden die de verdachte op deze vragen gaf zijn in dit proces-verbaal aangegeven middels de letter ‘A’.
(…)
V: De woning waarin u woont, is deze uw eigendom of wordt deze gehuurd?
A: Dat is mijn eigendom. Ik heb de woning in augustus 2016 gekocht.
(…)
V: Wat is de reden dat u een hennepplantage heeft.
A: Ik heb schulden.
(…)
V: In de hennepkwekerij werd een paar roze slippers, maat 38
(het hof merkt op dat dit kennelijk een vergissing van de verhorend verbalisant is geweest, gelet op bewijsmiddel 3 hierna)aangetroffen. Ik laat u nu de foto’s
(het hof begrijpt de foto’s 16 en 17 op pg. 61)zien.
A: Dat zijn waarschijnlijk de slippers van mijn vriendin
(het hof begrijpt: medeverdachte [medeverdachte] ).
V: Hoe vaak verblijft je vriendin bij jou?
A: Zij is veelvuldig bij mij.
3. De eigen waarneming van het hofdat op de foto’s 16 en 17 (…) twee slippers zijn te zien die van onder en boven besmeurd zijn met hennepresten welke slippers, blijkens het bijschrift bij foto 16, maat 37 hebben en in de kwekerij lagen.
4. Het proces-verbaal van verhoor d.d. 10 januari 2019 (…), voor zover inhoudende als weergave van het verhoor van medeverdachte [medeverdachte] :
(…)
Vragen aan de verdachte worden voorafgegaan met de letter ‘V'.
De antwoorden van de verdachte worden voorafgegaan met de letter ‘A’.
V: Hoe lang hebben jullie een relatie?
A: Wij hebben een relatie van 4 jaar.
(…)
A: Ik houd zijn administratie bij.
(…)
V: Op welke wijze wordt de hypotheek betaald?
A: De laatste 7 à 8 maanden betaal ik zijn hypotheek.
V: Wie is contractant bij het energiebedrijf?
A: Ik.
V: Wie betaalt de energiekosten?
A: Door mij.
(…)
A: Sinds 2016 betaal ik de energiekosten.
(…)
V: Wat heeft [verdachte] jou verteld?
A: Ik wist wel wat er in die ruimte
(het hof begrijpt: de ruimte met de hennepkwekerij)stond. Het geld komt voornamelijk van mij af.
V: Wat is jouw schoenmaat?
A: 37 a 38.
5. Het rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij d.d. 27 maart 2019 (…), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 1] :
(…)
Hennepafval was aangetroffen in afvalzakken in de gang tussen de kweekruimte en de woonkamer. Ook lagen er afvalzakken met hennepresten (plantresten, potgrond en wortelresten) op het balkon. De resten in de zakken op het balkon waren zichtbaar ouder dan de resten in de woning.
In de kweekruimte werden knipschaartjes aangetroffen. Op deze knipscharen bevonden zich hennepresten.
6. Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 27 maart 2019 (…), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 1] :
(…)
Op 3 januari 2019 ontvingen wij een melding van een waarneembare hennepgeur, waarna door ons een hennepkwekerij werd ontmanteld op het adres [a-straat 1] te [plaats] . Volgens bevraging van GBA bleek op dat adres 1 persoon ingeschreven te staan. Dit was verdachte [verdachte] . Verdachte [verdachte] was tijdens de instap aanwezig in de woning. Een omwonende in het appartementencomplex verklaarde dat er een man en vrouw op het adres woonden.
Tijdens het onderzoek in de woning aan de [a-straat 1] te [plaats] kregen wij de indruk dat [medeverdachte] ook op dit adres woonde. Wij troffen onder andere de volgende dingen aan:
- damesparfum;
- make-up;
- meerdere vrouwelijke kledingstukken, schoeisel en sieraden;
- vrouwelijke toiletartikelen zoals maandverband;
- meerdere (dames)handtassen, en
- een bankpas op naam van [medeverdachte] .
Verklaring verdachte [medeverdachte] :
refereerde in haar verhoor steeds naar het adres [a-straat 1] , als “thuis en bij ons thuis”.
7. De verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van dit hof op 10 januari 2023, voor zover inhoudende:
Er zijn vijf oogsten geweest in mijn appartement aan de [a-straat 1] in [plaats] . Er was geen andere slaapkamer dan die waarin de hennepkwekerij was. Er was in het appartement alleen nog een woonkamer.’
7. Het hof heeft inzake de bewezenverklaring het volgende overwogen (met weglating van verwijzingen):
‘De verdediging heeft vrijspraak bepleit van het tenlastegelegde (medeplegen van het) opzettelijk telen van hennepplanten. De verdachte heeft slechts tegen betaling een kamer in zijn woning voor het telen van hennepplanten aan derden ter beschikking gesteld. Daar zou overigens de medeverdachte niets mee te maken hebben gehad. De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van het hof ten aanzien van het tenlastegelegde (medeplegen van het) opzettelijk aanwezig hebben van hennepplanten.
Het hof overweegt als volgt.
Uit de bewijsmiddelen blijkt van het navolgende:
- op 3 januari 2019 is in de woning van de verdachte aan de [a-straat 1] te [plaats] een kweekruimte aangetroffen in een voormalig (slaap)kamer. Daarin stond een kweektent met 143 plantenpotten met afgeknipte hennepplanten en in een droognet en in een openstaande doos een hoeveelheid van ongeveer 70 gram henneptoppen. De elektriciteit voor de hennepkwekerij werd legaal afgenomen;
- de woning bestond naast de voormalige (slaap)kamer slechts uit 1 andere kamer;
- de woning werd (vrijwel) dagelijks door de verdachte en de medeverdachte bewoond. Dit volgt onder meer uit de verklaring van de verdachte dat de medeverdachte veelvuldig bij hem verbleef, de omstandigheid dat de medeverdachte in haar verklaring bij de politie, wanneer zij over de woning verklaarde, sprak over “thuis” en “bij ons thuis” en ook uit een verklaring van een omwonende dat in de woning een man en een vrouw woonden. Dat de medeverdachte kennelijk niet in de woning sliep maakt dat naar het oordeel van het hof niet anders;
- de verdachte heeft verklaard dat hij een hennepkwekerij in de woning had omdat hij schulden had en dat er 5 oogsten zijn geweest, hetgeen bevestiging vindt in de rapportage elektriciteitsverbruik opgesteld door Enexis Netbeheer (…);
- de medeverdachte heeft verklaard dat zij wist van de hennepkwekerij;
- het energiecontract stond op naam van de medeverdachte. De energiekosten werden sinds 2016 door de medeverdachte betaald. Zij betaalde in de tenlastegelegde periode ook de hypotheekrente;
- ook in andere ruimtes in de woning werden aan hennepteelt gerelateerde goederen aangetroffen. In de gang voor de kwekerij stonden acht afvalzakken gevuld met onder andere gebruikte teelaarde en wortelresten en in de woonkamer werden groeimiddelen en een box-ventilator aangetroffen. Ook op het balkon stonden twee afvalzakken met hennepafval. Dergelijk gebruik van andere ruimtes dan waarin zich de kwekerij bevond, duidt er op dat feitelijk de gehele woning ten dienste stond van de hennepkwekerij;
- de resten in de zakken op het balkon waren zichtbaar ouder dan de resten in de woning, zodat deze zakken er geruime tijd moeten hebben gestaan (uitgaande van 10 weken per oogst);
- in de hennepkwekerij werden slippers aangetroffen die waren besmeurd met hennepresten, waarvan de schoenmaat overeenkwam met de schoenmaat van de medeverdachte en waarvan de verdachte verklaard heeft dat dat waarschijnlijk de slippers van de medeverdachte zijn.
Het hof is van oordeel dat vorenstaande feiten en omstandigheden redengevend kunnen zijn voor een bewezenverklaring van het door de verdachte tezamen en in vereniging met de medeverdachte telen van hennepplanten in de tenlastegelegde periode. Van de verdachte mag een die redengevendheid ontzenuwende verklaring worden verwacht. Die verklaring heeft de verdachte niet gegeven.
Het hof overweegt daartoe als volgt.
Het hof stelt eerstens vast dat de verdachte deels wisselende verklaringen heeft afgelegd. Hij heeft bij de politie verklaard dat twee mannen alles hebben geregeld en dat hij bij elke oogst € 1.500,- tot € 2.000,- zou ontvangen. Die mannen verzorgden de planten en zij hebben mensen geregeld voor het knippen daarvan. De eerste oogst was mislukt en de tweede oogst was eind december 2018. Hij heeft geen vergoeding voor het ter beschikking stellen van een kamer in zijn woning ontvangen.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte verklaard dat de hennepkwekerij van twee Albanezen was, van wie één kleiner en dikker was dan de ander. Nadere identificerende gegevens heeft de verdachte niet verstrekt. De verdachte heeft verder verklaard dat de hennepkwekerij ongeveer een jaar actief is geweest en dat er 5 keer is geoogst. De verdachte zou hiervoor van de mannen in totaal een bedrag van € 9.500,- hebben ontvangen.
Het hof stelt voorts vast dat de verdachte geen enkele informatie heeft verstrekt over de twee mannen waarover hij spreekt in relatie tot de hennepkwekerij. Zijn verklaring over die mannen is derhalve niet verifieerbaar. Ook uit het overigens ter terechtzitting verhandelde komt geen enkele aanwijzing naar voren die de verklaring van de verdachte over de twee onbekend gebleven mannen ondersteunt. Het hof acht dan ook niet aannemelijk geworden dat anderen dan de verdachte en de medeverdachte bij de hennepteelt in de woning betrokken zijn geweest. Het hof merkt daarbij nog op dat ook voor de aanwezigheid van de met hennepresten besmeurde slippers in de kwekerij, waarvan de schoenmaat gelijk is aan die van de medeverdachte en waarover de verdachte heeft verklaard dat die waarschijnlijk van de medeverdachte zijn, geen enkele aannemelijke verklaring is gegeven. Die aanwezigheid past evenwel naadloos bij betrokkenheid van de medeverdachte bij de hennepteelt. Tot slot merkt het hof nog op dat het in de verklaring van de medeverdachte geen steun ziet voor de verklaring van de verdachte omdat zij - volgens de verklaring van de verdachte zelf - reeds voorafgaand aan de politieverhoren hun verklaringen op elkaar hebben afgestemd.
Het hof komt dan ook tot een bewezenverklaring van het tenlastegelegde.
Het verweer wordt verworpen.’

Het middel

8. Het middel bevat de klacht dat het hof mede op basis van de verklaring van een anonieme getuige heeft bewezenverklaard dat de verdachte tezamen en in vereniging met een ander hennep heeft geteeld, zonder het gebruik van dit bewijsmiddel nader te motiveren.
9. Een schriftelijk bescheid houdende de verklaring van een persoon wiens identiteit niet blijkt, kan – tenzij sprake is van een proces-verbaal als bedoeld in art. 344a, tweede lid, Sv – alleen meewerken tot het bewijs indien de bewezenverklaring ‘in belangrijke mate’ steun vindt in andersoortig bewijsmateriaal en door of namens de verdachte niet op enig moment in het geding de wens te kennen is gegeven om deze anoniem gebleven persoon te (doen) ondervragen (art. 344a, derde lid, Sv). Het gebruik van een dergelijk schriftelijk bescheid voor het bewijs moet – op straffe van nietigheid – van een bijzondere motivering worden voorzien. [1] De rechter moet vermelden dat aan de hiervoor genoemde eisen is voldaan en zal er daarnaast blijk van moeten geven zelfstandig de betrouwbaarheid van de anonieme verklaring te hebben onderzocht. [2]
10. Het begrip ‘een persoon wiens identiteit niet blijkt’ wordt restrictief uitgelegd. [3] Uit rechtspraak van Uw Raad volgt dat personen wier persoonsgegevens niet (volledig) zijn vermeld in het proces-verbaal waarin hun verklaringen zijn opgenomen, maar van wie vaststaat dat zij wel ‘zodanig kunnen worden geïndividualiseerd dat de verdediging desgewenst hun verhoor als getuige door de rechter-commissaris of ter terechtzitting kan verzoeken’ niet als zodanig kunnen worden aangemerkt. [4] Het komt dus aan op de vraag of de identiteit van de persoon die heeft verklaard, achterhaald kan worden. [5]
11. In de onderhavige zaak heeft het hof een proces-verbaal van bevindingen voor het bewijs gebruikt dat is opgesteld door verbalisant [verbalisant 1] (bewijsmiddel 6). Het bevat, naast de door de verbalisant waargenomen en ondervonden feiten en omstandigheden, een mededeling van een omwonende in het appartementencomplex aan de [a-straat 1] te [plaats] , inhoudende dat ‘er een man en vrouw op het adres woonden’. De desbetreffende omwonende wordt niet bij naam genoemd. Het hof heeft deze mededeling in de bewijsoverwegingen herhaald ter onderbouwing van de vaststelling dat de betreffende woning ‘(vrijwel) dagelijks door de verdachte en de medeverdachte (werd) bewoond’. [6]
12. Het hof heeft de mededeling van de omwonende kennelijk niet opgevat als een verklaring van ‘een persoon wiens identiteit niet blijkt’. Dat is niet onbegrijpelijk, nu de mededeling dat er een man en een vrouw op het adres woonden is gedaan door een ‘omwonende in het appartementencomplex’. Om die reden kan worden aangenomen dat de identiteit van de omwonende kan worden achterhaald. [7] Tot een nadere motivering van het gebruik van bewijsmiddel 6 was het hof dan ook niet gehouden.
13. Ten overvloede merk ik op dat de in bewijsmiddel 6 weergegeven inhoud van de verklaring van een omwonende in het licht van de gehele bewijsvoering van zo ondergeschikte aard is dat het daaruit weglaten van deze verklaring niet afdoet aan de toereikendheid van de bewijsmotivering. [8]
14. Het middel faalt.

Slotsom

15. Het middel faalt en kan met de aan art. 81, eerste lid, RO ontleende formulering worden afgedaan. Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden uitspraak aanleiding behoren te geven.
16. Deze conclusie strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG

Voetnoten

1.Art. 360, eerste en vierde lid, Sv, dat ingevolge art. 415, eerste lid, Sv in hoger beroep van overeenkomstige toepassing is.
2.Vgl. HR 11 mei 1999, ECLI:NL:HR:1999:ZD1460,
3.Vgl. B.F. Keulen en G. Knigge,
4.Vgl. HR 4 juni 2002, ECLI:NL:HR:2002:AE1195,
5.Vgl. Dubelaar,
6.Hiervoor weergegeven onder randnummer 6.
7.Vgl. HR 9 februari 2016, ECLI:NL:HR:2016:208.
8.Vgl. HR 5 juli 2011, ECLI:NL:HR:2011:BQ5731,