ECLI:NL:HR:2011:BQ5731

Hoge Raad

Datum uitspraak
5 juli 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/03846
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • A.J.A. van Dorst
  • H.A.G. Splinter-van Kan
  • M.A. Loth
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over bewijsvoering en motiveringsplicht bij verklaringen van anonieme getuigen in strafzaken

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 5 juli 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De verdachte was veroordeeld voor meerdere diefstallen met geweld, gepleegd in Rotterdam in februari en maart 2008. De Hoge Raad beoordeelde de vraag of het Hof terecht gebruik had gemaakt van schriftelijke verklaringen van getuigen wiens identiteit niet bekend was. De Hoge Raad herhaalde relevante overwegingen uit eerdere jurisprudentie over de motiveringsplicht van de rechter bij het gebruik van dergelijke bewijsmiddelen. Het Hof had de verklaring van een getuige, die anoniem wenste te blijven, niet als een verklaring van een persoon wiens identiteit niet blijkt opgevat, omdat de getuige een vaste klant van de aangever was en zijn persoonsgegevens bekend waren. Echter, de verklaring van een 'meisje' werd niet voldoende gemotiveerd door het Hof, wat in strijd was met de wet. Ondanks dit verzuim oordeelde de Hoge Raad dat het niet tot cassatie hoefde te leiden, omdat de omstandigheid van ondergeschikte aard was in het licht van de gehele bewijsvoering. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak enkel wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf, die werd verminderd tot zes jaren en zes maanden, omdat de redelijke termijn in de cassatiefase was overschreden. De uitspraak benadrukt de noodzaak van zorgvuldige motivering door de rechter bij het gebruik van anonieme getuigenverklaringen in strafzaken.

Uitspraak

5 juli 2011
Strafkamer
nr. 09/03846
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 10 augustus 2009, nummer 22/000236-09, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren op [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1989, ten tijde van de betekening van de aanzegging gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting "Rijnmond, locatie De Schie" te Rotterdam.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. A.M. Seebregts, advocaat te Rotterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Jörg heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest wat betreft de opgelegde straf, tot vermindering van de hoogte daarvan en tot verwerping van het beroep voor het overige.
2. Beoordeling van het eerste en het tweede middel
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3. Beoordeling van het derde middel
3.1. Het middel klaagt dat het Hof voor het bewijs gebruik heeft gemaakt van schriftelijke bescheiden houdende verklaringen van personen wier identiteit niet blijkt, zonder dat gebruik naar de eis der wet te motiveren.
3.2. Ten laste van de verdachte heeft het Hof onder 1, 3 en 4 bewezenverklaard dat:
"1. hij op 07 februari 2008 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening (in tabaks- en giftshop [A] gelegen aan de [a-straat 1]) heeft weggenomen geld en strippenkaarten en postzegels en vervoersbewijzen en staatsloten en simkaarten en cadeaubonnen en chipkaarten toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [A] Vof, welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welke bedreiging met geweld bestond uit het
- betreden van die shop, terwijl hij, verdachte, en zijn mededader bivakmutsen op hadden, en
- richten van een pistool, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, en tonen van een (kap)mes aan [slachtoffer 1], en
- (luid en/of dreigend) aan [slachtoffer 1] toevoegen van de woorden: "kassa open, geld, geld" en "meer, meer";
3. hij op 08 maart 2008 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening (in sigarenzaak "[B]" gelegen aan de [b-straat 1]) heeft weggenomen een kassalade en geld en een staatslot toebehorende aan [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welke bedreiging met geweld bestonden uit het
- betreden van voornoemde sigarenzaak, terwijl hij, verdachte, en zijn mededader bivakmutsen en helmen op hadden, en
- richten van een pistool, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op en het tonen van een (kap)mes aan [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3], en
- springen over de in die sigarenzaak aanwezige toonbank, en
- (luid en/of dreigend) roepen: "de kassa";
4. hij op 08 maart 2008 te Rotterdam (in een sigarenzaak "[B] aan de [b-straat 1]) ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] te dwingen tot de afgifte van portemonnees en geld toebehorende aan [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5],
- een pistool, althans een (op een vuurwapen gelijkend) voorwerp, in de rug van [slachtoffer 4] heeft geduwd, althans heeft gehouden, en
- een pistool, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, aan [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] heeft getoond, en
- aan [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] (dreigend) heeft toegevoegd de woorden (van de strekking): "jullie portemonnees" en "geef je tas hier", en
- heeft belet dat [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] de sigarenzaak verlieten, en
- (daarbij) een (slagers)mes aan [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] heeft getoond, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid."
3.3. Het middel doelt op de inhoud van de bewijsmiddelen 8 en 26, die in de aanvulling op het verkorte arrest als volgt zijn weergegeven:
"8. een proces-verbaal van bevindingen d.d. 8 maart 2008 van de politie Rotterdam-Rijnmond, nr. 2008081859-35, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, welk proces-verbaal onder meer inhoudt als relaas van verbalisant [verbalisant 1] (blz. 44-47 zaaksdossier [b-straat]) - zakelijk weergegeven -:
Ik werd op 8 maart 2008 aangesproken door [betrokkene 1], die verklaarde: 'Ik heb zojuist een mes in het gras gevonden, tegenover de speeltuin gelegen aan de Ogierssingel.' Ik ben naar de Ogierssingel gelopen en zag een mes in het grasveld liggen. Dit was omstreeks 15:36 uur. Ik werd door een meisje aangesproken dat er in de ochtend nog paard gereden had en mij vertelde dat het mes er toen nog niet lag. Ik zag dat het een keukenmes betrof met een lemmet van ongeveer 20 cm lang.
26. een proces-verbaal van verhoor aangever d.d. 9 februari 2008 van de politie Rotterdam-Rijnmond, nr. 2008044769-6, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, welk proces-verbaal onder meer inhoudt als verklaring van [slachtoffer 1] (blz. 32-33 zaaksdossier [a-straat]) - zakelijk weergegeven -:
Zojuist kwam er een vaste klant van mij in onze zaak, die anoniem wenst te blijven. Hij vertelde mij dat hij afgelopen donderdag bij mijn zaak in de buurt was toen hij zag dat ik overvallen werd. Die getuige vertelde mij dat hij de ene dader, de kleine die de scooter bestuurde, van de straat kent.
Die getuige vertelde mij dat hij achter de dader was aangereden. De dader verplaatste zich op zijn rode Puch Zip die al een hele tijd bij hem in het bezit is. De dader was via de Humadijk de straat bij fietsenmaker [...] ingereden. Vandaar was de dader de wijk Lombardijen ingereden.
De getuige vertelde mij dat hij het volgende weet van deze dader. Hij is een Antilliaan met een Somalisch uiterlijk, hij woont in de wijk Lombardijen en zijn roepnaam is [verdachte]. Deze [verdachte] had de afgelopen zomer een scooter uit een kelderbox in IJselmonde gestolen. Deze [verdachte] zou voor deze diefstal zijn aangehouden door de politie."
3.4. Ingevolge het ook in hoger beroep toepasselijke art. 360, eerste en vierde lid, Sv behoort de rechter het gebruik voor het bewijs van een schriftelijk bescheid houdende de verklaring van een persoon wiens identiteit niet blijkt, als bedoeld in art. 344a, derde lid Sv, op straffe van nietigheid nader te motiveren. Dit betekent dat de rechter zal moeten aangeven dat aan de eisen van art. 344a, derde lid, Sv is voldaan terwijl hij tevens blijk ervan dient te geven zelfstandig de betrouwbaarheid van de anonieme verklaringen te hebben onderzocht (vgl. HR 11 mei 1999, LJN ZD1460, NJ 1999/526).
3.5. De term "een persoon wiens identiteit niet blijkt" omvat niet personen wier persoonsgegevens niet (volledig) zijn vermeld in het proces-verbaal waarin hun verklaringen zijn opgenomen, maar van wie vaststaat dat zij wel zodanig kunnen worden geïndividualiseerd dat de verdediging desgewenst hun verhoor als getuige door de rechter-commissaris of ter terechtzitting kan verzoeken (vgl. HR 4 juni 2002, LJN AE1195, NJ 2002/416).
3.6. Gelet op hetgeen hiervoor in 3.5 is vooropgesteld, behoefde het Hof de in bewijsmiddel 26 weergegeven verklaring van een "getuige" niet op te vatten als een verklaring van een persoon wiens identiteit niet blijkt. Het bewijsmiddel houdt immers in dat de verklaring is afgelegd door een vaste klant van de aangever [slachtoffer 1] van wie de persoonsgegevens bekend zijn. Voor zover het middel klaagt over het door het Hof gebezigde bewijsmiddel 26, faalt het dus.
3.7. Dat ligt anders ten aanzien van de in bewijsmiddel 8 weergegeven verklaring van "een meisje". Voor zover het middel daarop betrekking heeft, slaagt het. Het Hof heeft in strijd met art. 360, eerste lid, Sv, nagelaten het gebruik van dat bewijsmiddel nader te motiveren. Dit verzuim behoeft evenwel niet tot cassatie te leiden nu de omstandigheid dat het mes in de ochtend van 8 maart 2008 nog niet in het grasveld lag, in het licht van de gehele bewijsvoering een omstandigheid van zo ondergeschikte aard betreft dat het aan de toereikendheid van de bewijsmotivering niet afdoet.
4. Beoordeling van het vierde middel
4.1. Het middel behelst de klacht dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM in de cassatiefase is overschreden omdat de stukken te laat door het Hof zijn ingezonden.
4.2. Het middel is gegrond. Voorts doet de Hoge Raad in deze zaak waarin de verdachte zich in voorlopige hechtenis bevindt, uitspraak nadat meer dan zestien maanden zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Een en ander brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM is overschreden. Dit moet leiden tot vermindering van de aan de verdachte opgelegde gevangenisstraf van zeven jaren.
5. Slotsom
Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.
6. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf;
vermindert deze in die zin dat deze zes jaren en zes maanden beloopt;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren H.A.G Splinter-van Kan, en M.A. Loth, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken op 5 juli 2011.