“1.
Een proces-verbaal van bevindingend.d. 21 mei 2021 van de politie Eenheid Rotterdam (…) met de bijbehorende bijlage. Dit proces-verbaal houdt onder meer in (ongenummerd):
als relaas van de betreffende opsporingsambtenaren:
Op 21 mei 2021 bevonden wij ons in een herkenbaar politiemotorvoertuig op de kruising van de Groene Kruisweg met de Martelweg te Spijkenisse.
Op dat moment passeerde ons een grijze personenauto, van het merk: Renault, type: Clio, gekentekend [kenteken 1] . Ik, verbalisant [verbalisant 1] , heb dit kenteken opgevraagd in het register van de Rijksdienst voor het Wegverkeer. Ik zag dat het voertuig [kenteken 1] op naam stond van:
- [verdachte]
- geboren [geboortedatum] 2001
Op de [a-straat] te Spijkenisse zagen wij dat de bestuurder van dit voertuig, zijn voertuig op de [a-straat] te Spijkenisse tot stilstand bracht en zijn achterverlichting doofde. Op ongeveer 30 meter afstand zagen wij dat dit voertuig, het eerder genoemde voertuig, gekentekend [kenteken 1] betrof. Wij hebben vervolgens deze bestuurder een stopteken gegeven, middels ons politietransparant, welke aan de voorzijde van ons herkenbaar politiemotorvoertuig bevestigd is, met daarop de tekst: "stop politie".
Ik, verbalisant [verbalisant 2] , liep naar de bestuurderszijde, terwijl ik, verbalisant [verbalisant 1] , naar de bijrijderszijde liep. Ik, verbalisant [verbalisant 2] , zag dat er een (1) persoon in het voertuig zat op de bestuurderstoel en een opgeblazen zwarte ballon in zijn mond had.
Op 21 mei 2021 te 02:35 uur vorderde ik, verbalisant [verbalisant 2] , op eerste inzage het rijbewijs van deze bestuurder. De bestuurder overhandigde mij, verbalisant [verbalisant 2] , een geldig Nederlands paspoort. Ik, verbalisant [verbalisant 2] , zag hierop de volgende personalia staan:
- [verdachte]
- Geboren [geboortedatum] 2001 te [geboorteplaats]
Ik, verbalisant [verbalisant 2] , zag dat de foto op dit Nederlands paspoort overeenkwam met [verdachte] .
Ik, verbalisant [verbalisant 2] , vroeg aan [verdachte] of wij in zijn auto mochten kijken. [verdachte] deelde ons, verbalisanten, mede dat dit. geen probleem was.
Ik, verbalisant [verbalisant 1] , vroeg aan [verdachte] of hij dingen in zijn voertuig had liggen die hij niet mocht hebben. Wij, verbalisanten, hoorden [verdachte] het volgende zeggen:
"Dat heb ik niet."
Ik, verbalisant [verbalisant 1] , deelde [verdachte] het volgende mede: "Als ik wel dingen aantref die je niet mag hebben, dan kan dat strafrechtelijk gevolgen hebben."
Wij, verbalisanten, hoorden [verdachte] het volgende zeggen:
"Ik heb niets liggen, kijk maar."
Ik, verbalisant [verbalisant 1] , heb vervolgens een onderzoek ingesteld in het voertuig van [verdachte] .
Ik, verbalisant [verbalisant 1] , trof in het dashboardkastje een zwart met wit gestreept plastic tasje aan. Ik, verbalisant [verbalisant 1] , zag in dit tasje een bruine kolf, welke ingewikkeld was in zwart stuk stof. Ik, verbalisant [verbalisant 1] , wikkelde dit zwarte stuk stof, af van deze bruine kolf. Ik, verbalisant [verbalisant 1] , zag dat deze bruine kolf deel uitmaakt van een revolver.
Hierop hebben wij, verbalisanten, op 21 mei 2021 [verdachte] aangehouden ter zake artikel 26 lid 1 van de Wet Wapens en Munitie.
Ik, verbalisant [verbalisant 1] , heb ter plaatse op 21 mei 2021 het revolver inbeslaggenomen. Hiervan is afzonderlijk proces-verbaal van inbeslagname opgemaakt. Van het revolver heb ik, verbalisant [verbalisant 1] , 2 foto's gemaakt, welke in een bijlage bij dit proces-verbaal van bevinding is gevoegd.
Op 21 mei 2021 kwam collega [verbalisant 3] ter plaatse. Collega [verbalisant 3] heeft vervolgens het revolver veiliggesteld. Hiervan is afzonderlijk proces-verbaal van bevindingen opgemaakt, voorzien van het registratienummer: 2021153253-9. Het revolver bleek echt.”