2.3.Het hof heeft het onrechtmatigheidsverweer bij arrest als volgt samengevat en verworpen (met weglating van voetnoten):
“
Verweer van de verdediging strekkende tot vrijspraak
De verdediging heeft ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat de verdachte zal worden vrijgesproken van hetgeen is tenlastegelegd.
Daartoe is het navolgende aangevoerd.
1. Primair heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat de doorzoeking van het voertuig van de verdachte onrechtmatig is geweest. Dit verzuim dient te leiden tot bewijsuitsluiting van het aangetroffen wapen en de aangetroffen munitie. Bij gebrek aan voldoende ander wettig en overtuigend bewijs dient de verdachte te worden vrijgesproken.
(…)
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Bewijsoverweging ad 1
Ten aanzien van het verweer van de verdediging dat de doorzoeking van de auto van de verdachte onrechtmatig is geweest, overweegt het hof het navolgende.
De verdachte is op 4 december 2018 door verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , die belast waren met autosurveillance, staande gehouden. Via de portofoon hoorden de verbalisanten dat de verdachte vuurwapengevaarlijk was. Verbalisant [verbalisant 1] heeft hem gevraagd naar de eventuele aanwezigheid van strafbare zaken, waaronder wapens. De verdachte heeft daarop de portieren van zijn auto en de kofferbak geopend, en daarbij gezegd: “Kijk maar”.
Verbalisant [verbalisant 1] heeft gerelateerd dat hij de verdachte vervolgens heeft medegedeeld dat zij het voertuig gingen doorzoeken, waarna de verdachte daar toestemming voor heeft gegeven. Verbalisant [verbalisant 1] heeft zijn eerdere bevindingen, zoals opgenomen in het proces-verbaal, ten overstaan van de rechter-commissaris bevestigd, waarbij hij aanvullend heeft opgemerkt dat:
- hij weet dat er een verschil is tussen doorzoeken en kijken;
- hij het idee had dat de bestuurder (
het hof begrijpt: de verdachte) begreep wat er aan de hand was, en
- hij geen teken heeft gekregen van de verdachte dat hij het niet wilde.
Verbalisant [verbalisant 3] , die de doorzoeking heeft verricht, heeft gerelateerd dat hij hoorde dat verbalisant [verbalisant 1] aan de verdachte vroeg of hij toestemming wilde geven voor een vrijwillige doorzoeking van zijn voertuig. De verdachte heeft daarop geantwoord dat dat geen probleem was, aldus verbalisant [verbalisant 3] . Ten overstaan van de rechter-commissaris heeft hij verklaard dat het woord ‘doorzoeking’ is gebruikt, waarna de verdachte toestemming heeft gegeven. Hij had de indruk dat de verdachte het begreep, mede omdat hij met armgebaren wuifde dat de verbalisanten hun gang mochten gaan.
De verdachte heeft tijdens zijn verhoor bij de politie verklaard dat hij de verbalisanten weliswaar toestemming heeft gegeven in de auto te kijken, maar dat hij geen toestemming heeft gegeven de auto te doorzoeken. De verdachte heeft deze verklaring ter terechtzitting in hoger beroep herhaald.
In hetgeen door de verdediging is aangevoerd ziet het hof geen reden te twijfelen aan de door verbalisanten opgemaakte processen-verbaal, te meer niet nu deze op ambtsbelofte zijn opgemaakt en eveneens onder het verband van de belofte door hen ten overstaan van de rechter-commissaris zijn bevestigd. Uit die processen-verbaal volgt dat aan de verdachte is gevraagd om toestemming voor een doorzoeking van de auto en dat verdachte die toestemming uitdrukkelijk heeft verleend. Niet aannemelijk is geworden dat verdachte de strekking van de vraag niet heeft begrepen. Het hof hecht dan ook geen geloof aan de verklaring van verdachte dat hij geen toestemming heeft gegeven de auto te doorzoeken.
Het hof is derhalve van oordeel dat de doorzoeking van de auto van de verdachte niet onrechtmatig is geweest en bezigt voornoemde processen-verbaal voor het bewijs.
Het hof verwerpt mitsdien het verweer.”