Conclusie
Nummer22/03584
Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van expertise hennep(als bijlage op p. 4-9 van het proces-verbaal), voor zover inhoudende:
) verschaft tot het pand. Uit het BVH-systeem blijkt dat de vermoedelijke huurder van perceel [a-straat 1] is genaamd: [verdachte] , geboren op [geboortedatum] 1979 te [geboorteplaats] .
Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor verdachte(…), voor zover inhoudende:
De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van het hof d.d. 6 november 2019, voor zover inhoudende:
De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van het hof d.d. 9 september 2022, voor zover inhoudende:
De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van het hof d.d. 9 september 2022, voor zover inhoudende:
Het standpunt van de advocaat generaal
Bewijs:
Geen bewijs voor opzet
Bespreking van het eerste middel
Bespreking van het tweede middel
Bespreking van het derde middel
eerstedeelklacht houdt in dat het oordeel van het hof ‘dat er in de bedrijfsruimte sprake is geweest van een eerdere voltooide oogst, gevolgd door een nieuwe kweek’ niet uit de bewijsmiddelen kan volgen. De
tweededeelklacht houdt in dat het hof door de in bewijsmiddel 1 opgenomen ‘bijzonderheden’ aan te merken als ‘aanwijzingen’ van de opsporingsambtenaren van ‘expertise hennep’ en daaraan de conclusie te verbinden dat sprake is geweest van een eerdere oogst, dit bewijsmiddel heeft gedenatureerd. Deze deelklachten lenen zich voor een gezamenlijke bespreking.
BFK: 6 tot en met 13 november 2012) ‘huurder was van het gehele bedrijfspand’ (bewijsmiddelen 2 en 3). De verdachte verklaart verder dat normaal gesproken alleen hij ‘een setje sleutels’ had, dat de ruimte beneden ‘een werkplaats’ was, en dat de werkzaamheden die hij daar deed ‘alles voor in en om het huis’ besloegen (bewijsmiddel 4). Toen [betrokkene 1] daar op een dag aanbelde, was hij ‘kozijnen en deuren aan het maken’; hij gaf een sleutel van de voordeur aan [betrokkene 1] ‘zodat hij met zijn compagnon terug zou kunnen komen om te kijken’ (bewijsmiddel 5).
derdedeelklacht houdt in dat het oordeel van het hof dat het als feit van algemene bekendheid uitgaat van een duur voor een voltooide oogst van ongeveer 10 weken getuigt van een onjuiste rechtsopvatting, onbegrijpelijk is dan wel onvoldoende met redenen is omkleed. Tien weken zou volgens de steller van het middel ‘best een correct gemiddelde’ kunnen zijn, maar zonder feitelijke vaststellingen die aantonen dat in dit geval sprake is geweest ‘van een eerdere oogst met een dergelijke kweekcyclus’ zou dat oordeel onvoldoende met redenen omkleed zijn. Uit algemeen toegankelijke informatie op internet zou blijken dat een voltooide oogst ook veel korter kan duren. De
vierdedeelklacht houdt in dat het oordeel van het hof dat ‘genoegzaam wordt uitgesloten’ dat [betrokkene 1] verantwoordelijk zou zijn voor de kwekerij onbegrijpelijk en/of onvoldoende met redenen omkleed is. Bij een kweekcyclus van zeven weken zou de bewijsvoering ‘direct in duigen’ vallen nu [betrokkene 1] toen al de sleutel van het pand zou kunnen hebben gehad. En in de verklaring die de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep heeft afgelegd zou besloten liggen dat de verdachte ‘het precieze moment niet weet’. Ook deze klachten lenen zich voor een gezamenlijke bespreking.
vijfdedeelklacht houdt in dat uit de bewijsvoering niet kan volgen dat de verdachte de hennepplanten ‘opzettelijk aanwezig heeft gehad’. De steller van het middel wijst er in de toelichting op dat in het arrest dat Uw Raad eerder in deze zaak wees, is geoordeeld dat uit de bewijsvoering niet zonder meer kon volgen dat de verdachte 539 hennepplanten opzettelijk aanwezig heeft gehad. Dat zou thans niet anders zijn, behoudens de ‘onbegrijpelijke en/of onjuiste vaststellingen met betrekking tot een eerdere oogst’.