3.3. Tot de stukken van het geding behoort een proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 4 juni 2010, waar de zaken tegen de verdachte en diens medeverdachte inhoudelijk zijn behandeld. Dit proces-verbaal houdt in dat de zaken tegen de verdachte en zijn medeverdachte gelijktijdig, doch niet gevoegd zijn behandeld, en houdt voorts wat betreft de verklaringen van de verdachte en zijn medeverdachte het volgende in:
"De voorzitter deelt mondeling mede de korte inhoud van de stukken van het dossier in deze strafzaak, waaronder met name al die stukken waarvan in het verkorte arrest en de aanvulling daarop melding is gemaakt.
De verdachte [verdachte], door de voorzitter met inachtneming van het bepaalde in de desbetreffende artikelen van het Wetboek van Strafvordering ondervraagd, verklaart -zakelijk weergegeven-:
Ik was 19 jaar oud toen ik mijn echtgenote, de verdachte [medeverdachte], leerde kennen. Ik hoor mijn echtgenote zeggen dat wij in 1986 zijn getrouwd. Toen ik mijn echtgenote leerde kennen werkte ik via uitzendbureaus en als portier. Een paar jaar nadat wij elkaar hebben leren kennen, zijn we gaan samenwonen. Eerst in huurwoningen in de Nieuwe laan en de Vrijheidslaan in Amsterdam. Vervolgens zijn wij naar Diemen verhuisd, naar de adressen [adressen]. In 1998 hebben we een huis in aanbouw gekocht te Almere; dat huis was één jaar na aankoop bewoonbaar. U houdt mij voor dat u uit het dossier opmaakt dat wij problemen kregen met de hypotheek en in 2001 de woning verlaten hebben om naar Amsterdam te verhuizen. Wij hebben in de tussentijd ook nog enkele jaren in Spanje doorgebracht, ik weet dat niet meer zo. Ik hoor mijn echtgenote zeggen dat zij niet veel in Nederland was en ik vanwege mijn familie meer.
U, voorzitter, houdt mij voor dat mijn echtgenote en ik in 2006 enige tijd uit elkaar zijn geweest. Wij zijn in de loop van de tijd wel vaker uit elkaar geweest. U vraagt mij of ik op de hoogte was van de aanwezigheid van een wietplantage in het pand aan de [e-straat 2]. Dat pand was verhuurd aan een zus van mij, maar ik wist niet van een hennepplantage. In het pand waren zeven appartementen aanwezig.
In de tijden dat wij uit elkaar waren, gaf mijn echtgenote mij nog wel geld om in mijn levensonderhoud te voorzien. Ik had zelf geen werk.
De verdachte [medeverdachte], door de voorzitter met inachtneming van het bepaalde in de desbetreffende artikelen van het Wetboek van Strafvordering ondervraagd, verklaart -zakelijk weergegeven-:
Wij hadden met [betrokkene 1], [betrokkene 1], de afspraak dat wij twee panden aan de [g-straat] zouden opknappen. Eén van die panden werd gekraakt en [betrokkene 1] kreeg de krakers er niet uit.
U vraagt mij of ik mijn echtgenoot, de verdachte [verdachte], al kende toen [betrokkene 10] en ik in verband met de handel in heroïne werden aangehouden. Ja, ik kende [verdachte] van mijn werkzaamheden in de Tivolibar, omdat hij bevriend was met de zoon van de eigenaar. Destijds was ik getrouwd met de vader van mijn eerste kind. Er waren wel meer mannen gek op mij, die niets van elkaars bestaan wisten.
[Verdachte] wist wel dat ik een kind had en getrouwd was met de vader en dat ik ook een relatie had met een Turk. Met [betrokkene 16] was ik tot 1986 getrouwd, [verdachte] wist daarvan. Hij wist ook dat ik geld had.
De verdachte [verdachte] antwoordt - zakelijk weergegeven - :
op vragen van de voorzitter:
In of omstreeks de periode februari 2007 tot en met april 2007 hebben ik en [medeverdachte] € 223.000 euro gekregen van [betrokkene 1]; in of omstreeks de periode maart 2007 tot en met april 2007, € 150.000 euro; in of omstreeks de periode juni 2007, € 250.000 euro; op of omstreeks 20 september 2007, € 250.000 euro; op 20 december 2007, € 250.000 euro en op 25 maart 2008, € 180.000 euro. Wij hadden [betrokkene 1] gezegd dat die bedragen moesten worden betaald in verband met "Turkendreiging" in de bewoordingen zoals in de tenlastelegging staat aangegeven.
U vraagt mij of ik door de door mij genoemde Turken ben aangesproken toen ik aan het werk was in het pand aan de [e-straat 1]. Dat klopt. U vraagt mij of zij het bedrag van twee miljoen euro te berde brachten.
Dat klopt ook. U vraagt mij hoe deze Turken wisten dat ik in contact stond met [betrokkene 1]. Dat weet ik niet. De Turken zagen mij aan het werk in het pand en vroegen wie de eigenaar was, omdat ze het pand wilden kopen. Ik antwoordde dat het pand van de familie [van betrokkene 1] was. Toen begon het te rollen.
Ze begonnen te praten en zeiden dat er problemen waren met mannen die geld van de familie [van betrokkene 1] wilden hebben. Ze vroegen mij dat door te geven aan [betrokkene 1]. U vraagt mij of toen ook het bedrag van twee miljoen euro werd genoemd. Nee, ze zeiden alleen dat er problemen waren met mannen die geld wilden. Ik heb er lang mee gewacht om het tegen [betrokkene 1] te zeggen. U vraagt mij of ik die Turken in de tussentijd heb gezien. Nee, ze hebben mij niet meer aangesproken. U vraagt mij of de Turken vertelden wie zij waren. Nee, ze hebben geen naam genoemd. Zij vroegen me slechts het door te geven. U houdt mij voor dat dat een nogal vage boodschap is. Op enig moment sprak ik met [betrokkene 1] en vroeg ik hem of er problemen waren. Hij zou het aan zijn moeder vragen en bevestigde later aan mij dat er inderdaad problemen waren. U vraagt mij hoe ik wist dat het Turken waren. Dat wist ik niet. Ik weet niet zeker of het Turken waren, ik dacht het wel. U houdt mij voor dat ik steeds heb verklaard dat het Turken waren. U vraagt mij of ik ooit stappen heb ondernomen om vast te stellen of het om een bestaande schuld ging, of het waar was. U vraagt mij of ik het ooit aan de Turken gevraagd heb. Ze zeiden dat het om geld ging. De tweede keer dat ik ze sprak zeiden ze dat ze de vader van [betrokkene 1], [betrokkene 9], twee miljoen euro hadden gegeven om wit te wassen en dat ze netto 1,7 miljoen euro witgewassen geld zouden terugkrijgen. U vraagt mij waaruit ik kon opmaken dat deze Turken gevaarlijk waren en welke dreiging van hen uitging. Ik kreeg de bevestiging van [betrokkene 1] dat er iets aan de hand was. Voor [betrokkene 1] was dat kennelijk voldoende om de dreiging serieus te nemen. U vraagt mij wat voor bedreigingen er werden geuit door de Turken. Ze zeiden dat ze snel geld wilden zien en dat er anders rare dingen zouden gebeuren. U vraagt mij waarom de Turken zich niet rechtstreeks tot [betrokkene 1] zelf wendden. Dat weet ik niet. Ik zei tegen [betrokkene 1] dat hij zelf met de Turken moest gaan praten, maar hij vroeg mij en mijn echtgenote [medeverdachte] om op te treden als bemiddelaars.
U vraagt mij waarom wij daarmee hebben ingestemd. We gingen goed met elkaar om en ik was persoonlijk ook op [betrokkene 1] gesteld. U vraagt mij wanneer ik gehoord heb over het geld voor de [...]bar. Dat weet ik niet meer. U houdt mij voor dat ik dat geld wel zelf in ontvangst heb genomen en vraagt mij nogmaals wanneer ik bekend raakte met het aan de [...]bar verbonden geld. Ik hoorde het van [medeverdachte]. U vraagt mij of in dat verband ook gesproken is over de rol van [betrokkene 10]. Daarover is gewoon gesproken, verder weet ik het niet. U vraagt mij of mijn echtgenote [medeverdachte] vertelde over de [...]bar en daarbij de naam van [betrokkene 10] noemde. Ik weet het niet meer precies. U vraagt mij of [medeverdachte] in dat verband gesproken heeft over de rol van [betrokkene 11]. Ik weet wel dat [medeverdachte] haar in de [f-straat] heeft gesproken. U vraagt mij of [medeverdachte] heeft gesproken over een verband tussen [betrokkene 11] en de [...]bar. Dat weet ik niet. U vraagt mij waarom ik [betrokkene 1] niet heb verteld dat [betrokkene 10] een rol speelde in de afpersing. Ik wist niet of die meneer er achter zat. U houdt mij voor dat het de voor de hand ligt dat ik diens naam noem. Ik heb daarop geen reactie. U vraagt mij met welke schuld de drie huurmoordenaars verband hielden. Ik weet niet precies hoe dat allemaal is gegaan. Er waren mensen in Nederland om een klus of zo iets dergelijks af te maken. U houdt mij voor dat in het dossier twee geldschulden een rol spelen, één van vijfhonderdduizend gulden en één van twee miljoen euro. U vraagt mij voor welke schuld die huurmoordenaars naar Nederland waren gekomen. Dat weet ik niet meer precies, het is ook al zo lang geleden. U vraagt mij of ik de huurmoordenaars heb gesproken. Ik heb geen contact met hen gehad. U vraagt mij of ik het geld telkens aan dezelfde mensen afdroeg. Ja, het waren telkens dezelfde mensen. U vraagt mij of ik het geld alleen aan de Turken afdroeg of samen met iemand anders. In eerste instantie heb ik verklaard dat ik alleen het geld afdroeg, dat deed ik om [medeverdachte] te beschermen. Wij droegen echter het geld telkens gezamenlijk over aan de Turken. U vraagt mij of het geld direct na ontvangst van [betrokkene 1] werd overgedragen aan de Turken. Dat is één keer voorgekomen. Meestal vond de overdacht één dag later plaats, nooit later. In het begin had ik een mobiele telefoon van de Turken gekregen, waarmee een afspraak werd gemaakt. Die telefoon moest ik dan meteen vernietigen. U vraagt mij op welke tijd en plaats de overdrachten plaatsvonden. Dat spraken we dan af, ik weet niet meer hoe dat is gegaan. U vraagt mij of ik telkens een nieuwe mobiele telefoon kreeg. Nee. U vraagt mij hoe dat dan ging nadat ik de mobiele telefoon had vernietigd. Dan werd er gewoon gesproken over een nieuwe afspraak. Ik weet het niet meer precies. U vraagt mij of dat inhoudt dat wij telkens tijdens de geldoverdracht een nieuwe afspraak maakten. Ja.
U houdt mij voor dat er problemen waren met de betaling die op 21 maart 2007 zou moeten worden verricht en dat wij daarover in overleg zijn getreden met de Turken. U vraagt mij hoe wij met elkaar in contact zijn gekomen. Het was steeds op de datum dat we hadden afgesproken, als [betrokkene 1] het niet rond zou krijgen. U vraagt mij of dat de afspraak is geweest waar ik zelf vijftigduizend euro heb voorgeschoten voor [betrokkene 1]. Dat weet ik niet meer zo precies, ik heb wel één keer zo'n bedrag voorgeschoten. Ik weet niet meer of [medeverdachte] daarbij was. Het was op het Museumplein. U houdt mij voor dat telkens grote bedragen werden overgedragen en u houdt mij voor dat u in vergelijkbare omstandigheden een bewijs van betaling zou willen hebben. U vraagt mij hoe [betrokkene 1] wist dat wij het geld overdroegen. Het geld is afgegeven. U herhaalt uw vraag. Ik kan u daarop geen antwoord geven. U houdt mij voor dat u als bemiddelaar zou willen kunnen bewijzen dat u daadwerkelijk het geld hebt overgegeven. Daarop heb ik geen reactie.
U houdt mij voor dat in het tuinhuisje dat hoort bij onze woning aan de [a-straat] een tasje met daarin een geldbedrag van circa zesenvijftigduizend euro is aangetroffen. U vraagt mij of dat geld van [betrokkene 1] was. Ik wist niet eens dat er geld in huis was.
U houdt mij voor dat ik bij de politie vrijelijk heb verklaard, maar dat ik tijdens mijn vierde verhoor waarbij mij een aantal getapte telefoongesprekken zijn voorgelegd, mij vervolgens beroep op mijn zwijgrecht. Ik werd zwaar onder druk gezet door de politie, ook met mijn kinderen. U vraagt mij of dat alleen bij dat verhoor speelde. Ik werd zwaar onder druk gezet.
De verdachte [medeverdachte] antwoordt - voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven -:
op vragen van de voorzitter:
Ik sluit mij ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde aan bij de verklaring die mijn echtgenoot [verdachte] heden ter terechtzitting in hoger beroep in mijn aanwezigheid heeft afgelegd.
Het hof stelt vast dat die verklaring van [verdachte] luidt:
In of omstreeks de periode februari 2007 tot en met april 2007 hebben ik en [medeverdachte] € 223.000 euro gekregen van [betrokkene 1]; in of omstreeks de periode maart 2007 tot en met april 2007,
€ 150.000 euro; in of omstreeks de periode juni 2007,
€ 250.000 euro; op of omstreeks 20 september 2007,
€ 250.000 euro; op 20 december 2007,
€ 250.000 euro en op 25 maart 2008, € 180.000 euro.
Wij hadden [betrokkene 1] gezegd dat die bedragen moesten worden betaald in verband met "Turkendreiging" in de bewoordingen zoals in de tenlastelegging staat aangegeven.
U vraagt mij of het geldbedrag van circa zesenvijftigduizend euro dat is aangetroffen in onze woning aan de [a-straat] afkomstig was van [betrokkene 1]. Dat geld had ik gepind van de bankrekening waarover [betrokkene 1] ons de beschikking had gegeven in verband met de schadevergoeding van honderdvijftigduizend euro voor het pand aan de [e-straat 1]. Ik kreeg dat geld uit de pinautomaat in biljetten van vijftig euro en die heb ik omgewisseld naar biljetten van vijfhonderd euro. Dat deed ik bij mensen die ik ken. U vraagt mij of er geld van [betrokkene 1] bijzat. Dat kan best zo zijn. Ik heb ook wel eens twintigduizend euro van [betrokkene 1] gekregen in een envelop. U vraagt mij of er geld bijzat dat in het kader van de afpersing aan mij en [verdachte] is overgedragen. Nee. Ik heb wel eens gezocht in een tas waarin [betrokkene 1] geld voor de afpersers had gedaan omdat volgens [betrokkene 1] er een envelop voor ons in zat met twintigduizend euro, die ik niet zo snel kon vinden. Toen heb ik dat bedrag in biljetten van twintig en vijftig euro daaruit gepakt. Vervolgens vond ik de envelop alsnog en heb ik het geld weer in de tas gedaan. Dat bedrag van twintigduizend euro bestond uit biljetten van vijfhonderd euro. Ik heb ook wel geld dat ik gepind heb gewisseld met geld van [betrokkene 1] in zo'n tas. U vraagt mij waarom ik niet gewisseld heb bij de bank. Ik pinde altijd na zes uur 's avonds en dan zijn de banken gesloten.
U vraagt mij wanneer ik voor het eerst ben benaderd door [betrokkene 11] met betrekking tot de schuld van vijfhonderdduizend gulden. Dat was ongeveer anderhalf jaar vóór maart 2008. Ongeveer een jaar voordat [betrokkene 1] de eerste betaling deed. U vraagt of ik de eerste helft van 2006 bedoeld. Dat zou kunnen. Ik was toen in de [f-straat] en zij sprak mij aan in de Blokker. Ze begon een praatje te maken. Ik vertelde dat ik panden van [betrokkene 1] huurde. Zij zei dat het haar verbaasde dat
[betrokkene 10] en ik geen kinderen hadden gekregen. Ze vertelde dat hij een relatie had met haar zuster en dat hij veel geldproblemen had en vroeg of ik hem kon helpen. Later, bij de slager, sprak zij mij weer aan. Ze vertelde dat [betrokkene 10] nog geld kreeg van [betrokkene 9] en dat het mijn schuld was. Ze vertelde vervolgens dat het de bedoeling van [betrokkene 10] was om [betrokkene 1] door drie Turken te laten afschieten. Later vroeg ze me of ik bereid was aan [betrokkene 1] te vragen of hij het geld zou willen betalen. Ik vertelde [betrokkene 1] dat ik problemen had met een Turkse gast die in mijn nek hing die een pand had gehuurd van zijn vader en die vijfhonderdduizend gulden wilde. Ik vroeg [betrokkene 1] of er problemen waren en hij bevestigde dat die er waren. [Betrokkene 1] zei tegen mij dat hij niet wist wat hij moest doen. Ik wilde me er niet mee bemoeien. [Betrokkene 1] heeft desondanks gevraagd of ik hem wilde helpen. Ik zei tegen [betrokkene 1] dat hij het zelf moest uitzoeken, maar hij stelde voor dat hij het geld zou regelen en dat ik het zou overdragen aan [betrokkene 11]. Ik zei tegen [betrokkene 11] dat ik het geld had en ik heb het in het Kruidvat aan de [f-straat] aan haar overgedragen. Ik heb haar gebeld voor die afspraak. Ik had haar daarvoor ook nog een aantal maal gesproken.
U vraagt mij of ik enig bewijs voor die overdacht heb ontvangen. Nee, dat heb ik niet. Criminelen geven geen kwitanties af. Kennelijk vertrouwde [betrokkene 1] ons. Ik vertrouw mensen en ik maak geen afspraken op papier.
U vraagt mij of ik de naam van [betrokkene 10] heb doorgegeven aan [betrokkene 1]. Nee, ik wil niets met hem te maken hebben.
U vraagt mij of [betrokkene 1] niet te kennen heeft gegeven dat hij zelf met zijn afpersers wilde spreken en of ik de naam van [betrokkene 11] heb genoemd. Nee, hij wilde dat niet en ik heb haar naam ook niet genoemd. Ik heb alleen gezegd dat het te maken had met het café waar "[...]" gevestigd was, ik wist niet meer dat het destijds de [...]bar heette. De naam [...]bar kwam ik pas tegen in het dossier in het verhoor van [betrokkene 10].
U vraagt mij wanneer ik [verdachte] heb verteld over [betrokkene 11], [betrokkene 10] en het geld. [Verdachte] was erbij in de auto wanneer ik met [betrokkene 11] sprak. Hij wist dat ik een afspraak met haar had. Ik heb [verdachte] er over verteld.
U vraagt mij of de huurmoordenaars hoorden bij het bedrag van vijfhonderdduizend gulden of bij de twee miljoen euro. Die horen bij allebei de bedragen. Ik had te maken met [betrokkene 11] die begon over de vijfhonderdduizend gulden en vervolgens zei ze dat [betrokkene 10] al een aantal huurmoordenaars naar Nederland had laten komen en dat hij niet de honderdvijftigduizend euro wilde betalen om ze af te kopen. Ik heb toen afgesproken met [betrokkene 1] en hem daarover verteld.
Ik heb de mannen in de [e-straat], waarover [verdachte] zo-even verklaarde, nooit gezien, want toen waren wij ook uit elkaar. Het bleken wel telkens dezelfde personen. U vraagt mij hoe ik dat te weten ben gekomen. Ik vroeg aan [verdachte] of de personen aan wie wij het geld afgaven dezelfde personen waren die hij in de [e-straat] had gezien. Dat beaamde hij.
Op 7 mei heb ik het bedrag van vijfhonderdduizend gulden in euro's - nu tweehonderddrieëntwintigduizend euro - overgegeven aan [betrokkene 11]. De honderdvijftigduizend euro heb ik op 14 mei afgegeven in de [d-straat] en op 15 of 16 juni heb ik geld afgegeven op de Amstelveenseweg en vervolgens zijn de overige bedragen op of omstreeks de data in de tenlastelegging overgedragen op het Museumplein in Amsterdam. U vraagt mij of [verdachte] bij de geldoverdracht van honderdvijftigduizend euro was. Ja. U vraagt mij of de mannen Turken waren. Volgens mij waren het Turken, maar ze kunnen zo wat anders zijn geweest. Van mij denken ze altijd dat ik Russisch ben! U houdt mij voor dat ik me kennelijk bij de overdracht van de honderdvijftigduizend euro realiseerde dat het één groep betrof en dat [betrokkene 11] en [betrokkene 10] daarmee in verband staan. U vraagt mij waarom ik dat niet aan [betrokkene 1] heb verteld. Ik dacht dat de vijfhonderdduizend gulden en de honderdvijftigduizend euro bestemd waren voor [betrokkene 11] en [betrokkene 10]. Toen zeiden de Turken dat er nog een probleem was met twee miljoen euro. Ik wist niet of dat te maken had met [betrokkene 11] of met [betrokkene 10]. Ik zei tegen [betrokkene 1] dat er nog een probleem was met twee miljoen euro en heb hem toen geadviseerd het land te verlaten.
U houdt mij voor dat ik op 25 maart 2008 tegenover de politie heb verklaard dat ik in de wandelgangen had gehoord dat [betrokkene 1] en zijn familie in gevaar waren en dat ik heb verklaard dat ik met die mensen in contact was gekomen via mijn panden en "het Rembrandtplein" en dat ik wist wie de bedreigingen uitte en dat ik ze ook wist te vinden. Ik denk niet dat ik dat zo gezegd heb. Ik hoor wel veel op het Rembrandtplein. U vraagt mij of ik wist wie die bedreigingen uitte. Eigenlijk niet. Ik had wel iets gehoord over een Surinamer.
(...)
De voorzitter deelt mede thans de verdachte [verdachte] te willen ondervragen over de aan hem onder 3, 4, 5 en 6 tenlastgelegde feiten.
De verdachte [verdachte] antwoordt - zakelijk weergeven -:
op vragen van de voorzitter:
Het vuurwapen dat onder 4 in de tenlastelegging is genoemd had ik van mijn broer afgepakt. Het lag op 4 maart 2008 nog in mijn auto, in het handschoenenvak, omdat ik er niet mee naar de politie durfde te gaan.
Ik heb de politie verteld dat ik de invalidenparkeerkaart in mijn bezit had en dat ze hem mochten komen ophalen.
De voorzitter deelt hierop mede de verdachten te willen ondervragen over de onder 2 aan hen tenlastegelegde feiten:
De verdachte [medeverdachte] antwoordt -zakelijk weergegeven -:
op vragen van de voorzitter:
U, voorzitter, houdt mij voor dat ik tegenover de politie heb verklaard dat ik
- de zwarte Nissan Qashqai, bouwjaar 2007, [AA-00-BB] en
- de zwarte Mercedes-Benz, type S 500, bouwjaar 2006, [CC-00-DD] en
- de witte Excalibur, type Phaeton K6, bouwjaar 1987, [EE-00-FF] en
- de oranje Plymouth, type Prowler, bouwjaar 2001,[GG-00-HH],
in de periode 2007-2008 heb gekocht en in contanten heb betaald en dat ik de Excalibur aan [betrokkene 3], onze dochter en de Plymouth aan dochter [betrokkene 4] heb gegeven. Dat klopt. [verdachte] en ik gebruikten de Mercedes en de Nissan.
Het Chopard horloge heb ik gekocht van de zoon van [betrokkene 15]. Ik heb er € 46.000,- voor betaald. Het horloge lag thuis, [a-straat 1] in Amsterdam.
Ik had contant geld gespaard voor de kinderen. Als er iemand jarig is worden er juwelen of contant geld cadeau gedaan. De Mercedes heb ik ingeruild. [betrokkene 6] had zesduizend euro geleend van mijn dochter [betrokkene 4] en ik heb [betrokkene 6] in ruil voor dat geld gevraagd de Mercedes een half jaar op zijn naam te zetten. De in onze woning aangetroffen kleding was grotendeels van mijn ouders of had ik gekregen van [betrokkene 16]; deels was de kleding van de kinderen. Ik gooi nooit iets weg. De juwelen zijn voor noodgevallen.
Het Chopardhorloge heb ik gekocht van de zoon van [betrokkene 15]. Ik koop niet vaak iets voor mijzelf, maar wanneer ik dat wel doe is het kostbaar. Het horloge werd op papier naar Japan geëxporteerd om de BTW heffing in Nederland te ontlopen. Ik heb er € 46 000,- voor betaald.
De Cartier Pascha was een cadeau van mijn echtgenoot [verdachte]. De Cartier Thank hebben we in ruil voor het een of ander gekregen. Het trouwfeest en de limousineservice heb ik betaald.
U houdt mij voor dat de politie en het openbaar ministerie denken dat wij het geld dat [betrokkene 1] aan mij en [verdachte] gaf hebben gehouden en dat wij daarnaast niet gefiscaliseerde inkomsten hadden. U houdt mij daarnaast voor dat het idee bestaat dat wij uit onze legale inkomsten niet onze levenswijze kunnen hebben bekostigd. Ik ben rijk. U houdt mij voor dat bepaalde instellingen denken dat zij nog geld van ons tegoed hebben. Ik lig overhoop met de Rabobank over de hypotheek voor een boot.
U houdt mij voor dat ik niet mijn officiële verblijf in Nederland heb, maar dat ik hier regelmatig ben. U vraagt mij van welk land ik ingezetene ben. Die vraag wil ik niet beantwoorden.
De verdachte [verdachte] verklaart op vragen van de voorzitter - zakelijk weergegeven - het volgende:
Ik sluit mij ten aanzien van de auto's zoals vermeld op de tenlastelegging en het Chopard horloge, type La Strada aan bij de verklaring die mijn echtgenote [medeverdachte] heden ter terechtzitting in hoger beroep in mijn aanwezigheid heeft afgelegd.
Het hof stelt vast dat die verklaring van [medeverdachte] luidt:
U, voorzitter, houdt mij voor dat ik tegenover de politie heb verklaard dat ik
- de zwarte Nissan Qashqai, bouwjaar 2007, [AA-00-BB] en
- de zwarte Mercedes-Benz, type S 500, bouwjaar 2006, [CC-00-DD] en
- de witte Excalibur, type Phaeton K6, bouwjaar 1987, [EE-00-FF] en
- de oranje Plymouth, type Prowler, bouwjaar 2001, [GG-00-HH],
in de periode 2007-2008 heb gekocht en in contanten heb betaald en dat ik de Excalibur aan [betrokkene 3], onze dochter en de Plymouth aan dochter [betrokkene 4] heb gegeven. Dat klopt.
[Verdachte] en ik gebruikten de Mercedes en de Nissan.
Het Chopard horloge heb ik gekocht van de zoon van [betrokkene 15]. Ik heb er € 46.000,- voor betaald. Het horloge lag thuis, [a-straat 1] in Amsterdam.
Desgevraagd delen de raadslieden mede dat zij geen behoefte hebben aan het voorhouden van stukken uit het dossier."