ECLI:NL:PHR:2023:75
Parket bij de Hoge Raad
- Rechtspraak.nl
Cassatieberoep tegen ongegrondverklaring beklag teruggave inbeslaggenomen geldbedrag
In deze zaak heeft de rechtbank Amsterdam op 12 november 2021 het beklag van de klager, die verzocht om teruggave van een inbeslaggenomen geldbedrag van € 25.024,50, ongegrond verklaard. De klager had op 23 mei 2020 afstand gedaan van het geldbedrag tijdens een verhoor in het kader van een strafrechtelijk onderzoek naar witwassen. De klager werd op 17 juni 2020 vrijgesproken van de verdenking van witwassen, maar de rechtbank oordeelde dat de afstandsverklaring rechtsgeldig was. De klager stelde dat hij geen afstand had willen doen van het geld en dat de rechtbank haar beschikking ontoereikend had gemotiveerd. De raadsman van de klager voerde aan dat de afstandsverklaring niet rechtsgeldig was, omdat deze niet schriftelijk was gedaan en er geen aparte afstandsverklaring was. De rechtbank oordeelde echter dat de klager voldoende was geïnformeerd over zijn rechten en dat de afstandsverklaring geldig was. De Hoge Raad bevestigde deze beslissing en oordeelde dat de hoogte van het geldbedrag niet relevant was voor de rechtsgeldigheid van de afstandsverklaring. De conclusie van de Procureur-Generaal strekte tot verwerping van het cassatieberoep, omdat de rechtbank op juiste gronden had geoordeeld dat de klager afstand had gedaan van het geldbedrag.