ECLI:NL:PHR:2018:1333
Parket bij de Hoge Raad
- G. Knigge
- Rechtspraak.nl
Rechtsgeldigheid van afstandsverklaring van inbeslaggenomen geldbedrag in strafrechtelijke context
In deze zaak gaat het om de rechtsgeldigheid van een afstandsverklaring van een inbeslaggenomen geldbedrag van € 7.560 door de klager, die door de politie als verdachte werd gehoord. De rechtbank Rotterdam verklaarde de klager niet-ontvankelijk in zijn klaagschrift tot teruggave van het geld. De klager stelde dat de afstandsverklaring niet rechtsgeldig was, omdat hij onder druk stond en niet in staat was de gevolgen van zijn keuze te overzien. De rechtbank oordeelde dat de afstandsverklaring rechtsgeldig was, omdat de klager bij zijn volle verstand en vrijwillig afstand had gedaan van het geld. De klager had schriftelijk afstand gedaan tijdens zijn verhoor, maar voerde aan dat hij dit deed omdat hij naar huis wilde en dacht dat zijn advocaat later het geld zou terugkrijgen. De rechtbank concludeerde dat de klager voldoende op de hoogte was van de consequenties van zijn afstandsverklaring en dat er geen aanwijzingen waren voor dwang of misbruik van omstandigheden. De advocaat-generaal in cassatie betoogde echter dat de klager niet voldoende was geïnformeerd over zijn rechten en dat de afstandsverklaring niet vrijwillig was gedaan. De Hoge Raad oordeelde dat de rechtbank onvoldoende had onderbouwd dat de klager daadwerkelijk vrijwillig afstand had gedaan van het geld, gezien de omstandigheden waaronder de afstandsverklaring was afgelegd. De conclusie van de advocaat-generaal leidde tot de vernietiging van de beschikking van de rechtbank en terugverwijzing voor een nieuwe behandeling.