3.2De bestreden beschikking houdt, voor zover van belang, het volgende in:
“1. De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
• de kennisgeving van inbeslagname op grond van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering
(hierna te noemen: Sv), waaruit blijkt dat op 24 maart 2021 onder klager in het strafvorderlijk onderzoek tegen [betrokkene 1] in beslag is genomen: een personenauto van het merk Hyundai, 1X35,
zwart, en voorzien van het kenteken [kenteken] .
• het klaagschrift, ingediend op 11 mei 2021 ter griffie van deze rechtbank ingevolge artikel 552a
Sv;
• het verweerschrift van de officier van justitie;
• de processen-verbaal van de openbare raadkamerbehandelingen van 12 augustus 2021 en 24
september 2021; en
• de overige stukken uit het bijbehorende raadkamerdossier met voornoemd raadkamernummer.
Het klaagschrift is behandeld in raadkamer op 5 november 2021. Gehoord zijn de officier van justitie, mr. E.E. de Feijter, klager en mr. M.A.M. Pijnenburg als gemachtigd raadsman van klager.
Het klaagschrift strekt tot opheffing van het gelegde beslag. Daartoe is aangevoerd dat op 24 maart
2021 de personenauto in beslag is genomen omdat er sprake zou zijn van een verborgen ruimte in de personenauto. De personenauto is uitgeleend aan een kennis van klager. Klager is niet bekend met de verborgen ruimte. Klager is eigenaar van de personenauto en is geen verdachte van enig strafbaar feit dat het beslag zou kunnen rechtvaardigen. Het beslag is onrechtmatig en disproportioneel nu klager door het beslag geen beschikking meer kan hebben over de auto die hij nodig heeft voor zijn dagelijks verkeer. Daarnaast heeft klager zijn auto nodig om zijn kinderen op te halen.
De officier van justitie heeft zich op het schriftelijk standpunt gesteld dat [betrokkene 1] op 24 maart 2021 staande is gehouden in verband met een voertuigcontrole. Verbalisanten wisten dat het voertuig over een verborgen ruimte beschikte. Derhalve is het voertuig in beslag genomen. Het is onwenselijk dat een personenauto in deze staat wordt teruggebracht in het maatschappelijk verkeer. Het klaagschrift dient ongegrond te worden verklaard.
De raadkamerbehandeling is op 12 augustus 2021 en 24 september 2021 aangehouden teneinde de advocaat in gelegenheid te stellen om een offerte op te laten maken voor de kosten van herstel van de verborgen ruimte in de auto. De advocaat heeft een offerte laten opstellen voor het in originele staat brengen van de bagageruimte.
De officier van justitie handhaaft het eerder ingenomen standpunt. De verkregen offerte voor het
verwijderen van de verborgen ruimte maakt het eerder ingenomen standpunt niet anders.
De raadsman heeft, in raadkamer, ter aanvulling aangevoerd dat het klaagschrift voorwaardelijk
gegrond kan worden verklaard onder de voorwaarden dat klager de auto in originele staat laat
herstellen en de daaraan verbonden kosten draagt.
2. De beoordeling
De raadkamer van de rechtbank is bevoegd tot afdoening van het klaagschrift.
Het klaagschrift is tijdig ingediend en klager is ontvankelijk in het klaagschrift.
Bij de beoordeling stelt de rechtbank voorop dat het onderzoek in raadkamer naar aanleiding van een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a Sv een summier karakter draagt. Dat betekent dat van de rechter niet kan worden gevergd ten gronde in de mogelijke uitkomst van een nog te voeren hoofdzaak of ontnemingsprocedure te treden.
De rechtbank overweegt over het klaagschrift tegen het strafvorderlijk beslag dat is gelegd op grond van artikel 94 Sv als volgt.
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad sinds HR 28 september 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL2823, NJ 2010/654, r.o. 2.8 en 2.9, dient de rechter, in geval van een klaagschrift tegen een op grond van artikel 94 Sv gelegd beslag: a. te beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert, en zo neen,
b. de teruggave van het inbeslaggenomen voorwerp te gelasten aan.de beslagene, tenzij een ander redelijkerwijs als rechthebbende ten aanzien van dat voorwerp moet worden beschouwd.
In dit laatste geval moet het klaagschrift van de beslagene ongegrond worden verklaard en kan, mits de hiervoor bedoelde ander zelf een klaagschrift heeft ingediend, de teruggave aan die rechthebbende worden gelast.
Het belang van strafvordering verzet zich tegen teruggave indien het veiligstellen van de belangen
waarvoor artikel 94 Sv de inbeslagneming toelaat, het voortduren van het beslag nodig maakt. Dat is bijvoorbeeld het geval wanneer de desbetreffende voorwerpen kunnen dienen om de waarheid aan de dag te brengen of om wederrechtelijk verkregen voordeel aan te tonen. Voorts verzet het door artikel 94 Sv beschermde belang van strafvordering zich tegen teruggave indien niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer van het voorwerp zal bevelen, al dan niet naar aanleiding van een afzonderlijke vordering daartoe als bedoeld in artikel 36b, eerste lid onder 4°, Sr in verbinding met artikel 552f Sv.
De rechtbank constateert dat de personenauto blijkens de kennisgeving van inbeslagname op naam staat van klager en niet is gebleken dat een ander rechthebbende is van de personenauto. Klager kan derhalve worden aangemerkt als rechthebbende van de personenauto.
Ingevolge artikel 36d van het Wetboek van Strafrecht is de auto, onder andere, vatbaar voor onttrekking aan het verkeer indien de auto van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang. Daarvan is sprake nu de auto in de huidige toestand kan dienen tot het begaan of de voorbereiding van misdrijven, dan wel de opsporing ervan kan belemmeren. De verborgen ruimte is kennelijk aangelegd voor criminele doeleinden met als doel criminele activiteiten te verhullen. De personenauto van klager is dan ook vatbaar voor onttrekking aan het verkeer nu het ongecontroleerde bezit van een auto met een verborgen ruimte afbreuk doet aan een effectieve voorkoming en bestrijding van die criminele doeleinden.
Voorts komt het aanwezig hebben van een personenauto met een verborgen ruimte voor rekening en risico van klager. Het feit dat klager zegt niks van de verborgen ruimte af te weten, doet daar niet aan af. Temeer nu klager een onderzoeksplicht heeft zich er van te vrijwaren dat een dergelijke ruimte niet in een (zijn) auto aanwezig is. Indien klager de personenauto in deze staat heeft gekocht of uitgeleend, dient hij zich voor de kosten van de geleden schade te richten tot de verkoper van de auto dan wel tot degene aan wie hij de auto heeft uitgeleend.
Voorts is de rechtbank van oordeel dat de wet niet voorziet in de mogelijkheid van een voorwaardelijke beslissing over strafvorderlijk inbeslaggenomen voorwerpen.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het klaagschrift gericht tegen het op grond van artikel 94 Sv gelegde beslag ongegrond verklaren.
3. De beslissing
De rechtbank verklaart het klaagschrift ongegrond.”