II.
Het eerste middel en de bespreking daarvan
Het middel
3. Het eerste middel bevat de klacht dat de kwalificatie van het bewezenverklaarde onvoldoende met redenen is omkleed en valt in twee samenhangende deelklachten uiteen. De eerste deelklacht houdt in dat het hof de grondslag van de tenlastelegging heeft verlaten door het bewezenverklaarde als meerdere strafbare feiten te kwalificeren en daarbij art. 57 Sr te vermelden. Volgens de tweede deelklacht kon het hof het tenlastegelegde en bewezenverklaarde feit gelet op de gebezigde bewijsmiddelen redelijkerwijs niet kwalificeren als meerdere op zichzelf staande handelingen zoals bedoeld in art. 57 Sr, maar slechts als een voortgezette handeling in de zin van art. 56 Sr.
4. Als meer subsidiair is de verdachte tenlastegelegd dat:
“hij op of omstreeks 31 oktober 2020 in de provincie Limburg, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [verbalisant 1] en [aangever 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door een of meerdere malen terwijl hij 200 km per uur reed waar snelheden van 130 km per uur respectievelijk 70 km per uur waren toegestaan, in elk geval onder hoge snelheid, abrupte stuurbeweging(en) in de richting van de politieauto te maken waardoor die [verbalisant 1] krachtig diende te remmen en/of uit te wijken in de richting van de vangrail en/of middenberm teneinde een aanrijding te voorkomen.”
5. Daarvan is bewezenverklaard dat:
“hij op 31 oktober 2020 in de provincie Limburg [verbalisant 1] en [aangever 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht door meerdere malen, terwijl hij reed onder hoge snelheid, abrupte stuurbewegingen in de richting van de politieauto te maken waardoor die [verbalisant 1] krachtig diende te remmen en/of uit te wijken in de richting van de vangrail en middenberm teneinde een aanrijding te voorkomen.”
6. De bewezenverklaring steunt, voor zover hier van belang, op de volgende bewijsmiddelen (de voetnoten heb ik hier weggelaten):
“
1. Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 31 oktober 2020, voor zover inhoudende als relaas van de verbalisanten [verbalisant 1] en [aangever 2]:
Op 31 oktober 2020, omstreeks 01.00 uur waren wij, verbalisanten [verbalisant 1] en [aangever 2] , in uniform gekleed en reden wij in een opvallend dienstvoertuig, een snel interventie voertuig van het merk Audi A6. Ik, [verbalisant 1] , was de bestuurder en ben hiervoor gecertificeerd.
Op 31 oktober 2020, omstreeks 01.01 uur, reden wij over de A73 rechts in de omgeving van Roermond. Op dat moment kregen wij het verzoek van de centralist van de regionale meldkamer Limburg om aan te sluiten bij een achtervolging die op dat moment gaande was op de A2 van het zuiden. Het betrof een Volkswagen Golf, grijs van kleur. Een regionale patrouille reed er met een snelheid van ongeveer 200 km/u. Deze kon het voertuig volgen, maar niet bijtrekken.
Wij, [verbalisant 1] en [aangever 2] namen positie in op het viaduct gelegen boven de A2. Vervolgens zagen wij het achtervolgde voertuig en de opvallende patrouille aan komen rijden vanuit het noorden. Wij zagen de Golf onder ons doorrijden. Vervolgens zijn wij de A2 opgereden en kwamen wij achter de Golf te rijden, als eerste voertuig. Wij reden op dat moment met een snelheid van ongeveer 200 km/u.
Wij probeerden vervolgens de Golf links in te halen om er voor te komen. Op het moment dat wij met de neus van ons voertuig links langs de linker achterzijde van de Golf kwamen te rijden, reed de bestuurder van de Golf meteen, met een moedwillige abrupte stuurbeweging, in onze richting en probeerde ons in de middenvangrail/berm te drukken. Ik, [verbalisant 1] , schrok hier behoorlijk van en moest krachtig remmen en sturen om een aanrijding met deze hoge snelheid voorkomen. Ik, [verbalisant 1] , zag met deze hoge snelheid de vangrail op mij afkomen en dacht meteen dat ik dit niet ging overleven. Ik moest al mijn kunde inzetten om niet in een slip te komen en zo de controle over ons voertuig te verliezen. Ik. [aangever 2] , schrok hier ook erg van en was behoorlijk bang om in de vangrail te belanden. Ik dacht echt dat er een flinke aanrijding zou volgen met alle gevolgen van dien. Vervolgens heb ik (het hof begrijpt: [verbalisant 1] ) een vijftig tal meters afstand genomen en bleef achter de Golf rijden en gaven wij de positie aan de meldkamer door. Wij zagen dat er drie personen in de Golf zaten.
Wij, verbalisanten, wisten dat er ter hoogte van Roosteren/Born wegwerkzaamheden waren. Ik, [verbalisant 1] , probeerde voor de wegwerkzaamheden nogmaals voorbij de Golf te rijden ten einde voor hem te komen om het voertuig tot stilstand te dwingen. Vervolgens heeft de bestuurder van de Golf ons nogmaals met abrupte stuurbewegingen, zowel naar links en naar rechts geprobeerd ons van de weg te drukken. Ik, [verbalisant 1] , schrok hier wederom van. Ik moest wederom enkele malen krachtig remmen en sturen om aanrijdingen te voorkomen. Ik, [aangever 2] , schrok hier heel erg van en voelde mij hier niet goed bij van de schrik. Vervolgens hebben wij afstand genomen van de Golf, een vijftig tal meters zodat wij op tijd konden anticiperen op de acties van de Golf.
Aan het einde van de wegwerkzaamheden zagen wij dat de Golf rijstrook 1 opreed en zijn snelheid wederom verhoogde naar 200 km/u. Vervolgens probeerde wij, verbalisanten, wederom langs de Golf te rijden. Wederom werd er met een abrupte stuurbeweging, door de bestuurder van de Golf, op ons ingereden. Weer moest ik, [verbalisant 1] , krachtig sturen en remmen om een aanrijding te voorkomen. Wij reden op dat moment over rijstrook 2. Vervolgens bleven wij de Golf op een afstand van vijftig meter volgen teneinde een aanrijding te voorkomen.
Wij bleven in de richting van het zuiden rijden. Vervolgens aangekomen bij knooppunt Kerensheide zagen wij dat de Golf de afslag België nam en richting België reed. Aangekomen in België werd de achtervolging overgenomen door een opvallend politievoertuig van de collega's van België. Wij. [verbalisant 1] en [aangever 2] , reden vervolgens als tweede voertuig mee. Bij de afslag Genk centrum zagen wij dat de Golf de afslag nam en meteen weer de snelweg terug in de richting van Nederland nam. Aangekomen bij de grens van Nederland namen wij, [verbalisant 1] en [aangever 2] , de achtervolging als eerste voertuig over van de Belgische collega's. De achtervolging ging verder met een snelheid van 200 km/u in de richting van Duitsland. Bij de grens van Duitsland sloten de Duitse collega's achter ons aan. Wij reden met hoge snelheid de afslag Aachen voorbij.
Aangekomen bij de afslag Eschweiler/Stolberg zagen wij de Golf deze afslag nemen. Aangekomen op de aldaar gelegen kruising, beveiligd met verkeerslichten, zagen wij dat de Golf rechtdoor overstak en door rood licht reed. En achter de kruising meteen keerde en in onze richting kwam gereden. Wij zagen, hoorden en voelden de Golf tegen de rechter zijkant van ons voertuig aanrijden. Meteen kwamen wij tot stilstand en hebben de Duitse collega's met behulp van ons de inzittenden aangehouden.
Vanaf dat de Golf in ons zicht kwam, hebben wij, verbalisanten [verbalisant 1] en [aangever 2] , deze niet uit het oog verloren.
De bestuurder van de Golf heeft gedurende de achtervolging veelvuldig verkeersovertredingen gemaakt, waarbij de verkeersveiligheid meerdere malen enorm in gevaar werd gebracht.
Voertuig: personenauto. Volkswagen Golf, kleur grijs, Nederland, kenteken [kenteken]
2. Het proces-verbaal van aangifte d.d. 31 oktober 2020, voor zover inhoudende als verklaring van [aangever 2] :
Op 31 oktober 2020 omstreeks 01.00 uur had ik samen met mijn collega [verbalisant 1] algehele surveillancedienst voor de regio Zuid-Oost-Nederland. Wij reden tijdens deze dienst in een herkenbaar en opvallend politievoertuig, zijnde een Audi A6. Ik was bijrijder en mijn collega [verbalisant 1] trad daarbij op als bestuurder van de opvallende surveillanceauto. Op tijd en plaats voornoemd kregen wij het verzoek om assistentie te verlenen aan de collega’s van het RBT-Weert in verband met een achtervolging op de A2 in de richting van Zuid-Limburg.
Ik doe aangifte tegen de bestuurder van de grijze Volkswagen Golf omdat tijdens het rijden op de A2 in Limburg deze bestuurder een snelle beweging maakte met zijn Volkswagen in de richting van onze dienstauto op het moment dat wij bijna naast hem reden op de linkerrijstrook van de A2. Daardoor was mijn collega [verbalisant 1] genoodzaakt een stuurbeweging te maken naar links en krachtig te remmen. Had hij dit niet gedaan, dan waren wij met alle kracht met de Volkswagen in aanraking gekomen en had de Volkswagen de linker zijflank van de Audi tegen de vangrail gedrukt. Op dat moment reden wij met een snelheid van ongeveer 190 kilometer per uur. We mogen eigenlijk van geluk spreken dat we niet geraakt werden door de Volkswagen. Als mijn collega niet zo adequaat gereageerd zou hebben waren wij vol tegen de vangrail van de A2 gereden met alle gevolgen van dien. Hij heeft zelfs op meerdere momenten geprobeerd ons op deze manier de weg te blokken. Het was voor mij op dat moment wel duidelijk dat deze bestuurder nergens voor terug zou deinzen. Ik ben hierdoor erg geschrokken. Het had zoveel erger kunnen aflopen. Gelukkig zijn mijn collega [verbalisant 1] en ik ongedeerd gebleven en kunnen wij het nog navertellen.
3. Het proces-verbaal van aangifte d.d. 1 november 2020, voor zover inhoudende als verklaring van [verbalisant 1] :
Ik doe aangifte van poging doodslag en bedreiging gepleegd door de bestuurder van de grijze Volkswagen Golf gekentekend [kenteken] . Op 31 oktober 2020, omstreeks 01.00 uur reed ik samen met mijn collega [aangever 2] in een opvallend dienstvoertuig, een snel interventie voertuig (de Audi A6). Wij waren in uniform gekleed en waren doende met onze werkzaamheden op de A73 ter hoogte van Roermond.
Ik, [verbalisant 1] , trad op als bestuurder en mijn collega van [aangever 2] was bijrijder. Op voornoemd tijdstip kregen wij het verzoek om assistentie te verlenen aan de collega's van de regio Weert, in verband met een achtervolging op de A2 richting zuiden, waarbij ze bij betrokken waren.
Op het moment dat wij aankomen op het viaduct bij Grathem, gelegen boven de A2, zag ik de grijze Golf, gekentekend [kenteken] met hoge snelheid aankomen rijden, rijdend over rijstrook 1 van de A2 rechts, met daarachter de collega's die met zwaailicht en sirene reden. Ik begon op dat moment op te rijden over de invoegstrook en zag daarbij dat de Golf mij met zeer hoge snelheid passeerde. Ik zag dat er totaal drie personen in zaten.
Ik kon met ons snelle dienstvoertuig vlug bijtrekken en kwam als eerste voertuig achter de Golf te rijden. Ik zag op de kilometerteller van ons dienstvoertuig dat wij 200 km/u reden. Ik zag de Golf over rijstrook 2 rijden. Om de achtervolging te stoppen probeerde ik de Golf over rijstrook 1, links, in te halen. Dit ging gemakkelijk om dat ons dienstvoertuig veel sneller kon rijden dan de Golf. Op het moment dat ik praktisch naast de Golf kom te rijden, met ongeveer 220 km/u, links op rijstrook 1, maakte de bestuurder van de Golf, totaal onnodig, een abrupte stuurbeweging in onze richting. Ik schrok erg van deze stuurbeweging, vooral omdat er geen ander voertuig in de buurt was. Dus totaal onverwachts.
Ik moest abrupt hard en krachtig remmen en tevens abrupt naar links sturen in de richting van de vangrail en middenberm. Ik moest al mijn rijkunde inzetten om een aanrijding met de Golf te voorkomen en ook met de vangrail van de middenberm. Ik zag de vangrail al op ons afkomen. Ik kon nog maar net voorkomen dat de linker wielen niet in de middenberm terecht kwamen. Ik kon onze auto nog net onder controle houden. Ik vond dit heel erg bedreigend en ik voelde mij hier niet goed bij. Ondanks mijn rijkunde was ik heel erg geschrokken van deze actie van de bestuurder van de Golf, omdat gezien het verkeersbeeld dit totaal onnodig was. Het was bewust gedaan om ons van de weg afte drukken. Ik ben blij dat wij ongedeerd zijn gebleven en dit kunnen na vertellen. Vervolgens heeft hij dit in de loop van de achtervolging nog een paar keer geprobeerd te doen.
Na mijn dienst heb ik best nog veel gedacht aan deze actie en toen drong het tot mij door dat wij ontzettend veel geluk hebben gehad dat wij het er levend hadden afgebracht. Vooral bij deze snelheid van ongeveer 200 km/u.
4. Het aanvullend proces-verbaal van bevindingen d.d. 12 maart 2021, voor zover inhoudende als relaas van de verbalisant [aangever 2] :
Ten tijde van de achtervolging gaf ik, [aangever 2] , portofonisch aan het operationeel centrum Driebergen het kenteken van de Volkswagen Golf door. Tijdens de achtervolging probeerde de bestuurder, naar later bleek de aangehouden verdachte [verdachte] , meermaals met zeer hoge snelheid met deze Volkswagen ons van de weg te drukken. Door de alerte reactie van mijn collega [verbalisant 1] , die als bestuurder van ons dienstvoertuig optrad, werd een aanrijding voorkomen.
Op het moment dat deze Volkswagen in Duitsland de afslag Eschweiler nam en aan de Rue de Wattrelos via het gras en trottoir tegen ons dienstvoertuig aanreed, stonden mijn collega [verbalisant 1] en ik voor de Volkswagen. Ik liep direct naar de Volkswagen toe. Het bestuurdersportier was in eerste instantie gesloten. Nadat deze werd geopend, pakte ik samen met mijn collega [verbalisant 1] en een collega van de Duitse politie [verdachte] aan zijn arm en kleding vast teneinde hem naar de grond te geleiden en aan te houden.”
7. De bewijsoverwegingen van het hof, houden voor zover hier van belang, het volgende in:
“Uit de gebezigde bewijsmiddelen volgt naar het oordeel van het hof dat de door de verdachte gemaakte abrupte stuurbewegingen in de richting van het dienstvoertuig van de verbalisanten [verbalisant 1] en [aangever 2] zijn geschied onder zodanige omstandigheden dat deze in het algemeen geschikt zijn om bij de inzittenden van dat voertuig de vrees teweeg te brengen dat een verkeersongeluk met dodelijke afloop zou plaatsvinden. Gelet daarop heeft die vrees bij [verbalisant 1] en [aangever 2] in redelijkheid kunnen ontstaan. Het hof acht derhalve wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich met zijn handelen schuldig heeft gemaakt aan het meermalen bedreigen van de verbalisanten met een misdrijf tegen het leven gericht.”
De bespreking van het middel
8. Het hof heeft het bewezenverklaarde gekwalificeerd als “bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd”. Gelet op de bewezenverklaring, de kwalificatie en de verwijzing naar art. 57 Sr bij de toepasselijke wettelijke voorschriften, heeft het hof kennelijk geoordeeld dat in het onderhavige geval sprake is van een meerdaadse samenloop in de zin van art. 57 Sr.
9. In de toelichting op het middel wordt betoogd dat het hof daarmee is “afgeweken van de tenlastelegging die immers inhoudt dat rekwirant twee personen heeft bedreigd door een of meerdere malen bepaalde stuurbewegingen te maken” en het de tenlastelegging “niet zó [kon] uitleggen dat rekwirant niettemin ervan werd beschuldigd dat hij zich aan meerdere gevallen van bedreiging schuldig had gemaakt”. In dat verband wordt door de steller van het middel aangevoerd dat (i) de dreigende stuurbewegingen nauw verband met elkaar hielden, (ii) ze plaatsvonden met hetzelfde doel (zich niet laten inhalen door de politieauto), (iii) ze gelijksoortig waren en (iv) ze alle plaatsvonden in een bestek van een half uur.
10. De regels van meerdaadse samenloop zijn onder meer van toepassing ingeval de verdachte gelijktijdig wordt berecht wegens op zichzelf staande strafbare feiten, of wanneer sprake is van één feitencomplex dat strafbare feiten oplevert die meer dan één verwijt behelzen.Blijkens de artikelen 57 en 58 Sr is voor de beoordeling van de vraag of sprake is van meerdaadse samenloop mede de vraag van belang of de bewezenverklaarde feiten kunnen worden beschouwd als op zichzelf staande handelingen. Voor de in art. 56 Sr neergelegde voortgezette handeling komt het erop aan of de verschillende bewezenverklaarde, elkaar in de tijd opvolgende gedragingen (ook met betrekking tot het “wilsbesluit”) zo nauw met elkaar samenhangen dat de verdachte daarvan (in wezen) één verwijt wordt gemaakt. De wijze van tenlasteleggen kan van belang zijn voor de samenloop. Samenloopvragen rijzen in beginsel niet als de enkelvoudige kwalificatie al uit de tenlastelegging voortvloeit, dus als ze zijn tenlastegelegd als één samenhangend feitencomplex. Voorbeelden daarvan zijn mishandeling door het toedienen van meerdere slagen aan hetzelfde slachtoffer of diefstal met braak door het stelen van meerdere voorwerpen bij een inbraak.
11. Ik meen dat het hof niet onbegrijpelijk uit de concrete omstandigheden van het onderhavige geval heeft kunnen afleiden dat het op verschillende tijdstippen onder hoge snelheid maken van abrupte stuurbewegingen in de richting van de politieauto telkens een zelfstandig feit in de zin van de meerdaadse samenloop oplevert. Ook de tenlastelegging laat deze lezing toe. Ter vergelijking wijs ik daarbij op het arrest van HR 11 juli 2023, ECLI:NL:HR:2023:1040. In die zaak liet de Hoge Raad de veroordeling wegens het meermalen plegen van ontucht – door het in een zwembad op verschillende tijdstippen (dus meermalen) onverhoeds vastpakken en aanraken van de genitaliën van het slachtoffer – in stand zonder daaraan een inhoudelijke motivering te wijden.Ik meen dat zich hier geen voortgezette handeling heeft voorgedaan, omdat op de bewuste momenten voor elke nieuwe stuurbeweging telkens weer een apart wilsbesluit nodig was en moest worden genomen. 12. Het eerste middel faalt.