ECLI:NL:HR:2023:1040

Hoge Raad

Datum uitspraak
11 juli 2023
Publicatiedatum
5 juli 2023
Zaaknummer
21/03142
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over feitelijke aanranding van eerbaarheid met minderjarige in zwembad

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 juli 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 26 juli 2021. De zaak betreft een 26-jarige verdachte die beschuldigd werd van feitelijke aanranding van eerbaarheid van een 16-jarige jongen in een zwembad, zoals omschreven in artikel 246 van het Wetboek van Strafrecht. In eerste aanleg werd de verdachte vrijgesproken, maar het hof heeft in hoger beroep de betrouwbaarheid en geloofwaardigheid van de getuigenverklaring van de aangever en een andere getuige beoordeeld. De Hoge Raad heeft de klachten van de verdachte over de uitspraak van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak. De Hoge Raad heeft geen nadere motivering hoeven geven, omdat de vragen die aan de orde zijn niet van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht. De Hoge Raad heeft de verwerping van het beroep bevestigd, waarbij het hof expliciet heeft overwogen dat de getuige heeft verklaard over wat hij zelf heeft waargenomen en dat er geen bewijs is van beïnvloeding van zijn verklaring door de vader van de aangever. De verklaring van de getuige werd als authentiek, betrouwbaar en geloofwaardig beschouwd, ondanks dat deze niet volledig overeenkwam met de verklaring van de aangever. De Hoge Raad heeft de beslissing van het hof bevestigd en het beroep verworpen.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer21/03142
Datum11 juli 2023
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 26 juli 2021, nummer 20-003799-19, in de strafzaak
tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1990,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft G.W.L.A.M. Koppen, advocaat te Eindhoven, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De raadsman van de verdachte heeft daarop schriftelijk gereageerd.

2.Beoordeling van het eerste cassatiemiddel

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beoordeling van het tweede cassatiemiddel

3.1
Het cassatiemiddel klaagt over het oordeel van het hof dat de voor het bewijs gebruikte verklaring van de getuige [benadeelde ] betrouwbaar en geloofwaardig is.
3.2
Het cassatiemiddel leidt niet tot cassatie. De redenen daarvoor staan vermeld in de conclusie van de advocaat-generaal onder 4, 5, 14 en 16 tot en met 19.

4.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren A.E.M. Röttgering en T. Kooijmans, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
11 juli 2023.