Bewezenverklaring en bewijsvoering
4. Ten laste van de verdachte is, voor zover voor de beoordeling van het middel van belang, bewezenverklaard dat:
“2.
hij op 28 augustus 2019 te Tilburg ambtenaren, [verbalisant 3] (politiemedewerker arrestantenverzorging) en [verbalisant 1] (hoofdagent van politie Eenheid Zeeland-West-Brabant) en [verbalisant 2] (politiemedewerker arrestantenverzorging), gedurende de rechtmatige uitoefening van hun bediening heeft mishandeld door die [verbalisant 3] en [verbalisant 1] en [verbalisant 2] in het gezicht, althans tegen het lichaam, te spugen;”
“4.
hij op 28 augustus 2019 te Tilburg zich met geweld heeft verzet tegen ambtenaren, [verbalisant 3] (politiemedewerker arrestantenverzorging) en [verbalisant 1] (hoofdagent van politie Eenheid Zeeland-West-Brabant) en [verbalisant 2] (politiemedewerker arrestantenverzorging), werkzaam in de rechtmatige uitoefening van hun bediening, te weten tijdens de insluitingsfouillering van verdachte, door te worstelen en met kracht (zijn lichaam) (terug) te draaien en in de richting van die ambtenaren voornoemd te trappen, althans zich te bewegen tegengesteld aan de richting waarin die ambtenaren hem trachtten te geleiden, terwijl dit misdrijf en daarmede gepaard gaande feitelijkheden enig lichamelijk letsel, te weten een gebroken vinger en/of een gescheurde pees aan de vinger bij die [verbalisant 3] ten gevolge heeft gehad.”
5. Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
“Ten aanzien van het onder 2., 3. en 4. bewezenverklaarde:
3. Het proces-verbaal van aangifte d.d. 29 augustus 2019 (p. 16-18 van het politiedossier) voor zover inhoudende als verklaring van de aangever [verbalisant 3]:
Ik doe aangifte van mishandeling, belediging en bedreiging.
Op 28 augustus 2019, omstreeks 19.00 uur, was ik werkzaam als politiemedewerker bij de arrestantenverzorging, gelegen aan de Ringbaan-West 232 te Tilburg. Omstreeks 19.00 uur werd de verdachte [verdachte] bij ons binnengebracht ter zake van mishandeling. Ik begon samen met mijn collega [verbalisant 2] (het hof begrijpt: [verbalisant 2]) aan de insluitingsfouillering van deze verdachte. De verdachte [verdachte] moest zijn touwtje uit zijn broek halen in verband met de veiligheidsvoorschriften. De verdachte weigerde dit, waarop wij hem een papieren overall als alternatief hadden aangeboden, dat hij ook weigerde. Samen met mijn collega hebben we hem wel acht kansen gegeven om aan onze opdrachten te voldoen en de verdachte veranderde continu van onderwerp om eronderuit te komen.
Na alle kansen hebben zowel ik als mijn collega de verdachte [verdachte] meerdere malen gewaarschuwd dat als hij niet ging meewerken wij geweld zouden gebruiken. Echter werkte de verdachte nog steeds niet mee en ik zag dat hij de papieren overall dat wij hem hadden gegeven, helemaal kapot scheurde. Hierop drukte mijn collega en ik de verdachte naar de muur, om zijn bewegingsruimte te beperken. Collega [verbalisant 1] die de verdachte had aangehouden, hielp ook mee om de verdachte naar de muur te begeleiden. De verdachte stond met zijn rug naar de muur en wij wilden hem omdraaien.
Ik zag dat collega [verbalisant 1] de linkerarm van de verdachte pakte en ik pakte zijn rechterarm. Collega [verbalisant 2] probeerde achter de verdachte te komen om hem zo geleidelijk om te draaien en pakte de verdachte in een nek klem. Ik zag dat de verdachte [verdachte] mijn collega [verbalisant 1] recht in het gezicht spuugde toen hij de verdachte vastpakte bij zijn arm. Uit reactie zag ik dat collega [verbalisant 1] de verdachte hierop een klap in zijn gezicht gaf, waarna de verdachte een bloedneus had. Vervolgens zijn wij met de verdachte naar de grond gegaan om hem onder controle te krijgen. Omdat ik met zijn arm bezig was ging ik door mijn knieën. Ik zag dat de verdachte mij aankeek met een intimiderende blik, waardoor ik het gevoel kreeg dat hij mij pijn wilde doen. Ik zag dat de verdachte zijn knie met vaart omhoog bewoog richting mijn gezicht. Ik kon mijn hoofd nog net op tijd afwenden, omdat ik de knie zag aankomen. Toen wij nog in de val naar de grond waren, zag ik dat de verdachte mij richting mijn gezicht spuugde. Ik zag dat hij mij raakte op mijn linkerborst. Ik had een politiepolo aan en hierop was duidelijk te zien dat zijn spuug op de gele streep van de polo terecht was gekomen. Dit speeksel was gemend met bloed, afkomstig van zijn neus. Ik heb de verdachte hierop uit reactie een klap op zijn gezicht gegeven, waardoor hij nog meer begon te bloeden uit zijn neus. Ik zag dat de verdachte hierop als reactie door heel de ruimte begon heen te spugen en snuiten, met de intentie om ons allemaal te raken met zijn speeksel en bloed. Ik zag dat mijn collega [verbalisant 2] hierdoor helemaal onder zat met bloed en speeksel van de verdachte. Toen we op de grond lagen hebben we de noodknop ingedrukt en gewacht totdat er collega's kwamen om ons te assisteren. Nadat de collega's ter plaatse waren bleef de verdachte zich nog verzetten, maar konden wij de verdachte wel onder controle krijgen en boeien, waarna wij hem naar zijn cel konden slepen. Tijdens het naar de cel slepen zag ik dat de verdachte zijn hoofd omhoog deed, mij vol in mijn ogen keek, en zei: "I kill you all." Waardoor ik meteen het gevoel kreeg dat hij mij ook echt bedoelde en ik kreeg echt het gevoel dat hij het meende.
Tijdens mijn werkzaamheden maak ik vaker bedreigingen mee, maar deze keer voelde ik me echt geïntimideerd en voelde ik me echt bedreigd. Ik heb echt het gevoel dat hij het meende. Na dit incident zat de verdachte in zijn cel. Hierna hebben wij met de collega's onderling een de briefing gedaan, waarna hij voorgeleid moest worden aan de Hulpofficier van Justitie. In verband met onze veiligheid, door zijn agressiviteit, hebben wij dit gedaan via het luikje van de arrestantendeur en bewust gekozen om de deur niet te openen. Na het openen van dit luikje ben ik meteen opzij gestapt om de verdachte niet bozer te maken. Ik zag dat de verdachte door het luikje keek, mij toch zag staan en mij meteen aankeek en zei: "You broke my nose." Ik hoorde dat hij ook nog dingen in het Pools zei. Omdat wij de voorgeleiding wilde gaan doen hadden wij op dit moment al een Poolse tolk aan de telefoon, welke hoorde wat hij zei. Echter gaf de tolk alleen maar aan dat hij lelijke dingen zei, maar wilde de tolk niet vertellen wat de verdachte zei. Omdat hij wel mijn kant weer opkeek op het moment dat hij deze lelijke dingen zei in het Pools, voel ik mezelf geïntimideerd. Omdat de verdachte hierna weer erg boos werd, zag ik dat hij opnieuw richting mijn gezicht spuugde. Ik voelde de spetters speeksel van de verdachte tegen de linkerkant van mijn wang aankomen.
Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van het feit.
4. Het proces-verbaal van aangifte d.d. 29 augustus 2019. ( p. 23-25 van het politiedossier) voor zover inhoudende als verklaring van de aangever [verbalisant 1]:
Ik doe aangifte van mishandeling en bedreiging met de dood.
Op 28 augustus 2019 was ik in dienst als politieagent en werkzaam in Tilburg. Ik had dienst met collega [verbalisant 4] en was in uniform gekleed.
Op eerder vernoemde dag en datum, omstreeks 18:00 uur hadden mijn en ik collega een melding van een mishandeling op het centraal station in Tilburg. Op het station hebben wij daar een Poolse man als verdachte aangehouden. Dit ging allemaal zonder moeite en de verdachte werkte goed mee. Ik heb de verdachte geboeid en daarna achterin de bus gezet. Ik ben daarop met mijn collega [verbalisant 4] en de verdachte naar het arrestantencomplex gereden.
Ik ben met collega [verbalisant 4] en de verdachte in de lift naar boven gegaan. Het contact met de verdachte was goed. Wij waren op dat moment gewoon met de verdachte in gesprek en hij was erg rustig. Eenmaal boven liep de verdachte richting de fouilleringsruimte. Aldaar zag ik collega's [verbalisant 2] en [verbalisant 3] (het hof begrijpt: collega’s [verbalisant 2] en [verbalisant 3]) staan. Zij zijn beide collega's van arrestantentaken. Ik zag dat [verbalisant 2] het formulier aan het invullen was en collega [verbalisant 3] de verdachte ging fouilleren. Ik besloot om bij de deuropening te gaan staan. Tijdens het fouilleren zag ik dat de verdachte gewoon meewerkte. Echter hoorde ik dat er een discussie ontstond met de collega’s en de verdachte. Ik hoorde de verdachte meerdere keren vragen hoelang hij moest blijven. Ik hoorde dat de verdachte vertelde dat hij zo snel mogelijk weg wilde. Ik hoorde dat de collega’s meerdere malen hem probeerde uit te leggen dat wij negen uur de tijd hadden voor het onderzoek.
Na die discussie ontstond er een nieuwe discussie. Dit ging echter over het koortje van de broek van de verdachte. Die wilde hij niet uit doen. Ik zag dat de collega’s hem een broek van daar aanboden. Ik hoorde dat de verdachte daarop reageerde dat hij dat niet aan wilde doen. Ik merkte de dat bij deze discussie de sfeer kantelde. Ik zag dat de ogen van de verdachte wijder werd, zijn stem begon te heffen en wilde gebaren met zijn armen begon te maken. Ik besloot daarop mijn handschoenen aan te doen. Ik zag dat de medewerkers van A en V erg rustig bleven. Ik hoorde dat ze hem uitlegden dat hij twee keuzes had: of het koortje er uit of een broek van hen aantrekken. Ik hoorde nogmaals dat de verdachte riep dat hij dat niet ging doen. Daarop zag ik dat [verbalisant 2] richting de verdachte liep en hem op een rustige manier vertelde dat wij hem geen pijn wilde doen maar dat hij wel het koortje moest geven of een broek van hen aan moest. Ik zag dat hij de broek van A en V pakte en deze kapot scheurde.
Ik zag dat hij een pas naar de collega’s maakte. Daarop zag ik dat de collega’s hem vastpakten en probeerden hem onder controle te krijgen. Ik zag dat dit niet lukte omdat de verdachte er alles aandeed om los te komen. Ik heb daarop mijn collega’s ondersteund. Wij moesten gepast geweld gebruiken om de verdachte onder controle te krijgen. Ik stond op dat moment links van hem en probeerde zijn arm of pols een klem aan te leggen. Ik zag dat tijdens de worsteling de verdachte, van ongeveer 30 cm afstand, vol in mijn gezicht spuugde. Ik voelde het speeksel van de man over mijn gehele gezicht. Ik voelde mij hierdoor vies en vernederd. Ik zag dat de verdachte probeerde te schoppen naar mijn collega [verbalisant 3]. Ik zag dat hij meerdere malen spuugde richting collega [verbalisant 2] en [verbalisant 3]. Ik zag dat hij collega [verbalisant 2] in zijn gezicht spuugde. Ik zag dat zijn spuug rood van kleur was door het bloed. Wij zijn op de grond beland en ik zag dat er meerdere collega’s er bij kwamen. De verdachte bleef zich verzetten en spugen.
Op dat moment kon hij niet meer op ons spugen omdat ik zijn hoofd op de grond hield. Met heel veel moeite hebben wij met veel collega's de verdachte naar zijn cel gebracht. Ik liep op dat moment achter de verdachte en de collega's. Ik zag dat de verdachte naar mij keek en met luidde stem riep ‘I kill you, I kill you all’. Ik voel me door die woorden bedreigd. Ik voelde mij bedreigd omdat ik de man in staat acht zoiets ook daadwerkelijk te doen. Zeker nu ik gezien heb dat hij uit het niets ineens zo agressief kon worden.
Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van het feit.
5. Het proces-verbaal van aangifte d.d. 29 augustus 2019. (p. 26-28 van het politiedossier) voor zover inhoudende als verklaring van de aangever [verbalisant 2]:
Ik doe aangifte van mishandeling en bedreiging met de dood. Ik heb niemand toestemming gegeven mij pijn/of letsel toe te brengen en te bedreigen. Niemand had het recht hiertoe.
Ik ben werkzaam bij arrestantentaken aan de Ringbaan-West 232 te Tilburg. Mijn taak is onder andere het fouilleren van binnen gebrachte verdachten.
Gisterenavond omstreeks 19.00 uur was ik aan het werk. Omstreeks 19.05 uur kwam er een verdachte binnen. Ik kreeg van de collega's, die verdachte binnen brachten, te horen dat er geen bijzonderheden waren over betreffende verdachte. De verdachte kwam binnen. De verdachte is naar de fouilleerkamer gebracht. Ik zou het insluitingsformulier in gaan vullen. Mijn collega [verbalisant 3] zou de verdachte gaan fouilleren.
De verdachte was gekleed in een korte broek en een T-shirt. In de korte broek zat een koord. De huisregel van arrestantentaken is dat koortjes en touwtjes uit kleding worden gehaald. Willen verdachten dit niet, dan krijgen zij een vervangende broek. Dit is een papieren broek. Ik hoorde mijn collega [verbalisant 3] verschillende keren vragen of de verdachte het koord uit zijn broek wilde halen. Ik hoorde de verdachte zeggen, in het Engels, dat hij dit niet wilde. We hebben hem uitgelegd dat dit procedure was.
Verdachte bleef vragen om een slip, omdat hij geen onderbroek onder zijn broek droeg. Wij hebben verdachte verteld dat wij geen slip voor hem hadden. Toen [verbalisant 3] verschillende keren had uitgelegd dat een slip geen optie was, ben ik me erin gaan mengen omdat ik voelde dat de emotie vanuit verdachte toenam. Ik hoorde dat de stem van de verdachte omhoog ging en luider werd. Ook maakte verdachte zwaaiende bewegingen met zijn handen waaruit ik opmaakte dat verdachte niet mee wilde gaan werken.
Ik ben op verdachte afgestapt en ik ben ongeveer een meter voor verdachte gaan staan. Ik heb hem verteld dat verdachte moest meewerken en dat het niet anders kon. Ik heb letterlijk gezegd: 'Ik wil niet met je vechten, ik wil het netjes met je oplossen, er zijn huisregels. Broek uit of je krijgt een broek van ons." Dit zei ik in het Engels. Ik zag dat [verbalisant 3] ondertussen een broek van arrestantentaken aan de verdachte gaf. De verdachte pakte deze broek aan, zei: "Ik wil dit niet" en verdachte scheurde de broek kapot. Hierop wilden mijn collega [verbalisant 3] en ik de verdachte tegen de muur zetten voor de fouillering.
[verbalisant 3] en ik pakten de verdachte vast. Verdachte stond met zijn rug tegen de muur. [verbalisant 3] stond links voor de verdachte. Ik stond rechts voor de verdachte. Wij pakten verdachte beiden bij een arm om de verdachte om te kunnen draaien, zodat hij met zijn gezicht naar de muur zou komen te staan. Hierdoor zouden wij verdachte kunnen fouilleren. Ik merkte dat verdachte in eerste instantie meewerkte. Halverwege de draaiing voel ik dat verdachte in verzet ging. Dit merkte ik omdat verdachte ineens met kracht terugdraaide. Ik heb mijn kracht gebruikt om verdachte terug te draaien en hem tegelijkertijd met mijn rechterhand de hals-controletechniek aan te brengen. Ik heb mijn gewicht tegen hem aan moeten zetten om bij verdachte de controletechniek aan te leggen. Terwijl ik daar mee bezig was draaide ik en de verdachte op zo'n manier, dat ik met mijn rug tegen de muur kwam te staan met verdachte in hals-controletechniek met zijn rug tegen mijn borst aan. Ik voelde dat verdachte hevig aan het verzetten was. [verbalisant 3] en een van de collega's die de verdachte had aangehouden, [verbalisant 1], kwamen er bij. Ik zag dat zij de verdachte ook mee vast pakten. Ik bleef verdachte vast houden in de hals-controletechniek. Omdat ik hem niet onder controle kreeg en ik bleef voelen dat verdachte zich bleef verzetten, kwamen beide collega's te hulp.
Ik zag dat verdachte spuugde naar [verbalisant 3] en [verbalisant 1]. Ook schopte verdachte diverse keren naar mijn collega's. Verdachte was zo wild dat de collega's hem een paar tikken hebben gegeven om het verzet te breken. Ondertussen hebben zowel ik als [verbalisant 3] en [verbalisant 1] diverse keren geroepen dat verdachte zijn verzet moest staken en mee moest werken. Hier werd geen gehoor aan gegeven. Verdachte bleef zich hevig verzetten.
Ik hoorde dat een van de twee collega's zei: "Naar beneden, we moeten naar de grond". Ik had verdachte nog steeds in de hals-controletechniek. Ik zakte door mijn knieën, waardoor verdachte ook gedwongen werd om naar beneden te zakken. Op het moment dat we bijna beneden zijn, zie ik de rechterknie van de verdachte in de richting van het hoofd van mijn collega [verbalisant 3] bewegen. Het zag eruit alsof verdachte [verbalisant 3] een knie in het gezicht wilde geven. Ik zag dat verdachte [verbalisant 3] mistte op ongeveer 20/25 centimeter na.
We zijn naar de grond gegaan. Verdachte kreeg van een van mijn collega's nogmaals een tik om wederom het verzet te staken. Verdachte is hierbij geraakt op zijn gezicht, waardoor er bloed uit zijn neus en mond kwam. Ik lag inmiddels met verdachte op de grond. Je moet dit zo voor je zien dat ik met mijn hoofd en schouder nog tegen de muur leunde en onderuitgezakt tegen de muur aan hing met verdachte nog steeds in een controletechniek tegen mijn borst aan. Ik zag dat het bloed van de verdachte op mijn shirt, borst en arm terecht kwam. Ik zag dat verdachte zijn hoofd draaide richting mijn gezicht. Ik zag en voelde dat verdachte bloed uit zijn mond in mijn richting sproeide. Ik zag en voelde dat verdachte mij raakte met zijn bloed op mijn gezicht, hals, oor en lip. Ik zag dat verdachte zich bewust naar mij omdraaide om mij te kunnen raken met zijn bloed en speeksel.
Ik hoorde dat [verbalisant 3] de noodknop in drukte en om assistentie collega vroeg. De collega die achter het paneel zat, is ondertussen naar de verhoorkamers gelopen om collega's te vragen voor assistentie. Deze collega heet [verbalisant 5]. Er zijn vervolgens collega's gekomen. Deze hebben meegeholpen om verdachte onder controle te krijgen. Daarbij werd gevraagd of ik verdachte los wilde laten zodat collega's de verdachte op zijn buik konden neer leggen. Dit was met als reden dat verdachte zo minder kon spugen en zodat verdachte makkelijker gefixeerd kon worden. Omdat ik verdachte bovenop mij had liggen, was het voor mij lastig om onder verdachte uit te kunnen komen.
Collega’s hebben verdachte overgenomen van mij en ik ben onder verdachte uit geholpen door collega's. Verdachte is toen gefixeerd en geboeid.
Verdachte moest vervolgens naar de cel. Verdachte wilde alsnog niet meewerken. Hierop werd besloten om verdachte aan zijn benen te pakken. Ik heb verdachte bij zijn rechterbeen gepakt. Andere collega's hebben zijn andere been, zijn armen en zijn hoofd vastgepakt om verdachte naar de cel te brengen. Onderweg hierna toe hoorde ik verdachte roepen: "I'll kill you all". Inmiddels waren we bij zijn cel aankomen. In de cel hebben we verdachte op de grond gelegd en verteld dat verdachte rustig moest blijven en mee moest werken. Verdachte gaf hier nog steeds geen gehoor aan. We hebben verdachte nogmaals gefixeerd en ontboeid. Een voor een hebben de collega's verdachte los gelaten om de cel te verlaten. Ik was de laatste die de cel uit stapte. Tijdens deze actie hoorde ik dat verdachte opnieuw meerdere keren riep: I'll kill you. I'll kill you all". Ik zag dat, terwijl verdachte dit zei, hij mij aankeek.
Ik voelde mij ernstig bedreigd door de teksten die verdachte naar mij uitsprak. Ik heb vervolgens de cel verlaten en verdachte is ingesloten.
Ik heb vervolgens contact gehad met een arts van het Prik Meldpunt, vanwege het feit dat verdachte mij geraakt heeft met zijn bloed en speeksel.
Besmetting met Hepatitis C en HIV helemaal uitsluiten kon de arts niet, omdat verdachte verder niet heeft gezegd of hij iets onder de leden heeft en geen bloed heeft afgestaan. Direct na het spugen van verdachte richting mij voelde ik mij bezorgd omdat ik bang was voor de gevolgen van dit gespuug. Tevens voelde ik mij ernstig bedreigd door de teksten die verdachte richting mij geuit heeft, omdat ik dacht dat verdachte, gezien zijn toestand, deze uitingen wel eens waar zou kunnen gaan maken.
6. De verklaring van de verdachte, zoals afgelegd ter terechtzitting van dit gerechtshof van 11 december 2020, voor zover inhoudende:
Het klopt dat ik op 28 augustus 2019 te Tilburg naar één agent heb gespuugd. Mijn bloed was overal want ik was door hen geslagen en ik zat helemaal onder het bloed. Het kan zijn dat zij vies van mij werden, maar dat komt omdat ik aan het bloeden was.
Het klopt ik op 28 augustus 2019 te Tilburg bij mijn insluiting de woorden “I kill you!” heb geroepen. Ik schreeuwde dit tegen de politieagent die achter mijn rug stond.
Het klopt dat de politie mij een papieren broek heeft gegeven. Ik scheurde die papieren broek in tweeën. Op het moment dat ik dat gedaan had, werd ik door twee agenten op de grond gegooid. U vraagt mij of mij heb verzet tijdens de insluitingsfouillering. Ik lag op de grond en ik kan mij herinneren dat ik een beweging maakte. Twee agenten hielden mij vastgepind op de grond aan mijn armen.”
6. Het hof heeft ten aanzien van de bewezenverklaring, voor zover hier van belang, het volgende overwogen (met weglating van de voetnoten):
“De verdediging heeft primair vrijspraak bepleit ter zake van de onder 2, 3 en 4 tenlastegelegde feiten. Op gronden nader verwoord in haar pleitnota heeft de verdediging daartoe - kort weergegeven - aangevoerd dat de ambtenaren vanaf het moment van aanvangen van het geweld niet langer meer werkzaam waren in de rechtmatige uitoefening van hun bediening en dat de verdachte de tenlastegelegde handelingen heeft verricht als reactie op het tegen hem gebruikte disproportionele geweld.
[…]
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.