De bestreden beschikking houdt, voor zover voor de beoordeling van het middel van belang, het volgende in:
“Procedure
Op 30 april 2021 is op grond van artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) een klaagschrift ingediend.
Het klaagschrift is op 6 augustus 2021 door de raadkamer in het openbaar behandeld. De officier van justitie mr. G.H. Rip en de raadsman zijn gehoord. De klager is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
Feiten
Op 22 januari 2018 te Amstelveen is op grond van artikel 94 Sv lid 1 beslag gelegd op een Hino vrachtwagen met het Engelse kenteken [kenteken] (hierna: de vrachtwagen). Tijdens de inbeslagname was geen sprake van een beslagene.
Dit beslag is destijds gelegd in het kader van de onder opgemeld parketnummer ingeschreven strafzaak tegen de klager. De strafzaak waarin verdachte verdacht werd van voorbereidingshandelingen ten behoeve van de uitvoer van verdovende middelen en witwassen is op 10 februari 2021 geseponeerd wegens onvoldoende bewijs.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot de ongegrondverklaring van het beklag. Daartoe is gesteld dat de in beslag genomen vrachtwagen, nu bij de inbeslagname geen beslagene kon worden geïdentificeerd, dient te worden geretourneerd aan de persoon of instantie die redelijkerwijs als rechthebbende moet worden aangemerkt. Door klager is onvoldoende aannemelijk gemaakt dat hij de rechthebbende is, nu er geen bewijsstuk is overlegd van de tenaamstelling van de vrachtwagen. Het enkele feit dat klager in de vrachtwagen heeft gereden en de door hem bij het klaagschrift overgelegde aankoopbon, zijn onvoldoende om vast te stellen dat hij rechthebbende is. Op een rechtshulpverzoek aan de Ierse autoriteiten heeft het Openbaar Ministerie geen nadere informatie ontvangen over de vrachtwagen. Op de vraag wie de eigenaar van de vrachtwagen is, hebben klager en zijn toenmalige medeverdachten bij de politie verklaard dit niet te weten, dan wel hebben zij zich beroepen op hun zwijgrecht. Inmiddels is de vrachtwagen verkocht voor een bedrag van € 4.000,-. Dit bedrag zal worden bewaard ten behoeve van de rechthebbende.
Standpunt klager
Het klaagschrift strekt tot teruggave aan de klager van de vrachtwagen. Daartoe is aangevoerd dat het strafvorderlijk belang door het sepot is komen te vervallen en klager eigenaar en rechthebbende is van de vrachtwagen. In de vrachtwagen bevinden zich bewijsstukken die de eigendom en de tenaamstelling van klager kunnen aantonen. Ook verklaart klager bij de rechter-commissaris ondubbelzinnig dat de vrachtwagen van hem is. Op basis van het voorgaande is buiten twijfel komen vast te staan dat klager als redelijkerwijs rechthebbende dient te worden aangemerkt.
Beoordeling klacht
Niet in geding is de onderliggende stellingname bij het klaagschrift dat geen strafvorderlijk belang zich (meer) verzet tegen opheffing van het beslag en teruggave van de vrachtwagen aan de rechthebbende. De vraag die voorligt is of de klager redelijkerwijze als zodanig kan worden aangemerkt.
De rechtbank acht het enkele gegeven dat klager tegenover de rechter-commissaris op 9 februari 2018 heeft verklaard dat de vrachtwagen aan hem toebehoort, onvoldoende om vast te stellen dat klager de eigenaar is van de vrachtwagen. De bij het klaagschrift door de raadsman overgelegde stukken – waaronder een foto van een handgeschreven aankoopbon van 1 juni 2017 op naam van de klager – leiden wat dit aangaat niet tot een ander oordeel. De rechtbank kan op basis hiervan niet vaststellen of dit stuk daadwerkelijk betrekking heeft op een koopovereenkomst voor de in beslag genomen vrachtwagen en of deze, zoals door de klager is gesteld, nog steeds zijn eigendom is. De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat het voor de klager als gestelde eigenaar van de vrachtwagen relatief eenvoudig zou moeten zijn hiervan nadere bewijsstukken te overleggen. Op grond van het voorgaande kan niet worden vastgesteld dat de vrachtwagen redelijkerwijze aan klager toebehoort. Om die reden zal het klaagschrift ongegrond worden verklaard.”